In deze zaak gaat het om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van een faillissementsaanvraag van EC Management B.V. tegen [appellant]. Het hof oordeelt dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant niet bevoegd was, omdat het centrum van de voornaamste belangen (COMI) van [appellant] ten tijde van de indiening van het verzoekschrift in Zwitserland lag. [appellant] had zich op 25 juni 2015 uitgeschreven uit de Nederlandse basisadministratie en was naar Zwitserland verhuisd, waar hij een bedrijf had. Het hof concludeert dat ECM niet summierlijk heeft aangetoond dat er een opeisbare vordering op [appellant] bestaat, en dat er geen sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het inleidend verzoekschrift. Tevens wordt ECM veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.