ECLI:NL:GHSHE:2015:5034

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
F 200.130.436/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactregeling tussen ouders na scheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de contactregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen, na een eerdere beschikking van de rechtbank. De moeder, hierna aangeduid als appellante, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgangsregeling die de vader, verweerder, wenst. De zaak is behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 3 december 2015 uitspraak deed. De eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 april 2013 werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof heeft vastgesteld dat er geen belemmeringen van zwaarwegend belang zijn voor een omgangsregeling tussen de vader en de jongste minderjarige, [minderjarige 2]. De vader en [minderjarige 2] zijn gerechtigd tot contact op zaterdagen om de week, met inachtneming van de voetbalactiviteiten van [minderjarige 2]. De eerste contacten zijn vastgesteld op vier uur, met de mogelijkheid tot uitbreiding in de toekomst. Voor de oudste minderjarige, [minderjarige 1], is er echter sprake van ernstige bezwaren voor contact met de vader, en het hof heeft het verzoek tot het vaststellen van een contactregeling voor hem afgewezen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft partijen verzocht om pro forma te rapporteren over het verloop van de contacten voor 1 juni 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 3 december 2015
Zaaknummer: F 200.130.436/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/166854 / S RK 11-1169
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.F.A.D.C. Tjalma,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader.

13.De beschikking d.d. 30 oktober 2014

Bij die beschikking heeft het hof bepaald dat de vader en [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , gerechtigd zijn tot contact met elkaar in het kader van de module Begeleide Omgangsregeling (BOR) niveau 3 van de Mutsaersstichting op een locatie te [locatie 1] of [locatie 2] .
Het hof heeft iedere verdere beslissing pro forma aangehouden tot 30 juni 2015, in afwachting van het verloop van de begeleide omgangscontacten.
Voorts heeft het hof de Mutsaersstichting verzocht het hof tijdig vóór bovenstaande pro forma datum schriftelijk te informeren omtrent de resultaten van de begeleide contacten, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de vader, de raadsvrouw van de moeder en de raad.
Tot slot heeft het hof deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

14.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

14.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Tjalma;
-de vader;
-de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
14.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
14.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het faxbericht van de Mutsaersstichting d.d. 26 juni 2015, ingekomen ter griffie van het hof op 29 juni 2015, welk bericht als rapportage geldt van het traject zoals door de Mutsaersstichting is begeleid;
- de brief van de raad met als bijlage voornoemde brief van de Mutsaersstichting d.d. 8 juli 2015;
- de brief van de Mutsaersstichting d.d. 12 augustus 2015 met als bijlage de reactie van de vader op de voornoemde rapportage;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 27 augustus 2015;
- de brief van de advocaat van de moeder met bijlage, d.d. 27 oktober 2015.

15.De verdere beoordeling

15.1.
Uit de rapportage van de Mutsaersstichting van 26 juni 2015 volgt onder meer dat tussen de vader en [minderjarige 2] gemaakte belafspraken niet altijd soepel zijn verlopen dan wel niet zijn nagekomen. Daarnaast verschillen de vader en de moeder van opvatting over de verblijfsregeling. De vader wil omgang en de moeder wil dit niet.
De vader verwijt de moeder dat zij meer moet doen om de kinderen te stimuleren.
In het gezin speelt het thema huiselijk geweld en alcoholgebruik. De vader heeft aangegeven zich te hebben gerehabiliteerd. Hij wil de relatie met de kinderen graag herstellen zodat zij ook een positief beeld over hem kunnen ontwikkelen. Concreet heeft de vader een gesprek met [minderjarige 1] gevraagd.
Uit de gesprekken met de kinderen volgt dat [minderjarige 2] geen keuze maakt en wil dat de ouders de keuze voor hem maken. [minderjarige 1] wil geen contact met de vader. De confrontatie met de vader is voor hem heel moeilijk vanwege pijnlijke herinneringen.
De Mutsaersstichting heeft de rapportage afgesloten met de conclusie dat de situatie muurvast zit en partijen misschien dan niet nu, in ieder geval wel in de toekomst de confrontatie dienen aan te gaan met het ontstane gezinsprobleem.
15.2.
De vader heeft ten aanzien van de rapportage opgemerkt dat hij niet heeft kunnen kijken naar de tennistraining van [minderjarige 2] aangezien hij geen informatie hierover heeft ontvangen van de moeder. Tevens stelt de vader dat belafspraken niet door de moeder worden nagekomen. De vader ontkent dat er sprake was van alcoholmisbruik, dit was enkel door de moeder beweerd en verder niet naar voren gekomen of bewezen.
15.3.
De moeder acht het thans in het belang van de kinderen dat er rust komt. Om de kinderen opnieuw aan een onderzoek te onderwerpen acht de moeder niet in hun belang. Het sociale leven van de kinderen en de schoolprestaties worden hierdoor verder beïnvloed. [minderjarige 1] is in niveau achteruit gegaan nu hij zich niet kan concentreren. De kinderen dienen met rust te worden gelaten en zelf de gelegenheid te krijgen om contact met de vader op te nemen dan wel het contact uit te breiden wanneer zij daar aan toe zijn.
[minderjarige 2]
15.4.
Het hof is naar aanleiding van het verhandelde tijdens de voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat er gelet om de huidige omstandigheden er ten aanzien van [minderjarige 2] geen belemmeringen van zwaarwegend belang bestaan om toe te werken naar een omgangsregeling met de vader.
Gebleken is dat, ondanks dat dit door praktische problemen niet altijd even goed verloopt, er sprake is van een regelmatig telefonisch contact tussen de vader en [minderjarige 2] . Tevens heeft de vader, in overleg met [minderjarige 2] , deelname voor [minderjarige 2] geregeld aan de voetbal-clinic in de herfstvakantie van 2015. Deze duurde drie dagen en de vader, die tijdens deze dagen als toeschouwer aanwezig was, heeft aangegeven dat [minderjarige 2] erg van dit evenement heeft genoten.
Mede gelet op het advies van de raad ter zitting om deze contacten tussen de vader en [minderjarige 2] geleidelijk uit te breiden, zal het hof een regeling bepalen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Het hof ziet geen reden om deze regeling onder begeleiding plaats te laten vinden, zoals door de moeder aanvankelijk is verzocht en ter zitting van het hof nogmaals van haar kant is benadrukt, nu de vader en [minderjarige 2] reeds contact met elkaar hebben en er geen enkele indicatie is voor begeleide omgang.
15.5.
Het hof stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 2] de volgende regeling vast:
de vader en [minderjarige 2] zijn gerechtigd tot contact met elkaar op de zaterdag om de week, waarbij rekening zal worden gehouden met de voetbalactiviteiten van [minderjarige 2] .
De eerste contacten zullen vier uur bedragen, vanaf een tijdstip voorafgaande aan het voetbal tot vier uur later, dan wel, indien er geen voetbal is vanaf 10.00 uur tot 14.00 uur, indien [minderjarige 2] voetbalt op de betreffende zaterdag zal de vader hem daar naartoe brengen en weer ophalen. Deze contacten dienen plaats te vinden op:
  • zaterdag 12 december 2015;
  • zaterdag 26 december 2015;
  • zaterdag 9 januari 2016;
  • zaterdag 23 januari 2016.
Deze contacten worden uitgebreid naar één hele zaterdag vanaf een tijdstip voorafgaande aan het voetbal, dan wel, indien er geen voetbal is vanaf 10.00 uur en in beide gevallen eindigende om 17.30 uur op:
  • zaterdag 6 februari 2016;
  • zaterdag 20 februari 2016;
  • zaterdag 5 maart 2016;
  • zaterdag 19 maart 2016.
Vervolgens worden deze contacten uitgebreid naar twee dagen, te weten zaterdag vanaf een tijdstip voorafgaande aan het voetbal, dan wel, indien er geen voetbal is vanaf 10.00 uur tot zondagavond 17.30 uur op:
  • zaterdag 2 april 2016;
  • zaterdag 16 april 2016;
  • zaterdag 30 april 2016;
  • zaterdag 14 mei 2016.
In alle gevallen zal vader [minderjarige 2] halen en terugbrengen.
Het hof verzoekt partijen vragen om het hof pro forma te berichten voor 1 juni 2016 over het verloop van deze contacten tussen de vader en [minderjarige 2] .
Voorts verwacht het hof van de ouders dat zij deze verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan [minderjarige 2] presenteren als een beslissing van het hof en dat zij hieraan hun volle medewerking zullen verlenen.
Indien de regeling niet wordt uitgevoerd acht het hof het geraden dat de raad verder gaande maatregelen zal overwegen.
[minderjarige 1]
15.6.
Ten aanzien van [minderjarige 1] oordeelt het hof als volgt.
Nu er aan de zijde van [minderjarige 1] ernstige bezwaren zijn gebleken om contact met de vader te hebben en de vader, desgevraagd ter zitting, daarin berust aangezien hij [minderjarige 1] de door hem benoemde rust wil gunnen, oordeelt het hof dat het belang van [minderjarige 1] met zich mee brengt dat het inleidende verzoek tot het vaststellen van een contactregeling tussen de vader en [minderjarige 1] dient te worden afgewezen.
15.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover het betreft de daarin opgenomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof zal het verzoek van de vader ten aanzien van [minderjarige 1] afwijzen en ten aanzien van [minderjarige 2] toewijzen als voormeld.

16.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 17 april 2013 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend zover het betreft de daarin opgenomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende de minderjarigen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , de regeling vast zoals hiervoor onder rechtsoverweging 15.5. is beschreven en die als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
houdt ten aanzien van [minderjarige 2] iedere verdere beslissing aan tot
1 juni 2016 pro forma, in afwachting van het verloop van de contacten tussen hem en de vader;
wijst af het inleidende verzoek tot het vaststellen van een contactregeling tussen de vader en [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, M.J. van Laarhoven en M.L.F.J. Schyns en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015.