9.1.Bij tussenarrest van 26 mei 2015 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen om:
- beide partijen in de gelegenheid te stellen een nadere feitelijke toelichting te geven op het shuttlevervoer (rov. 6.5.2);
- [appellanten] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of hetgeen is aangevoerd over de onderbrekingstoeslag, onregelmatigheidstoeslag, overwerk en jaarurenregeling ziet op een interpretatieverschil van de cao, of op de vraag of deze vorderingen wel of niet (geheel) zijn uitbetaald (rov. 6.6.4);
- [appellanten] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag wat zij beogen met hun vordering ter zake het toekennen respectievelijk opnemen van halve compensatiedagen (rov. 6.6.5);
- beide partijen in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over, kort gezegd, het aantal uren dat aan [appellant 1] betaald moest worden en wat feitelijk is betaald en hetgeen dienaangaande is overeengekomen (rov. 6.7.1);
- [appellant 1] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of hij de opleiding heeft gevolgd op verzoek van BBA (rov. 6.7.2).
Beide partijen hebben een akte genomen, zoals hiervoor is vermeld. BBA heeft in haar akte vermeld dat het hof haar bij genoemd tussenarrest (nog) niet de mogelijkheid heeft gegeven op een deel van de door [appellanten] gegeven antwoorden te reageren en zij heeft het hof verzocht om daartoe de gelegenheid te bieden. Vervolgens zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld een antwoordakte te nemen. [appellanten] hebben dat gedaan. BBA heeft geen antwoordakte genomen. Voor zover BBA heeft bedoeld te stellen dat sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor, verwerpt het hof die stelling, nu BBA de gelegenheid heeft gekregen voor het nemen van een antwoordakte. Dat zij geen gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid, dient voor haar rekening te blijven.