4.6Het hof zal hierna de volledige vraagstelling en de beantwoording daarvan zoals opgenomen in het deskundigenbericht weergeven.
Vraag 1
Kan de deskundige schade aan de woning en het tuinhuisje van [appellant] vaststellen die een van buiten komende oorzaak heeft?
Het gaat daarbij meer in het bijzonder om de schade die de partij-experts CED/Nomex alsook [expertisebureau] hebben waargenomen, zonder uit te zonderen eventuele schade die daarna nog is ontstaan of verergerd.
Antwoord op vraag 1
Een deel van de schade aan de woning van [appellant] is veroorzaakt door zettingen en zettingsverschillen. Deze zettingen en zettingsverschillen zijn veroorzaakt door een combinatie van:
- de lokaal hogere funderingsdrukken die zijn ontstaan door de verbouwing in 1975;
- de mogelijk meer zettingsgevoelige grond onder de bijkeuken;
- de grondwaterstandsverlaging die is toegepast bij de verbouwing bij Sported.
of door een combinatie van:
- de lokaal hogere funderingsdrukken die zijn ontstaan door de verbouwing in 1975;
- de mogelijk meer zettingsgevoelige grond onder de bijkeuken;
- een andere medeoorzaak, waarbij gedacht kan worden aan een defect aan de afvoerleiding onder de woning van [appellant] .
Bij de eerste combinatie zijn de twee eerste medeoorzaken interne oorzaken terwijl de derde medeoorzaak een van buiten komende oorzaak is, die als het ware ‘de druppel was die de emmer deed overlopen’.
Bij de tweede combinatie gaat het alleen om interne oorzaken.
Voor andere (mede)oorzaken voor de schade zijn geen aanwijzingen gevonden.
Vraag 2
Wat is de oorzaak of zijn de medeoorzaken van díe schade? Daarbij ware geen oorzaak uit te sluiten. Te denken valt aan de in 2005/2006 plaatsgevonden hebbende verbouwing van het pand van Sported, maar als de deskundige andere factoren als (mede)oorzaak van het pand ontwaart, zoals kennelijk oudere scheurvorming of zwaar verkeer, dient hij daar melding van te maken. Meer in het bijzonder ware aandacht te besteden aan de volgende
subvragen:
Hebben de belendende percelen aan [het adres] wel of geen schade van de bouw ondervonden, en indien neen waarom bij [appellant] dan wel?
Neemt de schade aan het pand nog steeds toe en zo ja waarom?
Is de in 2003 nog bestaand hebbende verzakte bijkeuken, die toen is afgebroken en geheel opnieuw is opgebouwd, voor de vraagstelling van belang?
Antwoord op vraag 2
Het antwoord op de vraag naar de oorzaak van de zettingsgerelateerde schade in de woning van [appellant] is reeds gegeven in het antwoord op vraag 1.
De overige aanwezige schade is veroorzaakt door krimp, temperatuurvariaties en/of (verkeers)trillingen. Overigens is deze overige schade minimaal en kan worden hersteld door normaal onderhoud.
De schade aan het tuinhuisje betreft een geringe verplaatsing van enkele betonstenen, waarop het tuinhuisje staat. Wat de oorzaak is van deze schade is niet te bepalen. De omvang van deze schade, voor zover al van schade kan worden gesproken, is overigens nihil.
Het antwoord op de gestelde subvragen is:
De overige panden aan [het adres] en aan [het adres] hebben geen schade ondervonden, met uitzondering van het pand aan [het adres] . In dat pand was sprake van enkele haarscheurtjes in de muur direct naast de bouwput en een haarscheur in de langs- en stootvoegen van het buitenmetselwerk onder het keukenraam. Ten opzichte hiervan is de schade aan de woning van [appellant] uitzonderlijk. Als de verlaging van de grondwaterstand voor deze schade een rol heeft gespeeld, dan is deze schade alleen verklaarbaar door de bijzondere omstandigheden bij de woning van [appellant] , te weten de verbouwing in 1975 en de mogelijk meer zettingsgevoelige grond onder de bijkeuken.
De schade is toegenomen na de eerste waarneming daarvan in 2006 en na de eerste opname door CED Nomex in 2007. De oorzaak daarvan is dat een nieuw evenwicht moet worden gevonden bij een steeds langzamer toenemende zetting. Dit kan tot enkele jaren na het ontstaan van de schade in 2006 duren.
De verzakking van de bijkeuken vormt een indicatie van meer zettingsgevoelige grond daaronder. Dat kan, zoals eerder aangegeven, een medeoorzaak zijn van de schade en is in die zin dus van belang.
Vraag 3
Als de schade (mede) is veroorzaakt door de verbouwing ín 2005/2006 van het pand van Sported in welke mate heeft daaraan dan bijgedragen:
a. De wijze waarop damwanden / grondkerende constructies zijn uitgevoerd.
Daarbij ware aandacht te besteden aan de omstandigheden:
- i) Dat voor grondkerende constructies (bestek, punt 13.3) van de op dat moment voorziene kelder een voorstel van Krings Internationale Benelux bv voorlag, waarin damwanden werden geadviseerd.
- ii) Dat
- iii) Dat in afwijking van het voorstel Krings [Bouwbedrijf] in de open begroting een Berliner wand had geoffreerd, maar dat uiteindelijk in overleg met onder meer [Adviesburo] een houten keerwand met groutankers is uitgevoerd, wat wellicht een kostenbesparing opleverde.
en ware aan te geven of deze of gene wijze van uitvoeren in de omstandigheden ter plaatse en bij het gegeven dat bronbemaling noodzakelijk was, als ‘redelijk’ dan wel als ‘ondeugdelijk’ moet worden beschouwd.
De wijze, duur en inrichting van de bronbemaling.
Daarbij ware de betekenis van het bemalingsadvies van [adviseur] aan te geven alsook aan te geven of de tussen partijen in geschil zijnde vragen:
- i) of het aanzetten van de bronbemaling op 6 september 2005 terwijl [Bouwbedrijf] stelt dat dat beter op 2 oktober 2005 had kunnen gebeuren, vier dagen vóór de aanvang, op 6 oktober 2005, van de graafwerkzaamheden;
- ii) of het tijdstip waarop de bronbemaling is beëindigd (op 21 oktober 2005, op 18 november 2005 of op enig ander tijdstip);
van invloed kunnen zijn geweest op ontstaan en omvang van de schade.
Antwoord op vraag 3
a. Er zijn 18 mm dikke grondkerende bekistingspanelen toegepast die zijn verankerd in de grond. Dit is een rationele en redelijke keuze geweest voor deze situatie. De gemaakte keuze wijkt weliswaar af van eerdere plannen (omstandigheden (i) en (iii)) maar dat heeft geen invloed op de effecten van de bemaling op de omgeving. In dit verband wordt opgemerkt dat de oplossingen (i) en (iii) in feite ook grondkerende constructies betroffen. Het grotere oppervlak van de kelder en het minder diep ontgraven (omstandigheid (ii)) heeft mogelijk zelfs een gunstige invloed gehad.
b. De bronbemaling heeft gedraaid van 01-09-2005 of 06-09-2005 tot 18-11-2005. Partijen verschillen daarover van mening en de overlegde informatie geeft daarover geen uitsluitsel. Voor de effecten van de grondwaterstandsverlaging op de omgeving maakt dit echter geen verschil. Voor het overige zijn er geen bijzonderheden met betrekking tot de wijze en inrichting van de bronbemaling. Deze is aangelegd conform de door [adviseur] verstrekte adviezen en heeft naar behoren gefunctioneerd.
Vraag 4
Is een eindtoestand bereikt of zijn maatregelen om verdere toename van de schade te voorkomen noodzakelijk?
Antwoord op vraag 4
Of al een eindtoestand is bereikt is niet met zekerheid aan te geven. Volgens [appellant] was ten tijde van het bezoek in maart 2012 nog steeds sprake van een toename van de schade. Indien er sprake is van meer zettingsgevoelige grond onder (een deel van) de woning van [appellant] dan zou het bereiken van een eindtoestand nog wat langer kunnen duren. Door middel van monitoring gedurende enige tijd kan worden vastgesteld of, dan wel wanneer een eindtoestand is bereikt.
Voor het bepalen van de noodzaak van maatregelen is het ook van belang dat de in 1975 uitgevoerde verbouwing, waardoor lokaal hogere belastingen op het metselwerk en de fundering zijn ontstaan, nader wordt beoordeeld door een constructeur. Op basis van de resultaten van die beoordeling kan worden bepaald of, en zo ja welke maatregelen nodig zijn.
Vraag 5
Wat zijn (aannemende dat herstel mogelijk is) de kosten van maatregelen ter voorkoming van verdere toename van schade en de kosten van herstel?
Antwoord op vraag 5
De kosten van maatregelen ter voorkoming van verdere toename van schade en de kosten van herstel van de schade kunnen pas worden geraamd nadat de resultaten beschikbaar zijn van de constructieve beoordeling zoals bedoeld in het antwoord op vraag 4. lndicatief kan worden aangegeven dat de totale kosten richting € 50.000,00 exclusief BTW kunnen oplopen indien een aanpassing van de constructie en de fundering noodzakelijk blijkt te zijn. Eveneens indicatief zijn de kosten in de orde van € 10.000,00 exclusief BTW indien geen aanpassingen van de constructie en de fundering nodig zijn.
Vraag 6
Wenst de deskundige eigener beweging nog opmerkingen te maken?
Antwoord op vraag 6
Het onderzoek heeft opgeleverd dat sprake is van een combinatie van oorzaken van de schade door zettingen en zettingsverschillen. Indien de waterstandsverlaging door de bemaling medeoorzaak is, dan is die medeoorzaak de spreekwoordelijke ‘druppel die de emmer deed overlopen’.
Naar aanleiding van deze constatering wordt opgemerkt dat de schade zeer waarschijnlijk niet zou zijn ontstaan indien de verbouwing in 1975 niet of anders zou zijn uitgevoerd en/of indien er geen sprake was van meer zettingsgevoelige grond onder (een deel van) de woning van [appellant] , met name onder en nabij de bijkeuken. In dit verband is van belang dat de andere woningen in de nabijheid een vergelijkbare bouwwijze hebben, op dezelfde wijze zijn gefundeerd en geen schade door de waterstandsverlaging hebben opgelopen. Alleen bij de woning direct naast de bouwput is sprake van enkele haarscheurtjes in de muur naast de bouwput en een haarscheur in de langs- en stootvoegen van het buitenmetselwerk onder het keukenraam. Die schade is minimaal in vergelijking met de schade aan de woning van [appellant] .
Of er sprake is van meer zettingsgevoelige grond bij de woning van [appellant] kan desgewenst worden vastgesteld door het uitvoeren van nader grondonderzoek.
Bij de beantwoording van vraag 1 is aangegeven dat de schade aan de woning van [appellant] mede veroorzaakt zou kunnen zijn door een defect aan de afvoerleiding (riolering) onder de woning van [appellant] . Door onderzoek aan de riolering kan desgewenst worden vastgesteld of daar sprake van is.
Ten slotte wordt opgemerkt dat voor een doeltreffend herstel van schade de oorzaken daarvan vastgesteld dienen te worden.