Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
-onder aanvulling van de gronden – dan ook worden bekrachtigd.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Limburg om de schuldsaneringsregeling voor de appellant toe te laten. De appellant, die kampt met een aanzienlijke schuldenlast van € 20.536,78, had verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had eerder op 1 september 2015 het verzoek afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat de appellant de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet, waarbij werd vastgesteld dat de appellant psychosociale problematiek had die zijn vermogen om aan zijn verplichtingen te voldoen beïnvloedde.
In hoger beroep heeft de appellant zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij ondersteuning kreeg van een budgetbeheerder en een budgetcoach. Hij betoogde dat zijn psychosociale problemen tijdelijk van aard zijn en dat hij in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn psychosociale problemen beheersbaar zijn en dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van zijn belastingschuld. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van een relevante verklaring van een hulpverlener werd benadrukt.
De uitspraak van het hof bevestigt dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, zoals vastgelegd in de Faillissementswet. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden, en heeft geconcludeerd dat de appellant niet in aanmerking komt voor de gevraagde schuldsanering.