In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 voor het voorhanden hebben van een imitatiepistool en een imitatierevolver. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld en de verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte schuldig zou verklaren zonder strafoplegging, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen imitatiewapens.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 september 2013 in Tilburg twee imitatiewapens voorhanden had, maar heeft ook rekening gehouden met de wijziging in de regelgeving omtrent speelgoedwapens, zoals vastgelegd in de Speelgoedrichtlijn. De verdediging heeft aangevoerd dat de wapens als speelgoedwapens moeten worden beschouwd en dat het voorhanden hebben daarvan niet langer strafbaar is. Het hof heeft geoordeeld dat de imitatiewapens niet meer als wapens in de zin van de Wet wapens en munitie kunnen worden aangemerkt, en dat de verdachte derhalve niet strafbaar is.
Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens is gelast dat de in beslag genomen imitatiewapens aan de verdachte worden teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt de impact van de Speelgoedrichtlijn op de Nederlandse wetgeving en de toepassing van het strafrecht in gevallen van voorhanden hebben van imitatiewapens.