In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de contactregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen, na een eerdere beschikking van de rechtbank. De moeder, hierna aangeduid als appellante, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgangsregeling die de vader, verweerder, wenst. De zaak is behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 3 december 2015 uitspraak deed. De eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 april 2013 werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof heeft vastgesteld dat er geen belemmeringen van zwaarwegend belang zijn voor een omgangsregeling tussen de vader en de jongste minderjarige, [minderjarige 2]. De vader en [minderjarige 2] zijn gerechtigd tot contact op zaterdagen om de week, met inachtneming van de voetbalactiviteiten van [minderjarige 2]. De eerste contacten zijn vastgesteld op vier uur, met de mogelijkheid tot uitbreiding in de toekomst. Voor de oudste minderjarige, [minderjarige 1], is er echter sprake van ernstige bezwaren voor contact met de vader, en het hof heeft het verzoek tot het vaststellen van een contactregeling voor hem afgewezen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft partijen verzocht om pro forma te rapporteren over het verloop van de contacten voor 1 juni 2016.