In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie. De man, appellant in principaal appel en verweerder in incidenteel appel, heeft verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 september 2014 te vernietigen. Hij verzoekt om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind, geboren in 2007, te verlagen naar € 25,- per maand, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift op 11 december 2014. De vrouw, geïntimeerde en appellante in incidenteel appel, heeft de grieven van de man betwist en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 10 november 2015, waarbij beide partijen bijgestaan werden door hun advocaten. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de beschikking van de rechtbank en de financiële gegevens van de man. Het hof overweegt dat de man onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de overeengekomen bijdrage niet langer passend is, maar komt tot de conclusie dat de man in zijn verzoek kan worden ontvangen. De ingangsdatum van de wijziging van de onderhoudsbijdrage wordt vastgesteld op 9 september 2013, de datum van indiening van het verzoekschrift.
Het hof wijzigt de eerdere beschikking van de rechtbank Utrecht van 23 juli 2008 en bepaalt dat de man een bijdrage van € 25,- per maand moet voldoen, met ingang van de vastgestelde datum. Het verzoek van de man om de bijdrage voor de periode vóór de wijziging vast te stellen op hetgeen feitelijk is betaald, wordt afgewezen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 10 december 2015.