7.1Onder “2. Feiten” van het vonnis van 28 mei 2014 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten zij is uitgegaan. Voor zover het hof van oordeel is dat die feiten in dit appel relevant zijn en er niet tegen gegriefd is, zal het hof daarvan uitgaan. Het hof gaat nog van enkele andere feiten uit en zal hierna alle vaststaande feiten weergeven.
a. [Vastgoedontwikkeling] heeft tot 26 maart 2012 gehandeld onder de (statutaire) naam [Projecten] Projecten.
b. [de bestuurder] (hierna: [de bestuurder] ) is sedert 18 december 2009 enig bestuurder van [Vastgoedontwikkeling] en staat als zodanig geregistreerd in het Handelsregister.
c. [de directeur] (hierna: [de directeur] ) was tot begin 2013 werkzaam bij [Bouw] Bouw [plaats] BV, een zustervennootschap van [Vastgoedontwikkeling] . Hij bezat de volgende door “ [Bouwgroep] Bouwgroep” (de moedermaatschappij van beide vennootschappen) afgegeven schriftelijke machtiging d.d. 11 december 2009 (productie 3 antwoord in conventie):
“Machtiging tekenbevoegdheid
(…)
Naam gegadigde: [Bouwgroep] Bouwgroep
Naam rechtsgeldig vertegenwoordiger: de heer [de bestuurder]
Functie: Directeur
(…)
Naam gemachtigde : de heer [de directeur]
Functie: Directeur [Bouw] Bouw [plaats]
(…)
De gegadigde verklaart dat zij de heer [de directeur] machtigt haar te vertegenwoordigen en dat gemachtigde tekenbevoegd is.
Was getekend (…)”.
d. [appellant] is eigenaar van een perceel aan [het adres] te [plaats] , kadastraal bekend als sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] (hierna: het perceel).
e. [Vastgoedontwikkeling] en [appellant] hebben overleg gevoerd om te kijken wat de (on)mogelijkheden waren om op dit perceel een zorgcomplex te ontwikkelen. In dat kader heeft [appellant] met name van doen gehad met [de directeur] .
f. Op 4 november 2011 hebben [appellant] en [de directeur] een stuk ondertekend, getiteld “KOOPOVEREENKOMST (BOUW)PERCEEL te [plaats] ”, (hierna: de koopovereenkomst, productie 6 bij dagvaarding in eerste aanleg), onder meer inhoudende:
“(…) [appellant] ,(…) hierna te noemen “verkoper”
en
(…) [Projecten] Projecten BV (of een nader te noemen meester)(…)
Ten deze vertegenwoordigd door haar directeur, (…) [de directeur]
hierna te noemen “koper”
(…)
koper verklaart van verkoper te hebben gekocht, gelijk verkoper verklaart aan koper te hebben verkocht
een perceel bouwgrond, aan [het adres] te [plaats] , kadastraal bekend als sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] gedeeltelijk
en
een perceel ten behoeve van de realisatie van onbebouwde voorzieningen, aan [het adres] te [plaats] , kadastraal bekend als sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] gedeeltelijk, kadastraal bekend als sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] gedeeltelijk
(…)
artikel 1: koopprijs
De koopprijs (…) bedraagt € 25.000,00 excl. BTW k.k. per woon(zorg)appartement dat op het verkochte kan worden gerealiseerd met een minimum van 48 appartementen en een maximum van 60 (…).
artikel 2: notariële akte van levering, datum van levering
Levering zal plaatsvinden op 1 maart 2012 of zoveel eerder als mogelijk.
(…)
artikel 4: betaling
Betaling van de koopsom vindt plaats in 2 termijnen.
De 1e termijn een aanbetaling, groot € 250.000,00 te betalen voor 1-12-2011.
De 2e termijn te betalen voor het verlijden van de (…) akte van levering(…)”.
g. Op 6 december 2011 werd door notaris [notaris] te [plaats] een akte verleden waarbij [appellant] en zijn ex-echtgenote hypotheek verleenden aan [Projecten] Projecten B.V. De akte (productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg) houdt in:
“(…) tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen de hypotheeknemer nu of te eniger tijd van( [appellant]
) te vorderen mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, dan wel uit welken andere hoofde ook, verklaarde de hypotheekgever hypotheek te verlenen tot een bedrag van (…) € 250.000,00 (…)), te vermeerderen met renten en kosten, (…) op:
(…) [het adres] , kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] (…)”.
h. Op 8 december 2011 heeft [Projecten] Projecten B.V. € 250.000,- overgemaakt op de derdengeldenrekening van notaris [notaris] met als omschrijving
“hypotheek [appellant] ”.De notaris heeft dit bedrag overgeboekt naar [appellant] met als omschrijving:
“lening/ voorschot [Vastgoedontwikkeling] ”.
i. De andermaal (zie nr. 6 memorie van antwoord) bij memorie van antwoord als productie 25 overgelegde brief op briefpapier van [Bouw] Bouw [plaats] BV en ondertekend door [de directeur] van 23 november 2012 aan [appellant] houdt in, voor zover relevant:
“(…)
kenmerk: [kenmerk]
(…)
[Vastgoedontwikkeling] zal het verkochte gebruiken voor de realisatie van 60 wooneenheden voor de zorg. De definitieve omvang van het terrein en het aantal wooneenheden is op bijgaande tekening aangegeven.
(…)
In onze opdracht is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd en is er (…) nog een aanvullend onderzoek uitgevoerd. (…) Deze rapporten zijn u verstrekt.
Uit de analyseresultaten blijkt dat er een verontreiniging met bestrijdingsmiddelen en zink aanwezig is op de locatie. Daarnaast blijkt uit de analyseresultaten dat er een matige verontreiniging met PAK is aangetroffen.
Een saneringsplan waaruit blijkt welke maatregelen en in welke omvang deze maatregelen genomen gaan worden zien wij per ommegaande tegemoet. Na ontvangst zullen wij beoordelen of de te nemen maatregelen voor ons, bij levering, de geschiktheid van de bodem en grondwater van het verkochte voldoende garanderen. (…)”.
j. De als productie 8 bij inleidende dagvaarding overgelegde brief van 23 november 2012 op briefpapier van [Bouw] Bouw [plaats] BV , hierna “het addendum” houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Geachte heer [appellant] ,
In afwijking van bijgaand schrijven, d.d. 23 november 2012, met het kenmerk [kenmerk] , zijn wij met u overeengekomen als volgt:
Datum van levering:
Levering zal plaatsvinden op een tussen partijen te bepalen moment, echter uiterlijk op 1-6-2013;
[Vastgoedontwikkeling] heeft de mogelijkheid deze termijn te verlengen met 6 maanden tot uiterlijk 1-12-2013.
Bodem en grondwatervervuiling:
a.
Door Milon is een verkennend en een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd (…). Gelet op de aard en mate van verontreiniging dient er een sanering plaats te vinden. Verkoper draagt zorg voor een saneringsplan en voor het kunnen leveren van een “onverdachte” locatie.
(…)
Voor de betaling van rente is een percentage van 5,5% per jaar overeengekomen. (…)
Een nabetaling van rente zal geschieden indien er 60 eenheden gerealiseerd kunnen worden. Voor deze nabetaling is een rente van 5,5% per jaar overeengekomen. De eventuele betaling zal geschieden over het verschil van de koopsom tussen 48 en 60 eenheden, over de periode van 01-12-2012 tot datum van feitelijke levering.
(…)”.
Aan het slot van de brief is links vermeld “ [Bouw] Bouw [plaats] BV” en daaronder staat de handtekening van [de directeur] . Rechts is vermeld “ [appellant] ”, en daaronder staat de handtekening van [appellant] .
k. De tijdens de comparitie na antwoord overgelegde brief op briefpapier van [Bouw] Bouw [plaats] BV van 23 november 2012, afkomstig van en ondertekend door [de directeur] in persoon en gericht aan en ondertekend door [appellant] (productie 27 memorie van antwoord), hierna “de side letter”, houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Middels bijgaande brief van 23 november jl. onder punt 3, zijn wij overeengekomen dat er aan u een “nabetaling van rente” wordt gedaan. (…)
Het rentebedrag gelijk aan het rentebedrag overeenkomstig het bepaalde in punt 3 van bijgaande brief wordt door u aan mij, uiterlijk binnen 14 dagen, na betaling door [Vastgoedontwikkeling] aan mij betaald. (…)”
l. Op 16 december 2013 heeft de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht van [Vastgoedontwikkeling] dat de notaris de hiervoor aangehaalde akte van hypotheek op 6 december 2011 heeft verleden zonder daartoe door haar gevolmachtigd te zijn, gegrond verklaard (productie 4 memorie van grieven). De kamer overwoog hierbij onder meer:
“(…) Gezien de rol van klaagster die er van op de hoogte was dat [de directeur] namens haar onderhandelingen voerde met [appellant] , de gemeente en de zorginstelling over het realiseren van een woon-/zorgcomplex op de percelen die [appellant] wilde verkopen, alsmede de omstandigheid dat klaagster heeft ingestemd met de betaling (via de derdengeldrekening van de notaris) van (…) € 250.000,00 aan [appellant] zonder zelf de achterliggende reden voor deze betaling (schriftelijk) vast te leggen en door [appellant] te laten bevestigen, ziet de kamer geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel. (…)”