3.6.1. Voor wat betreft de overige verwijten aan Rabobank heeft het volgende te gelden. Rabobank heeft de overboeking in kwestie uitgevoerd volgens de instructies van [Beheer] B.V. (nadat de kwestie van het verkeerde SWIFT adres was opgelost). Het staat buiten kijf dat alle informatie omtrent de bij Credit Suisse bankierende begunstigde van de betaling – niet: [Beheer] B.V., zoals [directeur van Beheer B.V.] verklaarde tijdens het pleidooi, maar SDC Bank International AG - afkomstig was van [Beheer] B.V.. Het overgeboekte bedrag is ontvangen door Credit Suisse ten behoeve van die begunstigde.
Credit Suisse heeft eigener beweging een wijziging aangebracht in zowel naam als bankrekeningnummer van de begunstigde, waardoor Credit Suisse minst genomen de fraudeurs achter SDC Bank International in de kaart speelde. Inmiddels is wel komen vast te staan dat deze fraudeurs samenwerkten met of dezelfde personen waren als degenen die zich bedienden van SDC Bankcard International.
3.6.2. Aan Rabobank is door [Beheer] B.V. geen verwijt gemaakt van de handelwijze van Credit Suisse. Evenmin ligt aan de vordering van [Beheer] B.V. ten grondslag dat aan Rabobank wordt verweten dat zij – nadat het geld was verdwenen – niet al het mogelijke heeft gedaan om het bedrag bij Credit Suisse te recupereren. Waar het [Beheer] B.V. om gaat, is dat Rabobank haar erop had moeten wijzen dat zelfs bij correcte invoer van alle gegevens in Nederland, de betalingsopdracht toch zou kunnen mislukken door omstandigheden buiten de invloedssfeer van Rabobank. Omstandigheden die hierbij volgens [Beheer] B.V. van belang kunnen zijn, zijn de hoogte van het bedrag, het oorspronkelijk verkeerd opgegeven SWIFT-adres en het verkeerde overboekingsformulier. Door genoemde waarschuwing niet te geven én door geen navraag te doen naar het IBAN van SDC Bank International AG is Rabobank toerekenbaar tekort geschoten jegens [Beheer] B.V.
3.6.3. Het falen van het aan Rabobank gemaakte verwijt met betrekking tot het IBAN ligt reeds besloten in het in hoger beroep niet betwiste rapport van de deskundigen, waaruit kort gezegd blijkt dat het in januari 2004 niet verplicht en evenmin gebruikelijk was voor banken om bij klanten naar het IBAN te vragen. Voor wat betreft de onderhavige overboeking heeft bovendien te gelden dat de op het IBAN betrekking hebbende verordeningen niet van toepassing waren op betalingen naar landen buiten de EU en ook niet op betalingen in andere valuta dan de euro. Tenslotte is het IBAN in het leven geroepen om grensoverschrijdende betalingen efficiënter en geautomatiseerd te laten verlopen. Het IBAN maakt niet een naam-nummercontrole mogelijk, alleen de bank waar de rekening wordt aangehouden kan zekerheid verschaffen of een rekeningnummer aan een bepaalde (rechts) persoon toebehoort, aldus de deskundigen. Door [Beheer] B.V. is in het licht van deze vaststellingen onvoldoende gesteld op grond waarvan toch een – ongeschreven – verplichting voor Rabobank zou hebben bestaan, om in de omstandigheden van dit geval (zie ook rov 3.6.5. hierna) naar het IBAN van begunstigde SDC Bank International AG (niet van de ontvangende bank Credit Suisse) te vragen, zoals [Beheer] B.V. aanvoert.
3.6.5. Ten aanzien van het door [Beheer] B.V. gemaakte verwijt over het ontbreken van de waarschuwing stelt het hof voorop dat in dit geding slechts de vraag dient te worden beantwoord of Rabobank in de concrete omstandigheden van dit geval een waarschuwingsplicht had. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend.
Tussen partijen staat vast dat het hier ging om een “kale” overboeking en niet om een situatie waarin [Beheer] B.V. tevoren het advies van Rabobank had verzocht (een “execution only”- situatie en geen vermogensadviesrelatie). In het onderhavige geval heeft de betaling de begunstigde niet bereikt vanwege omstandigheden waarop, naar [Beheer] B.V. niet weersproken heeft, Rabobank geen invloed heeft kunnen uitoefenen, namelijk dat de door [Beheer] B.V. opgegeven begunstigde een fraudeur was en er bij Credit Suisse eigenmachtig wijzigingen zijn aangebracht in de betalingsopdracht. Zoals hiervoor is overwogen, bestond voor de bank geen verplichting om bij het verstrekken van de betalingsopdracht naar het IBAN bij [Beheer] B.V. te vragen en had de bank aan de hand daarvan bovendien niet kunnen nagaan welke naam bij dat nummer behoorde. Gesteld noch gebleken is dat Rabobank ermee bekend was of dat zij er, behoudens door het opvragen van het IBAN, mee bekend had kunnen zijn dat de begunstigde in feite geen bestaande entiteit was met een niet bestaand rekeningnummer en evenmin dat met die niet bestaande entiteit, al dan niet tevens bij Credit Suisse, fraude werd gepleegd, zodat een waarschuwing om die reden op zijn plaats zou zijn geweest. [Beheer] B.V. heeft voorts niet gesteld dat fraude zo vaak voorkomt bij het uitvoeren van betalingstransacties als de onderhavige, dat de bank reeds op grond daarvan had moeten waarschuwen tegen de risico’s in verband daarmee. Dat de betalingsopdracht een groot bedrag betrof, is onvoldoende om anders te oordelen
Naar het oordeel van het hof kon Rabobank, gegeven de (beperkte) opdracht van [Beheer] B.V. niet meer doen dan het geld naar de door [Beheer] B.V. opgegeven rekening van SDC Bank International AG bij Credit Suisse over te maken. Het gebruikte overmakingsformulier heeft hiermee niets van doen, omdat – zo heeft Rabobank in hoger beroep onbetwist gesteld - het verschil tussen dit formulier en het formulier dat Rabobank gebruikte voor overboekingen boven € 50.000,- slechts gelegen is in het al dan niet melden van de overmaking aan De Nederlandsche Bank. Gesteld noch gebleken is dat die melding de fraude c.q. het verdwijnen van het geld in Zwitserland had kunnen voorkomen.