In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij de man onder bewind is gesteld over zijn aandeel in de nalatenschap van zijn vader, die op 10 oktober 2014 is overleden. De man, die wordt bijgestaan door advocaat mr. P.G.C.P. Smits, verzoekt het hof om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen. De zuster en de moeder van de man, die worden bijgestaan door mr. S.H. Oosterhuis-Broers, verzetten zich tegen dit verzoek en vragen om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.
De mondelinge behandeling vond plaats op 22 september 2015, waarbij de man, de zuster en de bewindvoerder, vertegenwoordigd door Alpha Bewind B.V., aanwezig waren. De rechtbank had eerder besloten om de man onder bewind te stellen vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand, die volgens de rechtbank aanleiding gaf tot bezorgdheid over zijn vermogen om zijn financiële belangen te behartigen. De man betwist deze beslissing en stelt dat hij in staat is om zijn belangen zelf te behartigen.
Het hof overweegt dat de kantonrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat de man tijdelijk niet in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen adequaat waar te nemen. De man heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat zijn toestand inmiddels is verbeterd. De verklaring van de psychiater, die stelt dat de man in staat is om zijn financiële belangen te behartigen, wordt door het hof in overweging genomen, maar het hof concludeert dat er onvoldoende grond is om het bewind op te heffen. Het verzoek van de man om benoeming van een vereffenaar in plaats van een bewindvoerder wordt afgewezen.
Het hof beslist uiteindelijk om het bewind over het aandeel van de man in de nalatenschap op te heffen, maar compenseert de proceskosten in hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2015.