Uitspraak
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie in het incident van [appellant] ;
- de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, [appellant], had samen met de geïntimeerde, [geïntimeerde], een saunacomplex in eigendom verkregen. De geïntimeerde had aan de appellant twee leningen verstrekt, maar de appellant had nagelaten deze leningen af te lossen. De rechtbank had in het vonnis van 5 augustus 2015 de vorderingen van de appellant afgewezen en de appellant veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de geïntimeerde. De appellant vorderde in het incident schorsing van de uitvoerbaarverklaring van het vonnis, stellende dat hij een aanzienlijk restitutierisico liep en dat zijn belang bij schorsing zwaarder woog dan dat van de geïntimeerde bij onverwijlde tenuitvoerlegging.
Het hof overwoog dat voor toewijzing van de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging, er sprake moest zijn van misbruik van recht of nieuwe omstandigheden die niet eerder in de procedure waren aangevoerd. De appellant had niet voldoende onderbouwd dat zijn belang bij schorsing zwaarder woog dan het belang van de geïntimeerde bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. Het hof concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van de geïntimeerde uitviel, en wees de vorderingen van de appellant af. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die naar de rol werd verwezen voor memorie van grieven.