In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 14 oktober 2015 de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, omdat de appellante haar verplichtingen niet naar behoren nakwam. De appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. B.F. van Es, heeft in hoger beroep verzocht om het vonnis te vernietigen en de schuldsaneringsregeling voort te laten duren. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2015 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de maatschappelijk werkster en de bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante, ondanks eerdere waarschuwingen, haar informatieplicht en sollicitatieplicht niet goed nakwam, wat leidde tot nieuwe schulden. Echter, het hof heeft ook geconstateerd dat de appellante recentelijk een behandeling voor haar psychosociale problemen is gestart en dat haar privésituatie verbeterd is. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om de schuldsaneringsregeling te verlengen tot de maximale termijn van vijf jaar, tot 22 juli 2019, en de eerdere beslissing van de rechtbank te vernietigen. Het hof heeft de appellante erop gewezen dat zij zich aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling moet houden en dat het niet nakomen hiervan kan leiden tot een nieuwe beëindiging van de regeling.