ECLI:NL:GHSHE:2015:4667

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
20-002904-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vernieling en mishandeling tegen levensgezel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1982 en woonachtig in Venlo, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het medeplegen van vernieling en mishandeling van zijn levensgezel. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 40 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de primair ten laste gelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de subsidiaire tenlasteleggingen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 januari 2013 samen met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de woning van de benadeelde partij heeft vernield. Daarnaast heeft het hof bewezen verklaard dat de verdachte op 9 juni 2014 zijn levensgezel heeft mishandeld. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde brandstichting, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij verantwoordelijk was voor het aansteken van vuurwerk dat schade aan de woning van de benadeelde partij heeft veroorzaakt.

De strafoplegging was gericht op het voorkomen van herhaling van strafbare feiten en het herstel van de relatie met de buren. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 548,51, bestaande uit materiële en immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat de immateriële schade niet volledig kon worden toegewezen vanwege andere incidenten in het verleden. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002904-14
Uitspraak : 29 oktober 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 september 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-109044-14 en 03-126424-14, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1982,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem onder parketnummer 03-109044-14 primair is ten laste gelegd en zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder parketnummer 03-109044-14 subsidiair en onder parketnummer 03-126424-14 is ten laste gelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd als hierna te melden.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit voor hetgeen onder parketnummer 03-109044-14 ten laste is gelegd. Indien het hof wel tot een veroordeling komt voor dat feit, heeft de verdediging zich voor wat betreft de strafoplegging aangesloten bij de vordering van de advocaat-generaal en zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 03-109044-14:hij op of omstreeks 1 januari 2013 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in een woning (gelegen aan de [adres 2] ), terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel en/of vloer en/of ruit, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woning bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet met zijn mededader(s), althans alleen, vuurpijlen heeft afgestoken tegen de ruit van de woonkamer en/of de voorkant van de woning en/of een rotje door de brievenbus naar binnen heeft gegooid, waardoor deze knalde en er een steekvlam ontstond, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met de inboedel en/of vloer en/of ruit van deze woning, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2013 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de woonkamer) en/of de (marmeren) vloer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
parketnummer 03-126424-14:
hij op of omstreeks 9 juni 2014 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft vastgepakt en/of heeft geknepen en/of heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak parketnummer 03-109044-14 primair
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 03-109044-14 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat door het handelen van verdachte brand in de woning aan de [adres 2] te Venlo te duchten is geweest.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 03-109044-14 subsidiair en in de zaak met parketnummer 03-126424-14 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 03-109044-14
hij op 1 januari 2013 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de woonkamer), toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft vernield.
parketnummer 03-126424-14
hij op 9 juni 2014 te Tegelen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel [slachtoffer] heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit voor hetgeen onder parketnummer 03-109044-14 ten laste is gelegd. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet degene is geweest die het rotje door de brievenbus heeft gedeponeerd en dat er verklaringen zijn dat maar één persoon de vuurpijlen zou hebben afgestoken. Uit het feitencomplex kan volgens de verdediging niet geconcludeerd worden dat deze persoon verdachte is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n), welke samenwerking – in dit geval – moet zijn gericht op het gooien van vuurwerk tegen het raam van de woning van de buren van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte het volgende af.
Aangever [benadeelde partij] heeft verklaard dat hij zag dat er vuurpijlen tegen de grote ruit van zijn woonkamer geschoten werden. Hij zag dat de personen die de pijlen afstaken ongeveer 3 à 4 meter van zijn woonkamerruit af stonden en dat zij opzettelijk (doelbewust en gericht) de vuurpijlen tegen zijn woning aanschoten. Hij zag dat deze personen wisselend op het tuinpad van [adres 1] en voor de woning [adres 1] stonden. Hij zag dat onder andere [medeverdachte] (hof: de broer van verdachte) en verdachte deze vuurpijlen afstaken. Hij zag dat er minimaal 10 vuurpijlen tegen de ruit van zijn woonkamer aan kwamen. Er werd volop vuurwerk voor de woning afgestoken door personen uit deze groep. Hij zag dat al het vuurwerk dat zij afstaken richting zijn woning gegooid dan wel geschoten werd.
Zijn echtgenote zag vanuit het slaapkamerraam in hun voortuin op het pad een hele groep mensen staan, onder wie verdachte en zijn broer [medeverdachte] . Zij zag dat deze groep schreeuwde en gebaarde richting hun woning.
De [getuige 1] zag dat ongeveer 5 à 6 personen wisselend steeds de woning [adres 1] van [familie verdachte] in liepen. Hij zag dat één van deze personen vuurwerk in de richting van de woning [adres 2] gooide. Hij zag dat hij dit knalvuurwerk opzettelijk en doelbewust in de richting van de ruit van de woonkamer van perceel 21 gooide. Hij zag dat dit vuurwerk in de nabijheid van deze ruit uit elkaar knalde. Hij zag dat deze persoon dit meerdere keren deed.
De [getuige 2] zag ongeveer 6 personen in en uit de woning [adres 1] lopen. Zij zag dat enkele van deze personen knalvuurwerk in de richting van de woning [adres 2] gooiden. Zij zag dat deze personen dit vuurwerk doelbewust in de voortuin van perceel 21 gooiden. Zij zag dat een aantal personen (twee of drie) uit deze groep richting de woning van [benadeelde partij] liep en voor deze woning bleven staan. Zij zag dat zij knalvuurwek bleven gooien in de richting van de woning van [benadeelde partij] . Zij zag dat dit knalvuurwerk (mede) voor de ruit van de woonkamer van [benadeelde partij] uit elkaar knalde. Zij zag dat twee manspersonen het paadje van de voortuin van [benadeelde partij] op liepen.
Uit de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, blijkt voorts dat die avond, verdachte en zijn vriendin meegerekend, zes volwassenen in de woning van verdachte aanwezig waren. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij met nieuwjaar buiten vuurwerk heeft afgestoken.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, een en ander bezien in onderlinge samenhang, concludeert het hof dat uit het handelen van het groepje personen (onder wie verdachte) dat in de woning van verdachte aanwezig was een zodanige gezamenlijkheid spreekt in het opzet om vuurwerk tegen de woning van buurman [benadeelde partij] te gooien, dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n) dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde.
Er zijn, ook overigens, geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-109044-14 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 03-126424-14 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en voorts op de omstandigheid dat, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 september 2015, verdachte voorafgaand aan het plegen van het thans bewezenverklaarde feit eerder onherroepelijk een straf is opgelegd voor mishandeling.
Het hof houdt tevens rekening met de omstandigheid dat verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, het afgelopen half jaar serieus bezig is geweest om, met behulp van een gezinscoach, de relatie met zijn partner te verbeteren en dat er door de gezinscoach een duidelijke groei is waargenomen.
Het hof is voorts van oordeel dat de strafoplegging in deze zaak met name als doel dient te hebben dat verdachte zich ervan weerhoudt om opnieuw strafbare feiten jegens zijn buren te plegen, zodat er mogelijk ruimte ontstaat voor herstel van de burenrelatie. Het hof zal daarom een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar wel voor een langere duur dan door de advocaat-generaal gevorderd, om de drempel van grensoverschrijdend gedrag voor verdachte zo hoog mogelijk te maken. Het hof ziet daarbij geen reden om, zoals de advocaat-generaal heeft gevorderd, de proeftijd langer te maken dan gebruikelijk en zal derhalve de proeftijd bepalen op 2 jaren.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de [benadeelde partij]
De [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 748,51 (€ 248,51 materiële schade en € 500,00 immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder parketnummer 03-109044-14 subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof zal het bedrag ter zake materiële schade toewijzen, nu hiertegen geen verweer is gevoerd en de schade het hof ook overigens redelijk en billijk voorkomt.
Ter zake de immateriële schade is het hof uit onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat deze schade mogelijk niet alleen is veroorzaakt door het thans bewezen verklaarde feit, maar ook door andere incidenten in het verleden. Het hof zal daarom de immateriële schade beperken tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en ten aanzien van het restant bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet kan worden ontvangen en de benadeelde partij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dat deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, aangezien het onderzoek zou moeten worden geschorst om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen om de vordering nader te onderbouwen.
Verdachte is tot vergoeding van de hierboven genoemde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna te melden.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, nu verdachte (en zijn mededader of mededaders) naar burgerlijk recht aansprakelijk zijn voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47, 57, 63, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-109044-14 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-109044-14 subsidiair en in de zaak met parketnummer 03-126424-14 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 03-109044-14 subsidiair en in de zaak met parketnummer 03-126424-14 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de
[benadeelde partij]ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-109044-14 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 548,51 (vijfhonderdachtenveertig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 248,51 (tweehonderdachtenveertig euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-109044-14 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 548,51 (vijfhonderdachtenveertig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 248,51 (tweehonderdachtenveertig euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade en de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader(s) van de verdachte voormeld bedrag heeft/hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. P.T. Gründemann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 29 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hartmann is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.