Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 27 augustus 2013, waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 oktober 2013;
- de memorie van grieven waarbij producties zijn overgelegd;
- de memorie van antwoord.
6. Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. C/04/114760 / HA ZA 12-89)
7.De gronden van het hoger beroep
Het door u aangehaalde dat uw cliënt meerwerk heeft verricht kan en wil ik niet betwisten”.Een dergelijke feitelijke reactie is uitgebleven, zodat in elk geval toewijsbaar is € 40.916,60 op grond van de conform de tien bullets verrichte werkzaamheden en ad € 18.826,10 voor verricht meerwerk waarvan onvoldoende gemotiveerd is betwist dat dit is opgedragen. [geïntimeerde] heeft tot op heden in totaal € 50.000,- betaald, zodat in elk geval toewijsbaar is € 9.742,70.
Uitsluitend vooraf schriftelijk overeengekomen meer- en minderwerken komen voor verrekening in aanmerking”, een bewijsovereenkomst hebben willen sluiten inhoudende dat gesteld meerwerk enkel met een geschrift kan worden bewezen;
onbenoemde werkzaamheden (…) die zijn uitgesloten van de offerte waarbij wordt verwezen naar de uitgangspunten van de offerte (het stutwerk, zaagwerk, het plaatsen van stofschotten en het uitgraven van zand en aanbrengen van schrale beton onder de fundering”(zie nr. 39 memorie van grieven, en ook nr. 15 van die memorie), waarvoor zij € 23.312,17 heeft gefactureerd. Het hof begrijpt dat [appellante] hiermee bedoelt te zeggen dat de werkzaamheden die in productie A4 (in andere lay-out ook in eerste aanleg reeds overgelegd als productie 7 bij dagvaarding) zijn genoemd, opgedragen meerwerk betreft. Het hof wijst er hierbij ook op dat [appellante] in haar offerte wat dit betreft onder het hoofd “Uitgangspunten” heeft vermeld “
excl uitgraven zand en aanbrengen schrale beton onder fundering, is niets bekend over de grondslag” alsmede “
exclusief stutwerk, zaagwerk en stofschotten”, waarmee zij deze werkzaamheden, zo begrijpt het hof, niet heeft geoffreerd. In de hiervoor in r.o. 8.1 sub b weergegeven overeenkomst zijn deze werkzaamheden niet onder de tien bullets vermeld, waarbij het hof begrijpt dat de in de bullets 5 en 6 opgesomde werkzaamheden in de overeenkomst (“ontgraven fundering conform tekening constructeur” en “aanvullen van de fundering uit depot”) enkel een omschrijving vormen van de in de nrs. 17 en 18 van de offerte genoemde werkzaamheden (“Ontgraven poeren en funderingen t.b.v. nieuwbouw ter plaatse in depot zetten” en “Aanvullen funderingen en poeren met zand uit depot”).
Het door u aangehaalde dat uw cliënt meerwerk heeft verricht kan en wil ik niet betwisten”,kan niet worden afgeleid dat ook deze specifieke werkzaamheden haar zijn opgedragen. Bij betwisting door [geïntimeerde] van de stelling van [appellante] dat zij thans betaling vordert van haar door [geïntimeerde] opdragen meerwerk, dient [appellante] op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv een en ander te bewijzen. [geïntimeerde] heeft een en ander voldoende betwist. Uit de stellingen van [appellante] dat zij de eindafrekening heeft gespecificeerd en toegelicht kan niet worden afgeleid dat [geïntimeerde] de betreffende meerwerkopdrachten heeft gegeven en het met de facturering ook eens was. Aan de stelling van [appellante] dat [geïntimeerde] niet heeft geprotesteerd tegen de facturen kan in zoverre niet veel betekenis worden gegeven omdat het recht niet de verplichting op de ontvanger van een factuur legt om te protesteren indien de ontvanger het niet met die factuur eens is, waarbij het hof nog daarlaat dat een reden voor niet-betaling van facturen kan zijn dat de ontvanger het daar niet mee eens is. Het hof laat ook nog daar dat [geïntimeerde] bij brief van 31 januari 2012 (productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg) de advocaat van [appellante] heeft laten weten de factuur niet akkoord te hebben bevonden en dat direct te hebben gecommuniceerd. Het hof weegt verder mee dat een achterliggende gedachte van de bepaling dat uitsluitend vooraf schriftelijk overeengekomen meer- en minderwerken voor verrekening in aanmerking komen, tevens zal zijn dat niet lichtvaardig tot de conclusie moet worden gekomen dat meer- of minderwerk is overeengekomen.