In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Bouw B.V. tegen het College en Aannemersbedrijf B.V. inzake een overheidsaanbesteding. De zaak is ontstaan na een kort geding dat op 4 april 2014 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld. Bouw B.V. heeft in hoger beroep gevorderd dat het College wordt verboden om het werk 'Renovatie en uitbreiding [het College] College' te gunnen aan Aannemersbedrijf B.V. en heeft daarnaast verzocht om de aanbestedingsprocedure af te breken en opnieuw aan te besteden. Het hof heeft in een tussenarrest van 1 september 2015 geoordeeld dat niet vaststaat of er een overeenkomst is gesloten tussen het College en Aannemersbedrijf, en dat de oplevering van het werk mogelijk al heeft plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de vraag of de gunning van het werk aan Aannemersbedrijf B.V. al dan niet rechtsgeldig is. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de status van de overeenkomst en de uitvoering van het werk. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en partijen zijn aangespoord om gezamenlijk de feitelijke situatie te verhelderen. Het hof heeft bepaald dat het College en Aannemersbedrijf geen recht hebben op een antwoordakte, en heeft de zaak verwezen naar de rol van 22 december 2015 voor een akte van Bouw B.V. waarin zij zich kan uitlaten over de vraag of de overeenkomst definitief is gesloten en of de werkzaamheden zijn verricht.