Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep
9.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 25 februari 2014;
- de processen-verbaal van de enquêtes van 12 mei en 28 augustus 2014;
- de memorie na enquête van CL Trade;
- de antwoordmemorie na enquête van [appellante].
10.De verdere beoordeling
Getuige [vice-president bij appellante] heeft in hoger beroep onder meer verklaard dat serie- en motornummer van de bij CL Trade aangetroffen Bobcat de bij [appellante] gestolen Bobcat betroffen. In eerste aanleg had [vice-president bij appellante] reeds als getuige verklaard dat op het bedrijfsterrein van [appellante] was ingebroken en dat de Bobcat na die inbraak niet meer aanwezig was. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 5]. [getuige 5] verklaarde ten overstaan van de rechtbank dat na de inbraak een inventarisatie heeft plaats gevonden van de goederen die waren gestolen. Ook uit de verklaring van de in eerste aanleg als getuige gehoorde wijkagent [wijkagent] blijkt dat een inbraak op het terrein van [appellante] had plaats gehad. Ook de verklaring van de in eerste aanleg en hoger beroep gehoorde getuige [getuige 4] bevestigt, kort gezegd, dat sprake is geweest van een inbraak bij [appellante].
“een aantal machines[te zien zijn]
die leken overeen te stemmen met de beschrijving van [appellante]”[waaronder een Bobcat; toevoeging Hof].
Voor het overige heeft ten aanzien van punt 30 van voormelde memorie te gelden dat de waardering van het bijgebrachte bewijs aan de rechter is.
a) € 2.535,86 aan kosten slotenmaker, transportkosten naar de bewaarplaats en opslagkosten van de Bobcat;
b) € 262,85 wegens kosten van het proces-verbaal van gerechtelijke bewaring van 10 november 2010 en het exploot van betekening van 12 november 2010 en
c) € 300,-- wegens transportkosten van de Bobcat van de bewaarplaats naar [appellante].
De rechtbank wees deze vorderingen af omdat [appellante] deze onvoldoende onderbouwd had en (wat betreft post b) de desbetreffende stukken niet in het geding had gebracht.
a.1.) € 210,-- ter zake van kosten van slotenmaker [slotenmaker];
a.2.) € 252,11 ter zake van vervoerskosten en
a.3.) € 2.073,75 wegens opslagkosten van de Bobcat over de periode van 10 november 2010 tot en met 15 mei 2012.
Ter onderbouwing van deze bedragen heeft [appellante] bij memorie van grieven facturen overgelegd die gericht zijn aan Agin Timmermans te [vestigingsplaats].