3.4.[appellant] is tijdig in hoger beroep gekomen en heeft tegen het vonnis van de kantonrechter een viertal grieven aangevoerd. Hij vordert in hoger beroep, na wijziging van eis, dat het hof, het bestreden vonnis deels zal vernietigen en deels zal bekrachtigen en, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat de opzegging per 1 augustus 2012 kennelijk onredelijk is, zodat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade;
[geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 50.000,00 bruto ter zake schade wegens een kennelijk onredelijk ontslag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de veertiende dag na de betekening van het arrest tot de dag der algehele voldoening;
[geïntimeerde] opnieuw zal veroordelen om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het bedrag van € 275,99 netto ter zake de eindafrekening, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in art. 7:625 BW alsmede de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de veertiende dag na de betekening van het bestreden vonnis tot de dag der algehele voldoening;
[geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 1.815,00 inclusief BTW ter zake de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de veertiende dag na de betekening van het (in deze te wijzen) arrest tot de dag der algehele voldoening;
[geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de veertiende dag na de betekening van het arrest tot de dag der algehele voldoening;
ingeval [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving tot vrijwillige betaling aan het arrest heeft voldaan, [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag aan nakosten.