ECLI:NL:GHSHE:2015:4356

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
F 200 165 817_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de man na WSNP

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie die de man moet betalen voor zijn kinderen, na een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De man, die in de schuldsanering (Wsnp) zit, heeft verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. De vrouw heeft op haar beurt verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en een onderhoudsbijdrage voor de kinderen vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling is de man niet verschenen, maar zijn advocaat heeft de grieven toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de man geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen, zoals blijkt uit de brief van de rechtbank over de Wsnp. Het hof heeft de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 25,- per kind per maand, met ingang van de datum waarop de Wsnp wordt beëindigd. De bijdrage voor de jongmeerderjarige is vanaf haar meerderjarigheid een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe alimentatieverplichtingen zijn vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 29 oktober 2015
Zaaknummer: F 200.165.817/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/285378 / FA RK 14-5707
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.W. Weehuizen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.A. Stoffijn.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 januari 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 maart 2015, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en de vrouw alsnog in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen als ongegrond en onbewezen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 april 2015, heeft de vrouw verzocht:
primair:de verzoeken van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen;
subsidiair:de vrouw ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en op basis van de financiële gegevens van partijen een onderhoudsbijdrage voor de hierna nader te noemen [jongmeerderjarige] en [minderjarige ] vast te stellen op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 september 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. T. Kouwenaar, waarnemend voor mr. Weehuizen, namens de man;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Stoffijn.
2.3.1.
De man is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.3.2.
Het hof heeft de ten tijde van de mondelinge behandeling op dat moment nog minderjarige [jongmeerderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 3 september 2015;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 11 september 2015.
2.5.
Bij schrijven van 17 september 2015 heeft het hof de advocaat van de man verzocht mevrouw [bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de man, te verzoeken in het geding te verschijnen om dit, als formele procespartij, verder ten behoeve van de man te voeren. Daarop heeft mevrouw [bewindvoerder] zich bij faxbericht van 21 september 2015 als (formele) procespartij voor (c.q. tezamen met) de man gesteld teneinde hem in dit geding te vertegenwoordigen en voor hem in rechte op te treden. Nu gebleken is dat het hof het daartoe strekkende verzoek abusievelijk heeft gedaan, zal het hof hieraan voorbijgaan.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad die in 2003 is geëindigd.
Uit de relatie van partijen zijn geboren:
- [jongmeerderjarige] , op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige ] , op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] .
De man heeft de kinderen erkend. Zij verblijven bij de
vrouw
.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moet voldoen een bedrag van € 139,- per kind per maand met ingang van 21 oktober 2014.
3.3.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De grieven van de man betreffen – zakelijk weergegeven –:
- de behoefte van de kinderen;
- zijn draagkracht;
- de ingangsdatum.
Ter zitting van het hof heeft de advocaat van de man de grieven met betrekking tot de ontvankelijkheid ingetrokken.
Draagkracht man
3.5.
De man stelt dat hij niet de draagkracht heeft om kinderalimentatie te betalen.
3.5.1.
Vast staat dat de man op 17 september 2012 is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Blijkens de door de man overgelegde brief van de rechtbank d.d. 28 april 2015 aan de bewindvoerder zal namens de rechter-commissaris gedurende de schuldsaneringsregeling in de berekeningen van het vrij te laten bedrag geen correctie voor het betalen van alimentatie worden opgenomen, zulks omdat er gelet op de feitelijke inkomsten van de man geen draagkracht bestaat om alimentatie te betalen. In genoemde brief wordt tevens gesteld dat voor zover de man dat nog niet mocht hebben gedaan hij ter zake zijn alimentatieverplichtingen nihilstelling dient aan te vragen.
3.5.2.
Gelet op vorenstaande staat naar het oordeel van het hof genoegzaam vast dat de man gedurende de looptijd van de Wsnp niet de draagkracht heeft (gehad) om enige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te voldoen.
Nu de advocaat van de man ter zitting heeft gesteld dat naar verwachting op 6 oktober 2015 aan de man de schone lei wordt verleend, zal het hof beoordelen of de man alsdan kan bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding c.q. van levensonderhoud en studie van de kinderen.
3.5.3.
Voor inkomens beneden een netto besteedbaar bedrag van € 1.500,- zijn vaste bedragen aan draagkracht per categorie van toepassing, volgens de gepubliceerde tabellen.
Het bruto jaarinkomen van de man bedraagt volgens de jaaropgave over 2014 € 16.937,- .
De man heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting,
maar niet meer dan de ingehouden loonheffing.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de man op een bedrag van € 1.223,- per maand. De draagkracht van de man bedraagt volgens de tabel € 25,- per kind per maand.
3.5.4.
Met betrekking tot de door de vrouw eerst ter zitting naar voren gebrachte stelling dat het op de weg van de man ligt om meer uren te gaan werken, overweegt het hof - nog daargelaten de vraag of deze stelling als tardief is aan te merken - dat het aannemelijk is dat de man niet is staat is zijn arbeidsuren uit te breiden. Was dat wel het geval geweest dan was de man daartoe gehouden geweest in het kader van de Wsnp en had het niet uitbreiden van zijn arbeidsuren terwijl die mogelijkheid wel bestond, naar alle waarschijnlijkheid geleid tot tussentijdse beëindiging van de Wsnp.
3.6.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de door de man te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen met ingang van de datum waarop de WSNP wordt beëindigd, zal vaststellen op € 25,- per kind per maand.
3.7.
[jongmeerderjarige] is op [geboortedatum] 1997, derhalve na de mondelinge behandeling van het hof, meerderjarig geworden. De bijdrage die de man ten behoeve van haar dient te betalen geldt met ingang van die datum als een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, aan [jongmeerderjarige] zelf te voldoen.
3.8.
Gelet op vorenstaande behoeft de grief met betrekking tot de ingangsdatum geen nadere bespreking meer. Gezien de beperkte draagkracht van de man komt het hof evenmin toe aan een beoordeling van de behoefte van de kinderen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 januari 2015,
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige ] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , zal voldoen een bedrag van € 25,- per maand met ingang van de datum waarop de WSNP wordt beëindigd, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [jongmeerderjarige] , geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , zal voldoen een bedrag van € 25,- per maand met ingang van de datum waarop de WSNP wordt beëindigd, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M Mertens-Steeghs, E.L. Schaafsma-Beversluis en E.A.M. Scheij en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2015.