ECLI:NL:GHSHE:2015:5221

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
20-001453-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens voorhanden hebben van imitatiewapens in het kader van de Speelgoedrichtlijn

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 voor het voorhanden hebben van een imitatiepistool en een imitatierevolver. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld en de verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte schuldig zou verklaren zonder strafoplegging, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen imitatiewapens.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 september 2013 in Tilburg twee imitatiewapens voorhanden had, maar heeft ook rekening gehouden met de wijziging in de regelgeving omtrent speelgoedwapens, zoals vastgelegd in de Speelgoedrichtlijn. De verdediging heeft aangevoerd dat de wapens als speelgoedwapens moeten worden beschouwd en dat het voorhanden hebben daarvan niet langer strafbaar is. Het hof heeft geoordeeld dat de imitatiewapens niet meer als wapens in de zin van de Wet wapens en munitie kunnen worden aangemerkt, en dat de verdachte derhalve niet strafbaar is.

Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens is gelast dat de in beslag genomen imitatiewapens aan de verdachte worden teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt de impact van de Speelgoedrichtlijn op de Nederlandse wetgeving en de toepassing van het strafrecht in gevallen van voorhanden hebben van imitatiewapens.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001453-15
Uitspraak : 15 december 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 april 2015 in de strafzaak met parketnummer 02-174341-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1965,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld, bij welk vonnis de verdachte – kort gezegd – ter zake van het voorhanden hebben van een imitatiepistool en een imitatierevolver, is veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 (bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en hem schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof de twee onder verdachte in beslag genomen imitatiewapens verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging. In het geval het hof mocht komen tot een veroordeling, heeft de verdediging verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in art. 9a Sr dan wel de strafoplegging te beperken tot een geheel voorwaardelijke straf. Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen heeft de verdediging verzocht dat daarvan de teruggave aan verdachte wordt gelast.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2013 te Tilburg (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een imitatiepistool (merk Gonher, type Magnum 2) en/of een imitatierevolver (merk Gonher, type Ranger), zijnde (een) voorwerp(en) vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 september 2013 te Tilburg wapens van categorie I onder 7°, te weten een imitatiepistool (merk Gonher, type Magnum 2) en een imitatierevolver (merk Gonher, type Ranger), zijnde voorwerpen vermeld op lijst a van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Verweer ten aanzien van (de strafbaarheid van) het bewezenverklaarde
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak, dan wel ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de twee aangetroffen voorwerpen speelgoedwapens zijn, die gewoon in een speelgoedwinkel te koop zijn (blijkens de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep getoonde gids van Intertoys en de door de verdediging (via Google) overgelegde uitdraaien). Voorts heeft de verdediging het hof gewezen op de zogenaamde Speelgoedrichtlijn (Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009). Als uitvloeisel van deze Richtlijn is de Regeling wapens en munitie gewijzigd met gevolg dat per 2 juli 2014 bijlage a bij de Regeling wapens en munitie is komen te vervallen en het niet langer strafbaar is om dergelijke speelgoedwapens voorhanden te hebben.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Zoals hiervoor vermeld, acht het hof bewezen dat verdachte op 7 september 2013 twee imitatiewapens (door de politie aangeduid als een klapperpistool en -revolver) voorhanden heeft gehad. Deze wapens zijn op genoemde datum onder het bed van verdachte aangetroffen en verdachte heeft hierover verklaard dat deze aan hem toebehoren. Hij heeft verklaard dat hij de wapens van zijn (inmiddels overleden) vader heeft gekregen; het is het enige dat hij nog van zijn vader heeft.
Op de ten laste gelegde datum viel het voorhanden hebben daarvan onder bijlage a van de Regeling wapens en munitie en waren beide wapens op grond daarvan aan te merken als wapen in de zin van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). Echter, zoals de verdediging ook heeft betoogd, is de regelgeving hieromtrent inmiddels gewijzigd, waarbij zowel lijst a als lijst b van de Regeling wapens en munitie is komen te vervallen. Het hof zal, gelet op het bepaalde in art. 1 lid 2 Sr, de voor verdachte meest gunstige bepaling toepassen, te weten het bepaalde in de huidige Regeling wapens en munitie. Hieruit volgt dat de ten laste gelegde imitatiewapens niet langer door de Minister aangewezen voorwerpen zijn die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn. Dit maakt dat, in dit geval, geen sprake is van wapens in de zin van de WWM.
Het hof merkt hierbij nog op dat over de kwestie van speelgoedwapens Kamervragen zijn gesteld (ingezonden 25 februari 2015, 2015Z03276), te weten wat de geldende regels in Nederland zijn voor het verkopen, voorhanden hebben en gebruiken van op echte wapens lijkende speelgoedwapens. Uit de beantwoording daarvan door de Minister van Veiligheid en Justitie bij brief van 16 maart 2015 (kenmerk: 624559) volgt dat het verkopen en dragen van speelgoed dat in de zin van de Speelgoedrichtlijn op een wapen lijkt of kan lijken, niet verboden is op grond van de WWM, tenzij sprake is van een voorwerp dat als een wapen wordt aangemerkt, omdat gelet op de aard of omstandigheden waaronder het voorwerp wordt aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het bestemd is om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. In dat geval is sprake van een wapen in de zin van art. 2 lid 1 onder categorie IV sub 7 WWM. Het dragen van een dergelijk wapen is verboden op grond van art. 27 lid 1 WWM en strafbaar gesteld in art. 54 WWM.
Het hof overweegt in dit kader dat de twee ten laste gelegde imitatiewapens in de woning van verdachte, onder diens bed, zijn aangetroffen. Gelet op de aard of omstandigheden waaronder de twee imitatiewapens zijn aangetroffen, kan naar het oordeel van het hof niet worden aangenomen dat deze imitatiewapens bestemd waren om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Nu geen sprake is van wapens in de zin van art. 2 lid 1 onder categorie IV sub 7 WWM en bovendien het enkele voorhanden hebben van een wapen van categorie IV niet strafbaar is (voor personen boven de 18 jaar, zoals verdachte), maar alleen het dragen van een dergelijk wapen (wat niet is ten laste gelegd), levert het bewezen verklaarde naar het oordeel van het hof geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beslag
Gelet op het hiervoor overwogene, zal het hof de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 1 1 STK imitatiewapen G1013472;
 1 1 STK imitatiewapen G1013473.
Aldus gewezen door
mr. M. Rutgers, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 15 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.