ECLI:NL:GHSHE:2015:4776

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
20-000797-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van moord en poging tot moord na schietpartij op woonwagenkamp in Breda

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor doodslag en poging tot doodslag, maar het hof heeft de bewezenverklaring gewijzigd naar moord en poging tot moord. De zaak betreft een schietpartij op 14 juli 2010 op een woonwagenkamp aan de Rijnauwenstraat in Breda, waarbij een 12-jarige jongen, [slachtoffer 1], om het leven kwam en zijn moeder, [slachtoffer 2], gewond raakte. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 16 jaar gevangenisstraf, maar het openbaar ministerie vorderde in hoger beroep een straf van 20 jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met anderen goed voorbereid was en met voorbedachten rade handelde. De verdachte had een rol in de organisatie van de schietpartij en was aanwezig bij de uitvoering ervan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord en poging tot moord, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in bepaalde vervolgingen bevestigd, en heeft de beslissing van de rechtbank op dat punt overgenomen. De uitspraak heeft grote impact gehad op de rechtsorde en de samenleving, gezien de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000797-13
Uitspraak : 27 november 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 maart 2013 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-811505-10 en 02-810570-12, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
thans verblijvende in [penitentiaire instelling] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van - kort gezegd - het medeplegen van de doodslag op [slachtoffer 1] (parketnummer 02-811505-10, feit 1), het medeplegen van de poging tot doodslag op [slachtoffer 2] (parketnummer 02-811505, feit 2) en opzetheling, meermalen gepleegd (parketnummer 810570-12) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het openbaar ministerie is door de rechtbank niet-ontvankelijk in de vervolging verklaard ter zake het voorhanden hebben van een vervalst paspoort (parketnummer 02-811505, feit 3) en ter zake het onder parketnummer 810570-12 ten laste gelegde feit, voor zover het betreft een deel van de ten laste gelegde periode.
Voorts heeft de rechtbank beslist over een in beslag genomen voorwerp.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging ter zake het onder parketnummer 811505-10 onder 3. ten laste gelegde feit. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten laste van verdachte bewezen zal verklaren de onder parketnummer 811505-10 onder 1.en 2 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat telkens de impliciet primair ten laste gelegde variant bewezen zal worden (medeplegen van moord op [slachtoffer 1] en medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer 2] ). De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren het onder parketnummer 810570-12 primair ten laste gelegde feit.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van voorarrest.
Door de verdediging is bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder parketnummer 811505-10 onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft zich met betrekking tot de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
(in de zaak met parketnummer 02-811505-10)
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2010 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] ( [geboortedag] 1998) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) afgevuurd op die [slachtoffer 1] , althans de woonwagen waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair, althans indien en voor zover ter zake het bovenstaande geen veroordeling zou kunnen volgen:
een of meer anderen, op of omstreeks 14 juli 2010 te Breda, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] ( [geboortedag] 1998) van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die ander(en) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) afgevuurd op die [slachtoffer 1] , althans de woonwagen waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 14 juli 2010, althans in de periode van 1 tot 14 juli 2010, te Vianen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het verkopen, althans ter beschikking stellen, althans afgeven, van een Volkswagen Transporter (bus) aan die ander(en);
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2010 te Breda ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op [slachtoffer 2] , althans de woonwagen waarin [slachtoffer 2] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien en voor zover ter zake het bovenstaande geen veroordeling zou kunnen volgen:
een of meer anderen, op of omstreeks 14 juli 2010 te Breda, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door die ander(en) voorgenomen misdrijf opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer 2] , althans de woonwagen waarin die [slachtoffer 2] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 14 juli 2010, althans in de periode van 1 tot 14 juli 2010, te Vianen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het verkopen, althans ter beschikking stellen, althans afgeven, van een Volkswagen Transporter (bus) aan die ander(en);
3.
hij op of omstreeks 4 mei 2011 te Malaga, althans in Spanje, in het bezit was van een reisdocument, te weten een (Roemeens) paspoort, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat in/op dat paspoort de naam [naam] met [geboortedatum] stond vermeld en/terwijl in/op dat paspoort een foto van hem, verdachte was aangebracht;
(in de zaak met parketnummer 02-810570-12):
hij in of omstreeks de pleegperiode van 1 december 2009 tot en met 14 september 2011, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op na te melden tijdstippen, op na te melden plaatsen, na te melden goederen verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 14 september 2011, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, een personenauto VW Golf [kenteken] en/of;
in of omstreeks de periode van 30 maart 2010 tot en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, een personenauto VW Golf [kenteken] en/of;
in of omstreeks de periode van 2 april 2010 tot en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, een personenauto VW Golf [kenteken] en/of;
in of omstreeks de periode van 28 juni 2010 tot en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, een personenauto Seat Leon [kenteken] en/of;
in of omstreeks de periode van 4 juli 2010 tot en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, kentekenplaten met het [kenteken] en/of;
in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 juli 2010, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14 juli 2010 te Vianen en/of elders in Nederland, een VW Transporter met Duits [kenteken] en/of;
in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 september 2011, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, Duitse kentekenplaten met het [kenteken] ;
subsidiair, althans indien en voor zover ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou kunnen volgen:
hij in of omstreeks de periode 1 december 2009 tot en met 14 september 2011, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • een personenauto VW Golf [kenteken] en/of
  • een personenauto VW Golf [kenteken] en/of
  • een personenauto VW Golf [kenteken] en/of
  • een personenauto Seat Leon [kenteken] en/of
  • kentekenplaten met het [kenteken] en/of
  • een VW Transporter met Duits [kenteken] en/of
  • Duitse kentekenplaten met het [kenteken] ;
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto('s) en/of kentekenpla(a)t(en) en/of VW Transporter wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-811505-10 onder 3. ten laste gelegde feit, alsmede ter zake het in de zaak met parketnummer 02-810570-12 ten laste gelegde feit, voor zover dit laatste feit ziet op de periode vóór 31 mei 2011.
Kort gezegd heeft de rechtbank daartoe het volgende overwogen. Verdachte is door de Spaanse autoriteiten overgeleverd aan Nederland naar aanleiding van een Europees arrestatiebevel (hierna: EAB) d.d. 14 april 2011. Het EAB ziet blijkens zijn inhoud niet op het onder 3. ten laste gelegde feit - het voorhanden hebben van een vervalst reisdocument - en van een aanvulling op het EAB is niet gebleken. Gelet op artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel, heeft dit tot gevolg dat de officier van justitie in de vervolging van het betreffende feit niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Hetzelfde oordeel geldt volgens de rechtbank voor het in de zaak met parketnummer 02-810570-12 ten laste gelegd (heling)feit, voor zover dat feit ziet op de periode vóór 31 mei 2011, de datum waarop verdachte is overgeleverd en aangehouden op Schiphol. In zoverre is de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging, omdat ook het helingfeit niet in het EAB is opgenomen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de beslissing van de rechtbank op deze punten zal overnemen. De verdediging heeft zich hierover in hoger beroep niet uitgelaten.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en neemt de overwegingen ter zake van deze twee feiten over. Het hof zal - evenals de rechtbank - het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de strafvervolging ter zake het in de zaak met parketnummer 02-811505-10 onder 3. ten laste gelegde feit en ter zake het in de zaak met parketnummer 02-810570-12 ten laste gelegde feit, voor zover dat feit ziet op de periode vóór 31 mei 2011.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-811505-10 onder 1. en 2. en in de zaak met parketnummer 02-810570-12 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(in de zaak met parketnummer 02-811505-10)
1.
hij op 14 juli 2010 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] ( [geboortedag] 1998) van het leven heeft beroofd, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met vuurwapens kogels afgevuurd op de woonwagen waarin die
[slachtoffer 1] zich bevond, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 14 juli 2010 te Breda ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met vuurwapens kogels heeft afgevuurd op de woonwagen waarin [slachtoffer 2] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(in de zaak met parketnummer 02-810570-12)
hij in de periode van 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011, te Vianen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft hij, verdachte, op na te melden tijdstippen, op na te melden plaatsen, na te melden goederen voorhanden gehad , terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
in of omstreeks de periode van 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011 te Vianen, een personenauto VW Golf [kenteken] en;
in of omstreeks de periode van 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011 te Vianen, een personenauto VW Golf [kenteken] en;
in of omstreeks de periode van 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011 te Vianen, een personenauto VW Golf [kenteken] en;
in of omstreeks de periode van 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011 te Vianen, een personenauto Seat Leon [kenteken] en;
in of omstreeks de periode van 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011 te Vianen, kentekenplaten met het [kenteken] en;
in of omstreeks de periode van 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011 te Vianen, Duitse kentekenplaten met het [kenteken] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

Bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder 1. en 2. bewezen verklaarde

Schietincident
Op 14 juli 2010, omstreeks 23.06 uur, is geschoten op de woonwagen van [getuige 1] , zijn vrouw [slachtoffer 2] en hun zoon [slachtoffer 1] , welke woonwagen gelegen is aan de Rijnauwenstraat [huisnummer] te Breda. [slachtoffer 1] en zijn moeder, [slachtoffer 2] , waren op dat moment op de benedenverdieping in de woonwagen aanwezig, aan de keukentafel.
[getuige 1] bevond zich op de bovenverdieping, op zijn slaapkamer.
Van de beschieting zijn camerabeelden gemaakt in het kader van het [naam strafrechtelijk onderzoek] .
Uit de beschrijving van deze beelden blijkt het volgende:
  • om 23.06.03 uur stopt een bestelbusje op de toegangsweg naar het woonwagenkamp aan de Rijnauwenstraat te Breda voor de woonwagen van [getuige 1] .
  • om 23.06.11 uur stapt een persoon uit via het rechter voorportier en drie personen lopen aan de zijde van het rechter achterportier (schuifdeur) langs het voertuig.
  • zij lopen richting het bordes met voordeur van de woonwagen.
  • nog twee personen stappen uit en lopen achter de vier personen aan.
  • via het linker voorportier van de bestelbus stapt een persoon uit.
  • een persoon met een petje op loopt in de richting van de trappen aan de rechterzijde van het bordes.
  • deze persoon loopt terug naar een persoon aan de kant.
  • de persoon die aan de kant staat en waar de man met het petje naartoe kwam gelopen had een voorwerp in diens hand dat boven zijn rechterschouder uitstak.
  • om 23.06.27 draait dezelfde persoon zich weer om en loopt weg bij de persoon waar hij naartoe was gelopen en liep in de richting van het bordes.
  • gelijktijdig kijkt de persoon met het lange voorwerp in diens hand naar personen achter hem en loopt richting de voorzijde van de woonwagen.
  • twee andere personen lopen gelijktijdig mee.
  • de persoon met het petje loopt het bordes op met een voorwerp in diens linkerhand.
  • drie personen gaan voor het bordes staan.
  • te zien is dat de verlichting in de woonwagen ontstoken is.
  • de persoon op het bordes pakt de deurklink vast en probeert die vermoedelijk, gelet op de bewegingen die hij maakt, te openen.
  • de deur ging niet open, waarna deze persoon op het raam klopt.
  • om 23.06.34 pakt de persoon het voorwerp over van de linkerhand in diens rechterhand, het is een voorwerp gelijkend op een vuistvuurwapen.
  • de persoon op het bordes trekt zijn been op (en in) en schopt tweemaal met kracht met zijn voet tegen de toegangsdeur.
  • inmiddels hebben zich nog twee personen bij de drie personen voor en rechts naast het bordes gevoegd.
  • om 23.06.35 pakt de persoon met het lange voorwerp deze in beide handen en richt het op de voorzijde van de woning, het blijkt een geweer te zijn.
  • om 23.06.37 kijkt de persoon naar diens vuurwapen en het ziet eruit alsof deze persoon met het wapen bezig was (mogelijk dat het vuurwapen een storing vertoonde of doorgeladen moest worden).
  • om 23.06.38 waren vijf personen nabij het bordes en 1 persoon op het bordes te zien.
  • om 23.06.40 richt de persoon dat vuurwapen, dat mogelijk een storing vertoonde, weer op de woning en vuurt een schot af, een lichtflits is te zien.
  • de persoon met het petje loopt gelijktijdig het bordes af.
  • om 23.06.41 lost dezelfde persoon nogmaals een schot terwijl hij achterwaarts loopt.
  • om 23.06.42 schiet een tweede persoon van rechts gezien op de woonwagen.
  • alle personen lopen in de richting van de toegang tot het kamp, in de richting van de bestelbus.
  • ondertussen wordt geschoten bij het weglopen in de richting van de woonwagen, dwars door ramen.
  • om 23.06.43 is een lichtflits van schoten te zien.
  • tijdens het schieten zijn achter het raam, rechts naast de voordeur, silhouetten van bewegende personen te zien.
  • om 23.06.45 is mondingsvuur te zien vanuit de richting waar de personen naar toe zijn gelopen.
  • om 23.06.47 is te zien dat een persoon, uit de richting waar eerder genoemde zeven personen naar toe waren gelopen, al rennend, drie keer met een op een geweer gelijkend vuurwapen op de voorzijde van de woonwagen schiet.
  • de personen stappen in de bestelbus.
  • om 23.06.56 rijdt de bestelbus de toegangsweg van het kamp af.
Op grond van het onderzoek van de politie en de door de nationale recherche (in het kader van [naam strafrechtelijk onderzoek] ) gemaakte beeldopnamen van de woonwagen met daarop tevens het schietincident, stelt het hof vast dat een groep van zeven personen schoten heeft afgevuurd. De schietpartij resulteerde in 27 inslagen in de woonwagen. Beschadigingen van schoten zijn onder andere aangetroffen in de voordeur, ramen, spiegel, voorraadkast, haldeur, bronzen beeld, kastdeurtjes keuken, schilderij woonkamer, ruit voorgevel, kast, vaas, eettafel met stoelen en zijgevel schuifpui.
[slachtoffer 1] is door een van de schoten geraakt, ten gevolge waarvan hij is overleden, zo blijkt uit de sectie van diens stoffelijk overschot. [slachtoffer 2] is door een hagelkorrel gewond geraakt aan haar hoofd.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij boven op bed lag toen hij ineens een aantal harde klappen/knallen hoorde. Hij hoorde dat zijn vrouw meteen riep dat er werd geschoten. Toen hij naar beneden liep zag hij dat zijn vrouw bloedde aan haar voorhoofd en dat zijn zoon bloedde uit zijn zij.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij de voordeur op slot had gedaan en dat haar zoon [slachtoffer 1] nog ging computeren aan de keukentafel. Zij zaten samen aan de keukentafel toen zij iets hoorde aan de voordeur. Zij stond op en keek richting de voordeur en zag een persoon staan. Zij zag dat de persoon tegen de voordeur trapte. Direct daarop hoorde zij knallen en realiseerde zij zich dat iemand op de woonwagen aan het schieten was. Zij zag dat [slachtoffer 1] geraakt was.
Het gebruikte bestelbusje, een Volkswagen Transporter, is kort na het incident aangetroffen op de kruising Rijnauwenstraat/Amerongenstraat te Breda, op korte afstand van de woonwagen. In de genoemde Transporter zijn door de politie onder meer aangetroffen diverse wapens, waaronder een machinegeweer, merk Zastava (type AK-47), en een jacht/hagelgeweer, merk Browning, schietvesten, bivakmutsen, een strap extension set, handschoenen, jerrycans met benzine, handboeien en busjes pepperspray. Getuigen hebben waargenomen dat uit de bus mannen met bivakmutsen en zware wapens zijn weggerend.
Bij een zoekactie op de dag na het incident zijn in bosschages, gelegen tussen de Rijnauwenstraat ter hoogte van de uitgang van het woonwagenkamp en het parkeerterrein gelegen aan de achterzijde van de tegenoverliggende flat aan de Amerongenstraat, vuurwapens aangetroffen, onder meer een Riotgun, merk Maverick en een (tweede) machinegeweer, merk Zastava (type AK-47).
Door getuigen is verklaard dat kort vóór het schietincident op een parkeerplaats tegenover een flat aan de Sandenburgstraat, in de nabije omgeving van de Rijnauwenstraat, een auto kwam aanrijden en werd geparkeerd, en waar niemand uitstapte. Kort nadat knallen of schoten uit de richting van het woonwagenkamp zijn gehoord door de getuigen, zagen zij dat er twee personen kwamen aangerend uit de richting van de Duurstedestraat (
het hof begrijpt ook: Rijnauwenstraat) en in die auto (een Audi A2) stapten, waarna de auto hard wegreed. Door die personen is geroepen in de Engelse taal, zo verklaarde een andere getuige.
In de bosschages tegenover de flat is op de dag na het schietincident, vlakbij het parkeervak waar de auto zou hebben gestaan, een handschoen aangetroffen. De handschoen was binnenste buiten gekeerd en op het zicht droog, terwijl de bosschages vochtig waren.
Aangetroffen wapens in relatie tot het incident
Uit munitievergelijkend onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat de aangetroffen wapens (machinegeweer Zastava en jacht/hagel geweer Browning, beide aangetroffen in de Transporter, en het machinegeweer Zastava en de Riotgun Maverick, beide aangetroffen in de bosschages nabij de plaats delict) bij het schietincident zijn gebruikt.
[slachtoffer 1] is overleden door een schot, te relateren aan schootsbaan 34, zo blijkt uit het onderzoek van de Unit Forensisch Technische Ondersteuning (hierna: Unit FTO) van de politie. Op grond van de onderzoeksbevindingen van de Unit FTO met betrekking tot de in het lichaam van [slachtoffer 1] aangetroffen projectieldelen, in relatie met de aangetroffen hulzen en de aangetroffen wapens blijkt dat hij is geraakt door een schot afkomstig van het machinegeweer Zastava, aangetroffen in de Transporter.
Aanwezigheid van verdachte
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1. en 2 ten laste gelegde feiten, zowel in de variant van medeplegen als in de variant van medeplichtigheid. Daartoe heeft de verdediging - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verdachte niet betrokken was bij het geweldsincident en dat niet heeft gewild. Verdachte heeft slechts een bus ter beschikking gesteld. De aanwezigheid van het DNA van verdachte op de in de bus aangetroffen pet kan volgens de verdediging niet tot de conclusie leiden dat verdachte die pet gedragen heeft ten tijde van het ten laste gelegde incident, omdat een DNA-spoor op een verplaatsbaar voorwerp geen sterke bewijswaarde heeft.
Het hof overweegt het volgende.
In de bij het incident betrokken Volkswagen Transporter zijn DNA-sporen aangetroffen die leiden naar verdachte. Op de zitting van de bestuurdersstoel van de Transporter is een zwarte pet aangetroffen. Aan de voorzijde van de binnenrand van de pet werd een DNA-spoor aangetroffen. Het uit dit spoor afgeleide DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is berekend dat de kans dat het aangetroffen DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon, 1 op 1 miljard is.
Tussen de voor- en middenstoelen is een (Albert Heijn-)draagtas veiliggesteld en onderzocht. Op het bemonsterde handvat van deze tas, is uit het aldus onderzochte celmateriaal een DNA-mengprofiel verkregen. Het NFI heeft vastgesteld dat dit celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte. In de tas zat onder meer een plastic tas, waarin twee schietvesten zaten. Op één van de handvatten van laatstgenoemde plastic tas is (uit het celmateriaal van de bemonstering) ook een DNA-mengprofiel verkregen. Het NFI heeft vastgesteld dat dit celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte.
Voorts is er aan de binnenzijde van een handschoen, aangetroffen op de parkeerplaats tegenover een flat aan de Sandenburgstraat, nabij de plaats delict, alwaar de Audi A2 heeft gestaan, een DNA-spoor aangetroffen. Het daaruit verkregen DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] , waarbij niet kan worden uitgesloten dat het onderzochte celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte.
Naar het oordeel van het hof zijn de aangetroffen DNA-sporen in onderlinge samenhang en in verband met de overige bewijsmiddelen bezien, redengevend voor het bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij het schietincident. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen, de sporen zijn aangetroffen in de bij het schietincident gebruikte en kort nadien in de nabijheid van de plaats delict aangetroffen Volkswagen Transporter, dat deze zijn aangetroffen onder meer op de bestuurdersstoel en in een tas waarin zich schietvesten bevonden, en (voor wat betreft de handschoen) zijn aangetroffen op de parkeerplaats waar even daarvoor een kennelijke vluchtauto geparkeerd stond, alwaar twee mannen kort na het horen van schoten uit de richting van de plaats delict zijn ingestapt, waarna de auto hard wegreed.
Tevens heeft het hof hierbij in aanmerking genomen de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij voor en na het schietincident in de Transporter heeft gezeten en aanwezig was buiten bij/voor de woonwagen tijdens het ten laste gelegde incident.
Dat het bij de handschoen en de tassen om mengprofielen gaat waarvan het NFI geen matchkans heeft kunnen berekenen, maakt de conclusie ten aanzien van die sporen niet anders. Die onderzoeksresultaten geven dus steun aan de stelling dat het celmateriaal van die sporen afkomstig zijn van de verdachte, bezien tegen de achtergrond van de overige bewijsmiddelen. Aldus hebben de DNA-sporen aan de handschoen en de tassen wel degelijk bewijswaarde.
Verdachte heeft in hoger beroep, zowel in een verhoor ten overstaan van de politie als ter terechtzitting, in de kern hetzelfde verklaard als in eerste aanleg: hij had naar zijn zeggen een beperkte rol bij het incident van 14 juli 2010. Hij heeft verklaard dat hij twee mannen die een busje nodig hadden, in zijn loods in Vianen heeft voorzien van de Volkswagen Transporter. Verdachte handelde in gestolen voertuigen en voorzag ze van valse kentekenplaten. Hij wist dat de twee mannen iemand uit Breda hardhandig een lesje wilde leren, en dat zij hem daartoe zouden ophalen en naar de loods van verdachte in Vianen zouden brengen om met hem te ‘praten’ over geld. Verdachte zou daarbij aanwezig moeten zijn, om de man bepaalde zaken duidelijk te maken. De pet die is aangetroffen in de Transporter en waarop een DNA-spoor is aangetroffen, waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte, is daar volgens verdachte terecht gekomen omdat hij blinderingswerkzaamheden aan de Transporter heeft verricht en zo de pet in de bus zal hebben laten liggen.
Het hof stelt met betrekking tot deze verklaring van verdachte het volgende vast.
Verdachte heeft geen inzicht willen geven met betrekking tot wie de personen zijn geweest die hem gevraagd hebben om de bus te mogen gebruiken. Hij kon daarover naar zijn zeggen uit angst niet verklaren. Echter, verdachte heeft ook verklaard dat hij die avond niet is meegegaan naar Breda omdat hij dezelfde avond een afspraak had met iemand die hem nog geld moest betalen. Deze persoon staat los van het schietincident. Verdachte heeft ook geen duidelijkheid willen geven wie deze persoon is, terwijl deze persoon zou kunnen bevestigen dat hij die avond een afspraak in de loods had.
Het hof stelt verder vast dat verdachte wisselend heeft verklaard over het feit of hij de bus heeft verkocht of uitgeleend. Ook heeft verdachte wisselend verklaard over de manier waarop hij, nadat twee mannen vanuit Breda waren teruggekomen bij zijn loods, naar Amstelveen is vertrokken. Met zijn eigen auto, dan wel met zijn eigen en nog een andere auto. Hij heeft niet willen spreken over de personen met wie hij vervolgens naar Spanje is vertrokken. Verdachte heeft niet nader gespecificeerd op welke moment de pet in de bus is terechtgekomen. Verdachte heeft ook geen verklaring kunnen geven voor het feit dat een iPod in de bus is gevonden, welke is weggenomen bij de diefstal van een Seat Leon die in de loods van verdachte stond.
Verdachte heeft voor het overige geen aannemelijke verklaring gegeven voor de andere aangetroffen sporen dan op de pet, die zou kunnen leiden tot het oordeel dat de sporen geen verband houden met de schietpartij. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep slechts verklaard dat het niet zo kan zijn dat sporen van hem op een tas zitten.
Gelet op al deze omstandigheden en gelet op het feit dat de verklaring van verdachte ook overigens niet te verifiëren is, hecht het hof geen geloof aan de verklaring van verdachte.
(Voorwaardelijk verzoek)
Dat verdachte blinderingswerkzaamheden zou hebben verricht sluit naar het oordeel van het hof niet uit dat hij aanwezig is geweest bij het schietincident. Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging op dit punt, strekkende tot nader onderzoek aan de blindering van de Transporter - voor zover dit al mogelijk zou zijn, hetgeen door de advocaat-generaal is betwist vanwege de teruggave nadien aan de rechtmatige eigenaar - acht het hof om die reden niet noodzakelijk.
Het verweer van de verdachte wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Het hof komt op grond van de tot het bewijs gebezigde DNA-sporen zoals aangetroffen in de achtergelaten bus en bij de vluchtauto, hoewel aangetroffen op verplaatsbare voorwerpen en hoewel daarop ook sporen van anderen zijn aangetroffen, tot de conclusie dat deze redengevend zijn voor het bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij het schietincident op 14 juli 2010.
Voorbedachte raad
De vragen die vervolgens ter beoordeling voorliggen zijn hoe het incident moet worden gekwalificeerd (moord of doodslag) en of verdachtes aanwezigheid moet worden gekwalificeerd als medeplegen dan wel medeplichtigheid. Daaromtrent overweegt het hof het volgende.
Voor bewezenverklaring van moord is vereist dat voorbedachte raad bewezen kan worden.
Voorop staat dat volgens vaste jurisprudentie voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het dossier heeft het hof vastgesteld dat verdachte aanwezig is geweest bij een groep die in een bus naar de woonwagen aan de Rijnauwenstraat [huisnummer] is gereden. De betreffende groep heeft aldaar geschoten op de woonwagen van [getuige 1] . De groep had zich voorzien van tenminste acht wapens, waaronder een afgezaagd jachthagelgeweer merk Browning, twee aanvalsgeweren merk Zastava, twee pistolen merk Sig Sauer, twee pistolen merk Walther, een riotgun merk Maverick. Voorts bevonden zich in de bus bivakmutsen, handschoenen, gehoorbeschermingsdoppen, handboeien, pepperspray, twee jerrycans met benzine, schietvesten en een strap extension set. De bus was voorzien van valse kentekenplaten en de ramen waren geblindeerd. Uit het dossier blijkt dat de leden van de groep beschikten over mobiele telefoons die eerst in de lucht kwamen op 14 juli 2010, enkele uren voorafgaand aan het incident, en die na afloop van het schietincident weer werden uitgeschakeld. Voorts blijkt dat de groep de beschikking had over nog minstens één ander voertuig dat in de buurt van het incident door getuigen is gezien.
Het hof leidt hieruit af dat de personen die op 14 juli 2010 bij de woonwagen van [getuige 1] aanwezig waren zich te voren hadden voorbereid op hun actie en dat sprake was van een vooropgezet plan. Het hof stelt voorts vast dat die voorbereiding mede omvatte tenminste acht wapens waaronder wapens van zwaar kaliber en mede omvatte beschermende kleding tegen vuurwapengeweld. Het hof leidt hieruit af dat de groep zich mede geprepareerd had op het gebruik van vuurwapens. Op de beelden van het schietincident is voorts waar te nemen dat de groep zich voor de woning opstelt en dat dat wapens gereed worden gehouden en dat de eerste man die gaat schieten zijn wapen op de woning heeft gericht.
Naar het oordeel van het hof kan uit deze feitelijke omstandigheden worden afgeleid dat in het kader van de voorbereiding van de actie niet alleen is nagedacht over het ontvoeren van de persoon die het doel was van de actie, maar dat ook rekening is gehouden met het gebruik van vuurwapens en dat derhalve sprake is geweest van gelegenheid om na te denken over de betekenis en de gevolgen van het gebruik van vuurwapens en zich daarvan rekenschap te geven. Dat levensberoving niet in eerste instantie het doel van de actie zou zijn geweest staat, anders dan de kennelijke opvatting van de verdediging, naar het oordeel van het hof niet in de weg aan het aannemen van voorbedachte raad, nu immers de groep bewapend voor de woonwagen is gaan staan en er derhalve vanuit kan worden gegaan dat rekening is gehouden met het gebruik van die vuurwapens.
Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier om aan te nemen dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Uit de beschrijving van de camerabeelden van het schietincident blijkt namelijk dat de persoon met het petje het bordes van de woonwagen opgaat, de deur tracht te openen, daarop klopt en vervolgens krachtig tegen die deur trapt. In zijn hand is een voorwerp dat lijkt op een vuistvuurwapen zichtbaar. Anderen staan voor het bordes. Terwijl de persoon op het bordes tegen de deur trapt, richt de man met het geweer, die zich voor het bordes bevindt zijn vuurwapen op de woonwagen. Hij kijkt naar zijn wapen, richt opnieuw op de woning en vuurt een schot af. Hij lost nogmaals een schot. Een seconde later schiet een tweede persoon op de woonwagen. De groep begeeft zich richting de bus en schiet ondertussen door de ramen van de woonwagen. Vervolgens schiet een persoon uit de richting waar de personen naar toe zijn gelopen, nogmaals op de voorzijde van de woonwagen, waarna men de bus in stapt en zich verwijdert.
Uit het dossier is verder gebleken dat vanuit de woonwagen niet is geschoten. Volgens de verklaring van [slachtoffer 2] werd er direct nadat tegen de voordeur was getrapt geschoten. Een aanleiding om, uit paniek of ter verdediging, te gaan schieten is het hof derhalve niet gebleken.
Voorts passen de omstandigheden dat persoon 2 (evenals persoon 1) is gaan schieten, dat tijdens het vertrek bij het bordes is geschoten en dat nog steeds wordt geschoten op de woonwagen, nadat men al richting de bus is gegaan, niet in een scenario dat de groep is weggevlucht na het horen van een onverwacht, ongepland schot. Eerder wijst dit naar het oordeel van het hof op een keuze van de groep om, nadat het niet gelukt is om binnen te komen, de woonwagen te beschieten.
Het schieten op een woonwagen, van welke de rolluiken open zijn en waarin de verlichting is aangestoken, met het kaliber wapens als waarvan is gebleken en met het aantal schoten dat onder meer op lichaamshoogte en van korte afstand is afgevuurd op voor- en zijgevel van de woonwagen, waaronder de voordeur en de ramen daarvan, kan naar het oordeel van het hof niet anders worden aangemerkt dan als een handeling die onmiskenbaar gericht is op de dood van personen die zich in die woonwagen bevinden.
Het hof concludeert dat opzettelijk en met voorbedachte raad is geschoten.
Medeplegen
Naar het oordeel van het hof is voldaan aan de vereisten voor medeplegen, in die zin dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Uit het dossier blijkt dat de groep, waaronder verdachte, goed voorbereid was, dat verdachte bij de uitvoering betrokken was en zich samen met de groep heeft verwijderd. Op grond van de camerabeelden is voor het hof niet vast te stellen wie van de zeven personen verdachte of zijn medeverdachten zijn. Of verdachte al dan niet een wapen heeft gedragen en zo ja, of hij daarmee heeft geschoten kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven. Het hof houdt alle leden van de groep als medeplegers gelijkelijk verantwoordelijk voor het handelen van de groep.
De verweren van de verdachte worden verworpen.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte zich naar het oordeel van het hof schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord op [slachtoffer 1] en het medeplegen van de poging tot moord op [slachtoffer 2] .
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-811505-10 onder 1. bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van moord.

Het in de zaak met parketnummer 02-811505-10 onder 2. bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van poging tot moord.

Het in de zaak met parketnummer 02-810570-12 bewezen verklaarde levert op:

van het plegen van opzetheling een gewoonte maken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft verdachte ter zake van de (in de zaak met parketnummer 811505-10) onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 810570-12 subsidiair ten laste gelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van medeplegen van moord en poging tot moord, alsmede ter zake van het in de zaak met parketnummer
810570-12 primair ten laste gelegde feit (gewoonteheling), zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf houdt het hof rekening met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van verdachte is (onder 1. en 2.) bewezen verklaard dat hij samen met anderen de 12-jarige [slachtoffer 1] met voorbedachten raad heeft gedood en heeft geprobeerd om diens moeder, [slachtoffer 2] , te doden. Hij is samen met zes andere personen op 14 juli 2010 laat op de avond naar het woonwagenkamp aan de Rijnauwenstraat te Breda gegaan, in een bus met diverse wapens, bivakmutsen, handschoenen en andere goederen geschikt voor een gewelddadige actie. Bij de woonwagen van [slachtoffer 1] en zijn ouders is de groep uitgestapt en is met zware wapens, te weten twee aanvalsgeweren, type AK-47, een riotgun en een jachtgeweer geschoten op de woonwagen, hetgeen resulteerde in 27 inslagen.
[slachtoffer 1] is getroffen door munitiedelen afkomstig uit één van de AK-47’s. Hij raakte ernstig gewond en overleed kort nadien aan deze verwondingen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] op jonge leeftijd zijn meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Hij heeft geen enkel respect getoond voor het menselijk leven.
[slachtoffer 2] , zelf gewond geraakt, en haar man hebben hun meest kostbare bezit, hun kind, verloren. Verdachte heeft hen en andere dierbaren van [slachtoffer 1] onherstelbaar leed aangedaan.
Met de rechtbank overweegt het hof dat een schietpartij van dit kaliber niet alleen bij betrokkenen, maar ook in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid heeft veroorzaakt. De rechtsorde is door de gewelddadige dood van een onschuldig kind ernstig geschokt.
Naast de moord en poging tot moord is bewezen verklaard dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van heling van auto’s. Verdachte heeft door zo te handelen anderen aangezet tot het plegen van misdrijven en heeft van door anderen gepleegde misdrijven geprofiteerd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met hetgeen daaromtrent ter terechtzitting is gebleken alsmede met hetgeen uit het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 oktober 2015 blijkt. Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte in Groot-Brittannië tot een lange gevangenisstraf is veroordeeld voor verboden wapenbezit.
De bewezen verklaarde feiten – in het bijzonder de feiten 1. en 2. - rechtvaardigen oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf houdt het hof rekening met de wijze waarop de schietpartij is begaan: in een overmacht van geweld, in een georganiseerd verband met diverse vuurwapens en, blijkens de aangetroffen goederen: goed voorbereid. Bovendien heeft het incident plaatsgevonden bij de woning van de slachtoffers, de plaats waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen.
Het hof is, alle omstandigheden afwegende, van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Gezien het vorenstaande zal het hof het verzoek van de verdediging tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afwijzen.
Beslag
Het hof zal het onder de verdachte in beslaggenomen gamma vouwmes aan de verdachte teruggeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 289, 416 en 417 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging ter zake van
  • het in de zaak met parketnummer 02-811505-10 onder 3. ten laste gelegde en
  • het in de zaak met parketnummer 02-810570-12 ten laste gelegde feit voor zover het de periode van 1 december 2009 tot en met 30 mei 2011 betreft.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-811505-10 onder 1. en 2. en in de zaak met parketnummer 02-810570-12 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. gamma vouwmes (goednummer 334729).
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman-Dieleman, griffier,
en op 27 november 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.