3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellante] was eigenaresse van de onroerende zaak (hierna: de woning) aan de
[adres] te [plaats] .
[appellante] is gehuwd met de heer [echtgenoot van appellante] (hierna: [echtgenoot van appellante] ). Tussen [appellante] en [echtgenoot van appellante] is een echtscheidingsprocedure aanhangig bij de rechtbank Oost-Brabant.
[appellante] houdt de aandelen in [appellante] Beheer en Advies B.V. [echtgenoot van appellante] houdt de aandelen in [beheer] Beheer B.V. Beide vennootschappen houden de aandelen in [partners] Partners B.V. (hierna: VBP).
De drie onder c) genoemde vennootschappen hebben op 18 mei 2009 met Rabobank [vestigingsplaats] (hierna: Rabobank) een overeenkomst van geldlening gesloten betreffende een bedrag van € 300.000,- (productie 2 cva). Op de lening is afgelost, waarna op 6 december 2013 door dezelfde partijen een nieuwe overeenkomst van geldlening is gesloten betreffende een bedrag van € 67.500,- (productie 3 cva).
Tot zekerheid van de terugbetaling van al hetgeen Rabobank tot vorderen heeft of mocht hebben van de drie onder c) genoemde vennootschappen is de woning in 2009 bezwaard met een recht van hypotheek ten gunste van Rabobank (de desbetreffende hypotheekakte is overgelegd als productie 1 cva). De woning was in 2009 al belast met een eerste en een tweede recht van hypotheek ten gunste van Rabobank. Deze hypotheken hielden verband met geldleningen van Rabobank aan [appellante] , [echtgenoot van appellante] en mw. [geldlener] (hierna: [geldlener] ).
De Maatschap oefent een notarispraktijk uit in [vestigingsplaats] . Maten zijn mr. [maat 1] (hierna: de notaris) en mr. [maat 2] . De Maatschap beschikt over een kwaliteitsrekening in de zin van artikel 25 van de Wet op het Notarisambt (hierna: de kwaliteitsrekening) bij Rabobank.
[appellante] heeft de woning in het najaar van 2014 voor € 800.000,- verkocht aan de heer [koper 1] en mevrouw [koper 2] (hierna: kopers). Artikel 6.1 van de koopovereenkomst verplicht de verkoper om de woning te leveren
‘vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan’.
Kopers hebben de notaris, althans de Maatschap, opdracht gegeven om de leveringsakte op te maken en om de verdere werkzaamheden in verband met de nakoming van de koopovereenkomst ter hand te nemen. De desbetreffende werkzaamheden zijn verricht door dan wel onder leiding van de notaris.
Ter voorbereiding van de levering heeft de notaris Rabobank verzocht om een opgave van de hoogte van de vorderingen van Rabobank waarvoor hypothecaire zekerheden op de woning waren verstrekt.
Voorts heeft de notaris bij [appellante] de benodigde informatie opgevraagd. Bij brief van 9 januari 2015 (productie 1 dagvaarding iea) is daartoe door kandidaat-notaris [kandidaat-notaris] een vragenformulier toegestuurd aan [appellante] .
[appellante] heeft het vragenformulier op 13 januari 2015 ingevuld teruggestuurd naar de notaris. Het formulier (productie 2 dagvaarding iea) bevat de volgende passage:
‘Financiering
Is het (onder)pand belast met hypotheek? Ja
Zo ja, bij welke bank/financiële instelling? Rabobank
Leningnummer: Zie bijlage’
De bijlage (onderdeel van productie 2 dagvaarding iea) luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘[appellante]:
Leningnummer [leningnummer 1] stand EUR 85.600,-
(…)
[echtgenoot van appellante]:
Leningnummer [leningnummer 2] stand EUR 200.000,-
Leningnummer [leningnummer 3] stand EUR 50.000,-
[partners] Partners BV:
Leningnummer [leningnummer 4] stand EUR 57.761,59
NB Voor de lening van [echtgenoot van appellante] en [partners] Partners sta ik borg. Deze moet ik helaas ook aflossen daar mijn toekomstige ex man niet meer betaald.’
Op 13 januari 2015 heeft [appellante] per e-mail contact opgenomen met Rabobank om te vernemen wat zij precies moest betalen op de (beoogde) leveringsdatum. Bij
e-mailbericht van 14 januari 2015, 14:21 u, (onderdeel van productie 10 dagvaarding iea) heeft de heer [adviseur BBP] , adviseur Bijzonder Beheer Particulieren (hierna: [adviseur BBP] ), geantwoord:
‘De notaris zal alle informatie verzamelen (…) en hier 1 afrekennota van maken. Deze ontvang je normaliter een aantal dagen voorafgaand aan het passeren. Bijgevoegd overzicht kan dus nog licht afwijken op het definitieve in verband met lopende renten en kosten.’
Bij het e-mailbericht was een overzicht (productie 11 dagvaarding iea) gevoegd waarin onder meer was opgenomen:
‘(…)
Vorderingen [partners] Partners B.V. (zakelijk)
Rekening-courant [rekening-courant] RABO (…)
Saldo dd. 13-01-2015 € 9.102,14
Lopende rente en kosten vanaf 13-01-2015 p.m.
Lening [leningnummer 4]
Restant hoofdsom € 57.761,59
Achterstallige rente € 1.541,36
Lopende rente en kosten vanaf 13-01-2015 p.m.’.
Het overzicht werd afgesloten met:
‘Totaal te voldoen uit verkoopopbrengst [adres] te [plaats] € 787.145,68’
Bij e-mailbericht van 14 januari 2015, 15:00 u, heeft [appellante] , naar aanleiding van het onder l) gedeeltelijk weergegeven e-mailbericht, [adviseur BBP] als volgt bericht:
‘Ik snap dat ik getekend heb voor borg van de twee hypotheken van Aris. Maar moet ik ook zijn achterstallige rente betalen? Die kan hij echt zelf wel betalen. (…)’. [adviseur BBP] heeft hierop gereageerd bij e-mailbericht van 14 januari 2015, 15:06 u, en wel als volgt:
‘Je hebt niet als borg getekend, maar je hebt wel bij akte dd 25-05-2009 (hypotheekvestiging) de woning aan de [adres] te [plaats] als zekerheid gegeven voor alle vorderingen (inclusief renten, provisies en kosten) aan jullie beide. Zowel zakelijk als privé. (…)’. (productie 12 dagvaarding iea). [appellante] heeft vervolgens geantwoord bij e-mailbericht van 14 januari 2015, 15:12 u en wel als volgt:
‘Ok, dit gaat dus over de hypotheek van Aris. Hoe zit dat dan met de zakelijke lening? Moet ik daar ook de debetstand van betalen? En gaan jullie nog rente van Aris proberen te krijgen? Ik had gisteren bij de rechter met hem waarbij hij stelde dat hij nog steeds aan jullie betaald. Dat zou dus wel heel plezierig zijn voor mij’. Bij e-mailbericht van 14 januari 2015, 16:05 u, heeft [adviseur BBP] [appellante] ervan op de hoogte gesteld dat de hypotheekakte van 2009 betrekking had op alle vorderingen op naam van VBP (en van [beheer] Beheer B.V. en [appellante] Beheer en Advies B.V.). Het e-mailbericht werd als volgt afgesloten:
‘Zoals ik al eerder heb aangegeven volstaat de opbrengst uit de verkoop om onze vordering te voldoen en zijn beide debiteuren (Aris en jij) beide geattendeerd en aangesproken op het feit dat er gewoon rente en/of aflossing voldaan moet worden. In de vraag hoe jullie dit onderling regelen en wie hierdoor en voor welk bedrag een vordering op de ander krijgt is de bank geen partij.
Voor de volledigheid kan ik je nog melden dat het feitelijk geen verschil maakt of er wel of geen voldoende opbrengst is uit de verkoop van het onderpand. In alle gevallen blijven beide debiteuren voor de volledige restvordering 100% aansprakelijk en kan de bank bij beide debiteuren haar vordering verhalen. Hoe dit onderling vervolgens financieel verrekend wordt is geen issue / discussie voor de bank’(de e-mailberichten zijn overgelegd als productie 12 dagvaarding iea).
Rabobank heeft op 22 januari 2015 een aflossingsnota (productie 4 dagvaarding iea) aan de notaris gezonden met betrekking tot de hypothecaire geldlening van VBP ter hoogte van € 68.908,81, inclusief rente (tot en met 30 januari 2015) en kosten.
Bij brief van 28 januari 2015 heeft Rabobank de notaris aflossingsnota’s (productie 3 dagvaarding iea) toegezonden met betrekking tot de hypothecaire geldleningen van [appellante] en [geldlener] (ter hoogte van € 444.742,61, inclusief rente en kosten) en van [echtgenoot van appellante] (ter hoogte van € 256.215,24, inclusief rente en kosten).
Op basis van de verkregen informatie heeft de notaris de nota van afrekening
d.d. 2 februari 2015 (productie 5 dagvaarding iea) opgesteld. Hij is daarbij uitgegaan van de onder o) genoemde bedragen van € 444.742,61 en € 256.215,24 (zijnde in totaal
€ 700.957,85). De onder n) genoemde aflossingsnota is buiten beschouwing gelaten. Op basis van de aldus opgestelde nota van afrekening zou [appellante] na de afwikkeling van de koopovereenkomst inzake de woning c.a. recht hebben op uitbetaling van € 68.949,39.
Op 2 februari 2015 is de leveringsakte gepasseerd voor de notaris. Voordien was door of namens de kopers de koopsom ad € 800.000,- overgemaakt op de kwaliteitsrekening.
Op 4 februari 2015 is in opdracht van de notaris een bedrag van € 68.949,39 overgemaakt van de kwaliteitsrekening naar de bankrekening van [appellante] .
Op dezelfde dag heeft de notaris ontdekt dat bij het opstellen van de nota van afrekening geen rekening was gehouden met de hypothecair verzekerde vordering van Rabobank op VBP ad € 68.908,81, waarop de aflossingsnota van 22 januari 2015 betrekking had.
De notaris heeft daarop € 68.908,81 betaald aan Rabobank, waarna (ook) het hypotheekrecht in verband met de vordering van Rabobank op VBP op de woning is doorgehaald.
Namens de notaris is op 4 februari 2015 contact opgenomen met [appellante] en is verzocht om een bedrag van € 68.908,81 terug te storten. [appellante] heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.
Bij e-mailbericht van 12 februari 2015 (productie 7 dagvaarding iea) heeft de notaris [appellante] , voor zover van belang, als volgt bericht:
‘Ik heb u zojuist een aantal maal telefonisch proberen te bereiken inzake de aflossing van de lening van: [partners] Partners B.V.
Wij hebben de gelden nog niet van u ontvangen.
Ik wil u daarom nogmaals vriendelijk verzoeken hetgehelebedrag van de verkoopopbrengst met spoed terug te storten naar de rekening van afkomst, ten name van [notarissen ] notarissen. De boekhouder zal vervolgens met dit bedrag de lening aflossen zodat de hypotheken kunnen worden doorgehaald.
Zo lang deze lening niet is afgelost via onze derdengelden rekening, kan de hypotheek op de woning niet worden doorgehaald.’
Bij aangetekende brief van 12 februari 2015 (tekst opgenomen in productie 8 dagvaarding iea) is [appellante] verzocht om
‘per omgaande doch in ieder geval aanstaande vrijdag’het bedrag van € 68.949,39 terug te betalen en is zij, voor het geval dat niet (volledig en tijdig) zou gebeuren, in gebreke gesteld.
[appellante] heeft ook aan dit verzoek geen gevolg gegeven. Bij e-mailbericht van 13 februari 2015 (productie 9 dagvaarding iea) heeft zij de notaris, voor zover van belang, als volgt bericht:
‘Uw email bevreemdt mij. Zoals u het beschrijft is niet de waarheid.
U heeft mij gebeld, U gaf aan dat er iets fout was en dat u het nog uit zou zoeken en mij een email zou sturen. In u email geeft u zelf aan dat u afgesproken had een email te sturen, verder niets!! Ik heb niets beloofd of toegezegd. Ik had wel ondertussen mijn reeds ontvangen bedrag vergeleken met de afrekening die ik maandag 2 februari van de notaris had ontvangen en ondertekend, en deze was correct. De ontvangen gelden had ik reeds gebruikt om andere schuldeisers te betalen.Ik mag er toch vanuit gaan dat de afrekening die de notaris mij geeft en liet tekenen tijdens de overdracht van het door mij verkochte huis correct is’
Na daartoe verkregen verlof heeft de Maatschap op 13 februari 2015 ten laste van [appellante] conservatoir derdenbeslag gelegd onder een tweetal banken.
[appellante] heeft tot op heden het bedrag van € 68.908,81 niet (terug)betaald aan de Maatschap.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft de Maatschap in eerste aanleg in conventie gevorderd dat de voorzieningenrechter bij wege van voorlopige voorziening [appellante] zal veroordelen tot betaling van € 68.908,81 uit hoofde van onverschuldigde betaling, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2015, en tot betaling van € 1.005,23 aan beslagkosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft de Maatschap, samengevat, ten grondslag gelegd dat zij de hoofdsom ad € 68.908,81 onverschuldigd heeft betaald aan [appellante] , zodat laatstgenoemde dit bedrag dient terug te betalen, terwijl zij voorts aan de Maatschap dient te vergoeden de ter verzekering van de terugbetaling van de hoofdsom gemaakte beslagkosten.
3.2.3.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft daarnaast in reconventie gevorderd om de Maatschap te gelasten het door haar ten laste van [appellante] onder ING gelegde derdenbeslag op te heffen.
3.2.4.Aan deze vordering heeft [appellante] , samengevat, ten grondslag gelegd dat de Maatschap niets van haar te vorderen heeft, zodat het beslag onrechtmatig is gelegd.
3.2.5.De Maatschap heeft gemotiveerd verweer gevoerd.