3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op of omstreeks 8 januari 2007 hebben Intercession en [Bouw] BV (hierna [Bouw]) een schriftelijke overeenkomst van opdracht in onderaanneming gesloten ter uitvoering van schoonmaakwerkzaamheden als mondeling op 20 december 2006 overeengekomen tussen [medewerker van geintimeerde] van Intercession en [medewerker 1 van Bouw] en [medewerker 2 van Bouw] van [Bouw] Bouw BV (productie 1 bij incidentele conclusie tot vrijwaring in de zaak [medewerker van uitzenbureau] tegen Intercession, rolnummer 2007-1564 bij het kantongerecht Sittard-Geleen, rechtbank Maastricht). Het schoonmaakwerk had betrekking op het project Revitalisatie Theater en Nieuwbouw Middenzaal/Vlakke Vloerzaal, waartoe door de gemeente Heerlen op 15 april 2005 opdracht was verstrekt aan de Combinatie [combinatie] Bouw en Homij Technische Installaties V.O.F.
RPS is een onderneming, die beschikt over expertise terzake het maken van Taak-Risico Analyses ten behoeve van te verrichten werkzaamheden. RPS heeft op verzoek van Intercession op 21 december 2006 een dergelijke analyse gemaakt voorafgaand aan de door Intercession in het kader van de hier voor genoemde opdracht te verrichten schoonmaakwerkzaamheden (productie 2 bij de onder a) genoemde incidentele conclusie). De noodzaak van een dergelijke Taak-Risico Analyse (hierna ook: TRA) vloeide voort uit de hiervoor genoemde overeenkomst van opdracht tussen Intercession en [Bouw]. Bedoeld rapport is voor aanvang van de werkzaamheden (ook) ter hand gesteld aan de [medewerker 2 van Bouw], de werkvoorbereider bij [Bouw].
Ten behoeve van de schoonmaakwerkzaamheden heeft Intercession niet alleen haar eigen personeel ingeschakeld maar ook van derden ingeleend personeel, waaronder mevrouw [medewerker van uitzenbureau], die in dienst was bij [uitzendorganisatie] Uitzendorganisatie BV te [vestigingsplaats] en feitelijk sedert september 2006 voor Intercession werkzaamheden verrichtte als industrieel schoonmaakster.
d) Op 9 januari 2007 heeft [medewerker van uitzenbureau] tijdens het verrichten van de hier bedoelde
schoonmaakwerkzaamheden ernstig letsel opgelopen doordat zij door een gipsplaat in
een plafond is gezakt en een val heeft gemaakt van ongeveer 12 meter. [medewerker van uitzenbureau] heeft
voor de daaruit voortvloeiende schade Intercession op grond van artikel 7:658 lid 4 BW
aansprakelijk gesteld en daartoe in rechte een verklaring voor recht gevorderd alsmede
een verwijzing naar de schadestaatprocedure (de procedure onder zaak/rolnummer
256806 cv expl 07-1564 bij de kantonrechter Sittard-Geleen).
e) Bij vonnis van 31 december 2008 heeft de kantonrechter in de hiervoor genoemde
procedure voor recht verklaard dat Intercession aansprakelijk is voor de door [medewerker van uitzenbureau]
ten gevolge van het haar op 9 januari 2007 overkomen bedrijfsongeval geleden en nog te
lijden schade. Intercession is veroordeeld tot betaling van deze schade nader op te maken
bij staat, terwijl zij tevens een voorschot van € 25.000,- op die schade diende te betalen.
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
f) Intercession heeft na daartoe verkregen toestemming van de kantonrechter (onder meer)
RPS (naast de Gemeente Heerlen als eigenaresse van het theater en [Bouw] als de
bij de verbouwing betrokken aannemer) in die procedure in vrijwaring betrokken,
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert Intercession, kort gezegd, om RPS in vrijwaring hoofdelijk te veroordelen om datgene te voldoen, waartoe Intercession in de procedure tegen [medewerker van uitzenbureau] zal worden veroordeeld en veroordeling van RPS in alle proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Intercession, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. RPS heeft in de door haar opgemaakte Taak-Risico Analyse Intercession onjuist geadviseerd over de aan de schoonmaakwerkzaamheden verbonden risico’s en de te nemen veiligheidsmaatregelen, meer in het bijzonder de aanwezigheid van niet dragende gipsplaten in een plafond en is daardoor tekort geschoten in de nakoming van de tussen RPS en haar gesloten overeenkomst. Op grond van artikel 6:74 is RPS gehouden om de schade die RPS daardoor lijdt te vergoeden.
3.2.3.RPS heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft allereerst betoogd dat de opdracht tot het maken van een Taak-Risico Analyse is verstrekt door [technische installaties] Technische Installaties BV, een zustervennootschap van Intercession. In de relatie tussen RPS en [technische installaties] zijn de RVOI-2001 voorwaarden van toepassing.
Voor zover aangenomen zou moeten worden dat Intercession wél de opdrachtgever is geweest dan zijn (naar het hof begrijpt) ook daarbij die voorwaarden van toepassing, waarbij op grond van artikel 16 lid 5 sub a van die voorwaarden de aansprakelijkheid is beperkt tot een bedrag gelijk aan de opdrachtsom, te weten € 1.845,36 inclusief BTW.
Daarnaast houdt een Taak-Risico-Analyse niet een vervanging of een indeplaatsstelling in van een volledige risico-inventarisatie en evaluatie als genoemd in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet, terwijl het evenmin op één lijn kan worden gesteld met de inventarisatie en evaluatie van de specifieke gevaren, zoals genoemd in artikel 2.28 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Zo ruim was de opdracht niet. Het rapport is tot stand gekomen mede op aanwijzing van [medewerker van geintimeerde] van Intercession met betrekking tot de te verrichten werkzaamheden en de daarbij te gebruiken hulpmiddelen. In de Taak-Risico Analyse is in de werkinstructie uitdrukkelijk gewezen op de omstandigheid dat het werken op hoogte aangelijnd diende te geschieden. [medewerker van uitzenbureau] is daarvan afgeweken en Intercession heeft daarbij onvoldoende toezicht gehouden. Aldus ontbreekt het condicio sine qua non verband. Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat RPS tekort is geschoten voor wat betreft de inhoud van de Taak-Risico-Inventarisatie, dan is het nog niet redelijk de schade van [medewerker van uitzenbureau] toe te rekenen aan RPS, gezien de aard van de aansprakelijkheid van Intercession (7:658 BW jo. 7:611 BW). Ook als aansprakelijkheid van RPS zou moeten worden aangenomen, dan dient die schade onder verwijzing naar artikel 6:102 lid 1 jo artikel 6:101 BW volledig door Intercession te worden gedragen. Deze verweren zullen in hoger beroep, voor zover van belang, in het navolgende nog verder aan de orde komen.
3.3.1.In het tussenvonnis van 30 juli 2008 heeft de kantonrechter een gerechtelijke plaatsopneming en een comparitie van partijen gelast. Hieraan is uitvoering gegeven op 23 oktober 2008 en daarvan is proces-verbaal opgenomen.
3.3.2.In het eindvonnis van 14 oktober 2009 heeft de kantonrechter RPS veroordeeld om aan Intercession te voldoen 50% van al hetgeen waartoe Intercession in de procedure in de hoofdzaak jegens [medewerker van uitzenbureau] zal worden veroordeeld, met veroordeling van RPS in de proceskosten van Intercession in de vrijwaringszaak.
De kantonrechter heeft daartoe, kort samengevat, het volgende overwogen. RPS had als gespecialiseerde deskundige op dit terrein eenvoudigweg niet over het hoofd mogen zien dat een gedeelte van het plafond boven het toneel (op 12 meter hoogte) bestond uit niet draagkrachtige gipsplaten. Het had op haar weg gelegen om Intercession hiervoor expliciet te waarschuwen. Door dat na te laten heeft RPS wanprestatie gepleegd jegens Intercession, zodat zij hoort te delen in het dragen van de financiële gevolgen van het bedrijfsongeval van [medewerker van uitzenbureau]. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet RPS voor de helft in de door Intercession te vergoeden schade van [medewerker van uitzenbureau] bijdragen, omdat zowel Intercession als RPS jegens [medewerker van uitzenbureau] in nagenoeg gelijke mate zijn tekort geschoten in de zorg voor de in het algemeen vereiste veiligheid op een plaats waar in verhouding tot gelijksoortig werk op de begane grond buitengewoon grote veiligheidsrisico’s aanwezig waren.