4.1De rechtbank heeft in het bestreden vonnis feiten vastgesteld, waartegen niet is gegriefd. Het hof zal hierna een opsomming geven van die feiten, voor zover relevant in dit hoger beroep.
a. [appellante] heeft op 13 april 2004 met [Letselschade B.V.] een schaderegelingsovereenkomst gesloten teneinde haar belangen te behartigen in een geschil met een arts over aansprakelijkheid voor door [appellante] geleden schade door medische handelingen van die arts. Deze overeenkomst (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna “de schaderegelingsovereenkomst”) luidt, voor zover van belang:
“(…) Hierbij bevestig ik, [vertegenwoordiger van Letselschade B.V.] namens [Letselschade B.V.] (…) de bereidheid voor u op te treden als belangenbehartiger om te trachten de door u geleden en nog te lijden schade als gevolg van de gevolgen van medische behandelingen in oktober 2002 en in het voorjaar 2003 namens u op de aansprakelijke partij te verhalen, (…)
No Cure-no pay:
[Letselschade B.V.] (…) verricht zijn werkzaamheden op basis van “no cure-no pay”, hetgeen inhoudt dat, indien geen resultaat wordt behaald, aan (…) [appellante] geen kosten of honorarium in rekening zullen worden gebracht. Alle in het kader van zijn taak als belangenbehartiger van (…) [appellante] te maken kosten, bijvoorbeeld voor medisch advies of een specialistische expertise of de kosten van een juridische procedure, worden door [Letselschade B.V.] (…) voorgefinancierd en komen voor zijn rekening, voor zover ze niet door de aansprakelijke partij worden vergoed.
Honorarium
Het honorarium voor de verleende rechtsbijstand bedraagt 15%inclusief BTWvan het door [Letselschade B.V.] (…) te verhalen schadebedrag. Het honorarium is verschuldigd op moment dat de door [Letselschade B.V.] (…) gerealiseerde schadevergoeding of een voorschot daarop, tot uitkering komt. (…) [appellante] gaat er mee akkoord dat het verschuldigde honorarium meteen bij betaalbaarstelling van de schadevergoeding of een voorschot daarop, door [Letselschade B.V.] (…) wordt verrekend c.q. in rekening wordt gebracht.
(…)
Verhaal van de rechtsbijstandkosten
[Letselschade B.V.] (…) verplicht zich te trachten een zo groot mogelijk deel van de rechtsbijstandkosten en -verschotten te verhalen op de aansprakelijke partij. Het bedrag dat de aansprakelijke partij aldus aan [Letselschade B.V.] (…) vergoedt, wordt volledig in mindering gebracht op het verschuldigde 15%-honorarium zoals hiervoor vermeld.
(…)
Op deze overeenkomst zijn de bepalingen van toepassing zoals vastgelegd in titel 7, boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
(…)”.
b. [Letselschade B.V.] heeft als advocaat ingeschakeld [advocaat] , die namen [appellante] een vordering tot schadevergoeding tegen de arts bij de toenmalige rechtbank Maastricht aanhangig heeft gemaakt.
c. Bij brief van 5 maart 2008 heeft [plastisch chirurg] , een plastisch chirurg gevestigd te [plaats] , aan [appellante] laten weten dat de totaalkosten voor een operatie ter correctie van de medische handelingen als hiervoor onder sub a genoemd, € 4.250,- bedragen.
d. Bij brief van 19 augustus 2011 (productie 9 bij conclusie van antwoord) bericht [vertegenwoordiger van Adverlaw] van Adverlaw namens de verzekeraar van de arts het volgende aan [vertegenwoordiger van Letselschade B.V.] :
“(…)
Wat materiële schade betreft dient er rekening gehouden te worden met de kostprijs van een littekencorrectie (…) geraamd op € 4.250,00 EUR.
Wordt dan nog rekening gehouden met uw declaratiekosten (…) van om en bij de 19.000,00 EUR, dan meen ik dat het bedrag van 25.000,00 EUR ter regeling van de zaak zeker als een aanvaardbaar en redelijk voorstel komt.(…)”
e. Bij brief van 21 juni 2012 (productie 3 dagvaarding in eerste aanleg) laat [Letselschade B.V.] [appellante] weten:
“(…)
Inmiddels ontving ik (…) een laatste voorstel om de zaak minnelijk af te ronden.
Op grond van mijn nadere overleg met [vertegenwoordiger van Adverlaw] heeft zij (…) het eerdere aanbod verhoogd met € 5.000,- en bedraagt de totale schadevergoeding thans € 30.000,- inclusief de vergoeding van onze kosten. (…)
In ons onderhoud van 14 september 2011 heb ik u over de kansen en risico’s van uw dossier ingelicht. Het voorstel wat toen ter tafel lag was een bedrag van € 25.000,-, waarin ook de kosten van onze inschakeling begrepen waren. Die kosten beliepen toen al een bedrag van ruim € 19.000,- waarbij ik u echter heb aangegeven bereid te zijn genoegen te nemen met een gematigd bedrag van € 15.000,-. In dat geval zou er voor u een slotuitkering resteren van € 10.000,-. (…)
Wanneer u ons advies volgt en het huidige voorstel accepteert, handhaven we, ondanks de verder opgelopen kosten, ons eerdere voorstel om onze nota te beperken tot (…) € 15.000,-. Dat betekent dat u dan een slotbedrag tegemoet kunt zien van € 15.000,-. (…)”
f. Op verzoek van [appellante] is haar bij brief van 2 juli 2012 de specificatie van de door [Letselschade B.V.] gemaakte kosten verstrekt. Naar aanleiding daarvan heeft de voormalige gemachtigde van [appellante] bij brief van 6 juli 2012 gesteld, dat [Letselschade B.V.] teveel honorarium in rekening heeft gebracht en dat [Letselschade B.V.] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst de kosten van de door [Letselschade B.V.] ingeschakelde advocaat niet in rekening mocht brengen.
g. [Letselschade B.V.] heeft bij e-mail van 7 augustus 2012 erkend dat het honorarium moet worden beperkt tot € 4.500,- inclusief btw en heeft een nieuwe declaratie opgemaakt van in totaal € 14.402,06 voor honorarium, kantoorkosten en verschotten.
h. Bij brief van 16 augustus 2012 (productie 16 bij conclusie van antwoord) bericht [vertegenwoordiger van verzekeraar] namens de verzekeraar van de arts het volgende aan [Letselschade B.V.] :
“(…)
Vooreerst dien ik te benadrukken dat het minnelijk voorstel a rato van 30.000,00 EUR gebaseerd was op (1) uw declaratiekosten van 19.203,58 EUR en (2) een schadevergoeding all-in van ± 8.500,00 EUR voor uw cliënte.(…)”.
i. In oktober 2012 is een vaststellingsovereenkomst (productie 11N dagvaarding in eerste aanleg) gesloten tussen de verzekeraar van de arts, de arts en [appellante] (daarin aangeduid als “benadeelde”). Art. 1 van die overeenkomst luidt:
“Alle aanspraken van benadeelde op vergoeding van de geleden en in de toekomst nog te lijden materiële schade, immateriële schade, schade in verband met de aantasting van het arbeidsvermogen, wettelijke rente worden door deze vaststellingsovereenkomst vastgesteld op (…) € 30.000,- inclusief de kosten van rechtsbijstand.”
j. [Letselschade B.V.] heeft genoemd bedrag van € 30.000,- ontvangen en van dat bedrag € 15.597,94 uitgekeerd aan [appellante] .
4.2.1[appellante] heeft na vermeerdering van eis in eerste aanleg gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [Letselschade B.V.] om aan haar te betalen:
a. € 9.902,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2013, althans 27 juni 2013, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
b. aan buitengerechtelijke kosten € 739,85 inclusief btw, althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2013, althans 27 juni 2013, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
c. de kosten van de procedure, waaronder begrepen kosten gemachtigde.
4.2.2[Letselschade B.V.] heeft in reconventie gevorderd veroordeling van [appellante] om aan [Letselschade B.V.] te betalen € 500,- aan buitengerechtelijke kosten.
4.2.3De rechtbank heeft de vordering van [appellante] afgewezen omdat, kort gezegd, de door [Letselschade B.V.] gemaakte kosten zijn opgenomen in het bedrag van € 30.000,- dat is vastgesteld in de vaststellingsovereenkomst. Krachtens de schaderegelingsovereenkomst heeft [Letselschade B.V.] recht op vergoeding daarvan. De rechtbank heeft [appellante] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, welke de rechtbank aan de zijde van [Letselschade B.V.] heeft begroot op nihil.
De vordering in reconventie is afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat sprake is van buitengerechtelijke kosten in de zin van de wet. De rechtbank heeft [Letselschade B.V.] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de reconventie, welke de rechtbank aan de zijde van [appellante] heeft begroot op nihil.