In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Oerlemans, vorderde betaling van een bedrag van € 30.000 van de geïntimeerde, die werd bijgestaan door mr. T.G.M. Scheers. De appellant stelde dat hij werkzaamheden had verricht op basis van een overeenkomst met de geïntimeerde en dat deze kosten als lening waren aangemerkt. De geïntimeerde betwistte deze stellingen en voerde tegenbewijs aan. Het hof had eerder tussenarresten gewezen waarin de geïntimeerde was toegelaten tot tegenbewijs. Tijdens de procedure werden getuigen gehoord, waaronder de geïntimeerde zelf en verschillende andere getuigen die de stellingen van de appellant ondermijnden. Het hof concludeerde dat de verklaringen van de getuigen voldoende waren om het bewijs van de appellant te ontzenuwen. De appellant slaagde er niet in om het bewijs te leveren dat hij de werkzaamheden had verricht waarvoor hij betaling vorderde. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 december 2015.