3.1.In rov 2.1-2.16 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Daarnaast staan nog enige andere feiten tussen partijen vast. In dit hoger beroep gaat het nog om het volgende.
a. a) [appellant] is bestuurder en enig aandeelhouder van [appellant] Holding B.V. (hierna: [appellant] Holding) en via deze vennootschap is (c.q. was) hij tevens bestuurder van vijf vennootschappen (hierna samen: de vennootschappen). [appellant] Holding is (was) voor 100% aandeelhouder van de vennootschappen. Een daarvan is [Grafimedia] Grafimedia Center B.V. (hierna: [Grafimedia] Grafimedia), waarin drie drukkerijen zijn ondergebracht.
b) [appellant] en de vennootschappen zijn gefinancierd door (de rechtsvoorgangster van) Rabobank. Door verschillende omstandigheden nam bij de vennootschappen de behoefte aan financiering in de loop der tijd toe. Rabobank verstrekte meerdere malen aanvullende financiering aan de vennootschappen en [appellant] heeft daarop, tot zekerheid van dat wat Rabobank (c.q. haar dochter De Lage Landen Financial Services B.V., hierna: DLL) van de vennootschappen te vorderen had, diverse (bank)borgtochtovereenkomsten met Rabobank (en DLL) gesloten.
c) De laatste overeenkomst van borgtocht is gesloten op 26 augustus 2011. [Grafimedia] Grafimedia dreigde haar kredietlimiet te overschrijden en een aanvullende financiering van
€ 200.000,- werd verstrekt tegen afgifte van een (bank)borgtocht door [appellant] van
€ 250.000,- .
d) [appellant] heeft (voor zover thans nog lopend c.q. inroepbaar) aan Rabobank (en/of DLL) borgtochten verstrekt op 26 augustus 2008 tot een maximum van € 500.000,00 waarvan de verplichting op 1 augustus 2012 € 222.843,00 bedroeg, op 24 november 2008 tot een maximum van € 270.000,00, op 22 december 2009 tot een maximum van € 230.000,00 en de reeds genoemde borgtocht van 26 augustus 2011.
e) Op grond van de op de financieringsovereenkomsten van toepassing zijnde algemene voorwaarden, kan Rabobank de kredietfaciliteit met onmiddellijke ingang opeisen indien aan in die overeenkomsten genoemde voorwaarden is voldaan.
f) Vanwege de omvang van de financieringen van de vennootschappen heeft Rabobank deze post in november 2009 aangemeld bij Rabobank Nederland (Afdeling Bijzonder Beheer / Begeleiding Bijzondere Financieringen). Rabobank Nederland heeft zich vanaf dat moment met de vennootschappen beziggehouden. Wanneer in dit arrest wordt gesproken over Rabobank wordt daarmee ook Rabobank Nederland bedoeld.
g) [appellant] is in februari 2012 in (nader) overleg getreden met de Limburgse investerings- en ontwikkelingsmaatschappij (hierna: LIOF) om in combinatie met een strategische partner in de vennootschappen te participeren, om de vermogenspositie daarvan te verbeteren. De voorgestelde strategische partner, drukkerij [drukkerij] , haakte in mei 2012 af.
h) In verband met een liquiditeitstekort heeft Rabobank op 23 maart 2012 ingestemd met een tijdelijke verhoging van de rekening-courant faciliteit tot en met 30 juni 2012 met een bedrag van € 400.000,00 (tot een totaalbedrag van € 1.750.000,00). In dit verband schreef Rabobank aan [appellant] :
“
Het doel van deze tijdelijke financiering is een bijdrage te leveren in de noodzakelijke liquiditeit voor de periode tot 1 juli 2012 om tot een afronding te komen van een gedeeltelijke aandelenverkoop en kapitaalstorting in[ [appellant] Holding en [Grafimedia] Grafimedia]
door[LIOF]
in combinatie met Drukkerij [drukkerij] , danwel in combinatie met een derde (..)
Additionele Voorwaarden
1. Alle huidige en toekomstige betalingsregelingen e.d. moeten passen binnen de bancaire limiet van EUR 1.750.000,- tot 1 juli 2012
4
. Rabobank behoudt zich het recht voor om het tijdelijk extra krediet in te trekken indien, (..), blijkt dat participatie (..) geen doorgang gaat vinden, danwel indien blijkt dat geen uitzicht is dat participatie en kapitaalsinbreng voor 1 juli 2012 zal worden gerealiseerd.”
i. i) [appellant] , bijgestaan door zijn adviseur [adviseur appellant] , heeft na het afhaken door [drukkerij] de reeds begonnen, maar tijdelijk opgeschorte, gesprekken met collega-drukker [collega-drukker] (hierna: [collega-drukker] ) hervat teneinde te bezien of [collega-drukker] , al dan niet met LIOF, zou willen participeren in de vennootschappen en/of zou kunnen bijdragen aan een omzetverbetering van de vennootschappen. Op 11 mei 2012 is de participatie en samenwerking met [collega-drukker] door [appellant] besproken met Rabobank, waarvan aanwezig was [accountmanager Rabobank NL] , accountmanager bij Rabobank Nederland (hierna: [accountmanager Rabobank NL] ). In het van de zijde van [appellant] opgestelde gespreksverslag (prod. 24 cvr in conv.) valt te lezen:
“ [accountmanager Rabobank NL] [ [accountmanager Rabobank NL] , hof]
geeft aan dat deze derde partij[ [collega-drukker] , hof]
de ideale partij is en adviseert om deze deal indien mogelijk altijd te doen. (..) Tijdslijn is dat [Grafimedia] uiterlijk tot 1 juli de tijd heeft voor een concrete deal met deze partij (er dient dan werkelijk een ondertekend contract te zijn waarin staat dat een partij participeert/ingebracht wordt in [Grafimedia] . (..) eerst als er concreet iets op papier staat (met handtekeningen) kun je bij de bank iets vragen.”
j) In aanvulling hierop schreef [accountmanager Rabobank NL] op 5 juni 2012 aan [appellant] (prod. 25 cvr in conv.):
“
We hebben gesproken over de voortgang van de diverse samenwerkingstrajecten die moeten leiden tot extra omzet in [Grafimedia] .Het baart de bank ernstige zorgen dat, zoals het nu lijkt, er te weinig voortgang zit in het proces. We adviseren u om haast te maken met het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met partijen, die bijdragen aan omzetvergroting binnen [Grafimedia] .
Voor de volledigheid herhaal ik maar wat wij ook genoemd hebben tijdens onze bespreking van 11 mei jl. De bank wil enkel nog nadenken om wat te doen als er handtekeningen staan onder samenwerkingsovereenkomsten. (..)”
k) [adviseur appellant] heeft op 3 juli 2012 een stuk (prod. 1 cva in conv.) opgesteld voor [appellant] ten behoeve van een bespreking met [collega-drukker] op 4 juli 2012. Hierin staat:
“
1. Inleiding
Op 14 februari jl. heeft een oriënterende bespreking plaatsgevonden met [collega-drukker] met als doel te onderzoeken of er bereidheid is te participeren (..) Op 23 april is opnieuw contact opgenomen. Daarop heeft op 2 mei een vervolgoverleg plaatsgevonden. Tijdens dat overleg is afgesproken de hoofdlijnen voor de transactie te laten uitwerken door de adviseurs. (..) Op 24 juni is het informatiememorandum compleet gemaakt en verzonden.
Het informatiememorandum van [collega-drukker] is nog niet ontvangen. Hiervoor vindt op 4 juli een vervolgoverleg plaats. (..)
6. Conclusie en advies
Op basis van globale informatie waarover nu de beschikking is kan geen betrouwbaar beeld worden verkregen.
Verder is er geen indicatie van de omzet en samenstelling die uit de recente overname voortkomt.
Wel kan vastgesteld worden dat samenvoeging van de productie tot synergie leidt. (..) Dit zou enige tijd met zich mee kunnen brengen om dit te realiseren.”
l) Op 4 juli 2012 heeft de geplande bespreking plaatsgevonden. [adviseur appellant] heeft daarvan een verslag opgesteld voor [appellant] (prod. 2 cva in conv.). Hierin staat onder meer:
“
1. Inleiding
(..)
Doelstelling van [collega-drukker] is te toetsen of de participatie en de samenwerking hierbinnen past in zijn eigen toekomstplan.
(..)
5. Afspraken en conclusies
Na het gesprek is de conclusie dat er een basis is om het proces voort te zetten.
[collega-drukker] wil duidelijkheid over financiering. [adviseur collega-drukker] / [adviseur appellant] zullen daartoe met Rabobank gesprek vragen.
(..)
Door [collega-drukker] wordt binnen 2 weken de exploitatieopzet aangeleverd.
Daarna zullen [adviseur appellant] / [adviseur collega-drukker] de opzet verder uitwerken voor een vervolgoverleg.”
m) Begin juli 2012 heeft ING Lease verklaard dat zij niet instemde met een uitstel van de huurverplichtingen door [Grafimedia] Grafimedia. De huurachterstand bedroeg op dat moment
€ 75.000,00.
n) Op 4 juli 2012 heeft de Belastingdienst bodembeslag gelegd onder [Grafimedia] Grafimedia. De openbare verkoop zou plaatsvinden op 15 augustus 2012.
o) Bij brief van 17 juli 2012 (prod. 4A cva in conv.) heeft [adviseur appellant] over de participatiebesprekingen met [collega-drukker] het volgende aan Rabobank laten weten:
“(..)
Tijdens een overleg op 4 juli zijn principeafspraken gemaakt over de uitvoering van specifieke efficiencymaatregelen en managementtaken. Op 17 juli zou de financiële opzet van beide bedrijven worden voorbereid. Tijdens dat overleg heb ik [adviseur collega-drukker] , adviseur van [collega-drukker] , moeten informeren over het besluit van de bank geen betalingen meer uit te voeren. Inmiddels heeft [adviseur collega-drukker] mij bericht dat de situatie met de bank voor [collega-drukker] aanleiding is om de besprekingen stop te zetten en geheel af te zien van de participatie en samenwerking.”
De besprekingen met [collega-drukker] tot het stopzetten daarvan zoals genoemd in deze brief worden door partijen in de stukken aangeduid als ‘ [collega-drukker] I’.
p) Op 20 juli 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [collega-drukker] en Rabobank (en DLL) met betrekking tot de overname van de ondernemingen van [appellant] door [collega-drukker] . Rabobank heeft [collega-drukker] in de gelegenheid gesteld om een overnameplan in te dienen. Dit plan is op 25 juli 2012 door [adviseur collega-drukker] , de adviseur van [collega-drukker] , aan Rabobank gezonden.
Naar aanleiding daarvan berichtte Rabobank op 26 juli 2012 aan [adviseur collega-drukker] (prod. 9 dagv.):
“
Op basis van uw schrijven moeten we concluderen dat de door u in het gesprek[van 20 juli 2012, hof]
aangegeven uitgangspunten in zijn geheel niet gerealiseerd (kunnen) worden. (..) In afwachting van uw reactie worden er geen betalingen meer uitgevoerd en zal de Rabobank zich beraden (..)”
q) Op 30 juli 2012 heeft Rabobank het door [collega-drukker] ingediende overnameplan van de hand gewezen. Bij e-mailbericht van 31 juli 2012 schreef Rabobank hierover aan [adviseur collega-drukker] (prod. 11 dagv):
“
Tot onze grote verbazing ontvingen wij een plan dat op alle punten afweek van hetgeen wij bespraken. Dit hebben wij ook aan u bericht.
Daarop ontvingen wij weer een aangepast plan, welke meer in lijn is met hetgeen wij bespraken, maar (i) niet het bij de bank vereiste vertrouwen schept, (ii) niet volledig aan de overeengekomen uitgangspunten voldoen, en (iii) voor de bank gelet op de onzekerheden niet werkbaar is. (..) Kortom, wij zien op basis van de (wisselende) informatie die wij tot op heden hebben ontvangen geen aanleiding om verder met u in overleg te treden (..)”.
De besprekingen met [collega-drukker] vanaf 20 juli 2012 worden door partijen in de stukken aangeduid als ‘ [collega-drukker] II’.
r) Bij brief van 1 augustus 2012 heeft Rabobank de financiering van de vennootschappen met onmiddellijke ingang opgezegd en terugbetaling geëist van de vorderingen van Rabobank op uiterlijk 14 augustus 2012. Uit bedoelde brief blijkt dat de totale vordering op dat moment € 4.553.295,24 bedroeg.
De redenen voor opzegging zijn door Rabobank in de brief van 1 augustus 2012, voor zover thans van belang, als volgt uiteengezet:
“
Uw onderneming bevindt zich al geruime tijd in financiële problemen. Doordat gedurende een aantal jaren forse verliezen zijn geleden is er inmiddels sprake van een aanzienlijk negatief eigen vermogen. De financiële verplichtingen aan de bank alsook andere crediteuren kunnen niet meer worden nagekomen terwijl evenmin sprake is van enig uitzicht op voldoende verbetering binnen afzienbare tijd. De situatie is zelfs verslechterd nu de Belastingdienst (bodem)beslag heeft gelegd op (aan de bank verpande) activa van [Grafimedia] Grafimedia. Maatregelen om het tij te keren hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Op uw verzoek hebben wij nog met verschillende partijen - waaronder de heer [collega-drukker] - gesproken om een gehele of gedeeltelijke overname van [Grafimedia] Grafimedia te inventariseren en, zo mogelijk, te bewerkstelligen. Helaas heeft ook dit niet tot de beoogde overname geleid. (…)
Gelet op het bovenstaande, het feit dat [Grafimedia] Grafimedia niet langer in staat is aan haar verplichtingen jegens de bank (en andere crediteuren) te voldoen, de Belastingdienst (bodem)beslag heeft gelegd op (aan de bank verpande) activa van [Grafimedia] Grafimedia en het feit dat verstrekking c.q. inbreng van additioneel risicodragend vermogen door derden niet langer als opportuun wordt beschouwd, ziet de bank geen andere mogelijkheid dan de aan [Grafimedia] Grafimedia verstrekte financieringen met onmiddellijke ingang op te eisen.”
s) Vervolgens heeft [appellant] op 8 augustus 2012 het faillissement aangevraagd van drie van de vennootschappen, waaronder [Grafimedia] Grafimedia. Diezelfde dag is het faillissement van genoemde vennootschappen uitgesproken en is mr. J.D.E. van den Heuvel tot curator benoemd.
t) Op 21 augustus 2012 heeft Rabobank aan [appellant] aangekondigd dat zij hem voor het volledige bedrag waarvoor hij zich borg heeft gesteld, zal gaan aanspreken.
3.2.1.Rabobank heeft [appellant] als borg in rechte aangesproken en in conventie gevorderd, kort gezegd, veroordeling van [appellant] tot betaling van € 972.843,00, vermeerderd met rente en kosten, waaronder beslag- en nakosten.
In reconventie vorderde [appellant] , onder meer en samengevat, een verklaring voor recht primair dat de overeenkomsten van borgtocht wegens door [appellant] genoemde wilsgebreken zijn vernietigd, subsidiair dat het Rabobank niet vrijstaat om [appellant] als borg voor het volledige door Rabobank gevorderde bedrag aan te spreken, en meer subsidiair dat de borgstellingen moeten worden verminderd met € 881.000,00, dat beperkingen dienen te worden opgelegd ten aanzien van de wijze van uitwinning van de eigendommen van [appellant] en dat Rabobank € 50.000,00 aan immateriële schadevergoeding dient te betalen, alles met veroordeling van Rabobank in de proceskosten.
3.2.2.De rechtbank heeft de vorderingen in conventie toegewezen en in reconventie afgewezen. Zij was van oordeel dat geen sprake was van enig wilsgebrek bij [appellant] . Voorts overwoog zij, voor zover in hoger beroep van belang, dat Rabobank met de stopzetting van de kredietfaciliteit van de vennootschappen niet heeft gehandeld in strijd met de op haar rustende zorgplicht (r.o. 4.10) en dat de gronden voor opzegging voldoende gemotiveerd uiteengezet zijn en niet kunnen leiden tot het oordeel dat Rabobank in strijd heeft gehandeld met de op haar als bank rustende zorgplicht, zodat de opzegging rechtmatig was (r.o. 4.17).
3.3.1.[appellant] heeft in zijn memorie van grieven gesteld dat hij het geschil in volle omvang aan het hof heeft voorgelegd. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij vereist is dat die gronden voldoende kenbaar zijn. De enkele vermelding dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat enig door de appellant niet vermeld geschilpunt naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde wordt gesteld.
3.3.2Zo constateert het hof dat geen grieven zijn gericht tegen de afwijzing van de vorderingen van [appellant] in reconventie en de beslissingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd en evenmin tegen het onbesproken laten van stellingen die [appellant] ten grondslag had gelegd aan zijn reconventionele vorderingen. Evenmin zijn grieven gericht tegen de oordelen van de rechtbank dat Rabobank aanvullende zekerheden mocht verlangen, dat geen grond bestaat voor het oordeel dat Rabobank onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [appellant] bij de uitwinning en dat de overeenkomst van borgtocht van 26 augustus 2011 niet disproportioneel was. Deze beslissingen van de rechtbank zijn daarom niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
3.3.3.Ter gelegenheid van het pleidooi bij dit hof heeft (de advocaat van) [appellant] voorts desgevraagd expliciet gesteld dat hij in het kader van de door hem geformuleerde grieven slechts het “torpederen” door Rabobank van het plan [collega-drukker] I – en niet het plan [collega-drukker] II - aan het hof wenst voor te leggen. Het plan [collega-drukker] II is in de memorie van grieven vooral als achtergrond vermeld, aldus [appellant] .