ECLI:NL:GHSHE:2015:429

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
HD 200.110.302_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van verzuimen in hoger beroep; geen hoger beroep tegen herstelvonnis mogelijk

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van [appellante] Auctioneers B.V. tegen C.L. Trade B.V. De zaak betreft een geschil over de afgifte van een Bobcat die door [appellante] als gestolen werd beschouwd. Het hof heeft in eerdere tussenarresten van 4 september 2012 en 25 februari 2014 al beslissingen genomen over de bewijslevering. In het onderhavige arrest van 10 februari 2015 heeft het hof geoordeeld dat [appellante] niet ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen het herstelvonnis van 18 april 2012, omdat op grond van artikel 31 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen hoger beroep mogelijk is tegen een herstelvonnis.

Het hof heeft verder geoordeeld dat [appellante] in haar bewijslevering is geslaagd. Getuigenverklaringen, waaronder die van de vice-president van [appellante], ondersteunden de stelling dat de Bobcat door diefstal verloren was gegaan. De verklaringen van getuigen van C.L. Trade werden als onvoldoende relevant beoordeeld. Het hof heeft de vorderingen van [appellante] voor een deel toegewezen, met uitzondering van de kosten van de slotenmaker, die niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Het hof heeft in het dictum de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van [appellante] begroot op nihil aan verschotten en op € 948,-- aan salaris advocaat. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 februari 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.110.302/01
arrest van 10 februari 2015
in de zaak van
[auctioneers] Auctioneers B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. H. Post te Helmond,
tegen
C.L. Trade B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep
advocaat: mr. A.H.H.M. Roelofs te Nuland,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 4 september 2012 en 25 februari 2014 in het hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 222940/HA ZA 10-2817 gewezen vonnissen van 22 juni 2011, 28 maart 2012 en 18 april 2012.
Partijen zullen hierna [appellante] en CL Trade worden genoemd.

9.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 25 februari 2014;
  • de processen-verbaal van de enquêtes van 12 mei en 28 augustus 2014;
  • de memorie na enquête van CL Trade;
  • de antwoordmemorie na enquête van [appellante].
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

10.De verdere beoordeling

In principaal en incidenteel appel
10.1.
Tegen het vonnis waarvan beroep van 22 juni 2011 en het (herstel) vonnis waarvan beroep van 18 april 2012 zijn geen grieven aangevoerd. Bovendien is op grond van artikel 31 lid 4 Rv. geen hoger beroep mogelijk tegen laatstgenoemd (herstel)vonnis. In het hoger beroep tegen die vonnissen zijn partijen daarom niet ontvankelijk.
in incidenteel appel
10.2.
Bij genoemd tussenarrest van 25 februari 2014 is CL Trade toegelaten tegenbewijs als bedoeld in artikel 168 Rv. te leveren tegen de aan [appellante] te bewijzen opgedragen stelling dat [appellante] het bezit van de Bobcat door diefstal heeft verloren.
10.3.
CL Trade heeft als getuigen doen horen [vice-president bij appellante] (vice-president operations bij [appellante]), [directeur van CL Trade] (directeur van CL Trade), [getuige 3] en [getuige 4]. [appellante] heeft geen getuigen in tegenverhoor voorgebracht.
10.4.
Ter beoordeling ligt thans voor de vraag of [appellante], die diende te bewijzen dat zij het bezit van de Bobcat door diefstal heeft verloren (ro. 7.6.1. tussenarrest) in die bewijslevering is geslaagd.
10.5.
Met de rechtbank en op grond van (deels) dezelfde bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat [appellante] het voormelde bewijs heeft geleverd.
Getuige [vice-president bij appellante] heeft in hoger beroep onder meer verklaard dat serie- en motornummer van de bij CL Trade aangetroffen Bobcat de bij [appellante] gestolen Bobcat betroffen. In eerste aanleg had [vice-president bij appellante] reeds als getuige verklaard dat op het bedrijfsterrein van [appellante] was ingebroken en dat de Bobcat na die inbraak niet meer aanwezig was. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 5]. [getuige 5] verklaarde ten overstaan van de rechtbank dat na de inbraak een inventarisatie heeft plaats gevonden van de goederen die waren gestolen. Ook uit de verklaring van de in eerste aanleg als getuige gehoorde wijkagent [wijkagent] blijkt dat een inbraak op het terrein van [appellante] had plaats gehad. Ook de verklaring van de in eerste aanleg en hoger beroep gehoorde getuige [getuige 4] bevestigt, kort gezegd, dat sprake is geweest van een inbraak bij [appellante].
10.5.1.
De verklaringen van de in hoger beroep door CL Trade voorgebrachte getuigen [directeur van CL Trade] en [getuige 3] leiden niet tot een ander oordeel. [directeur van CL Trade] verklaart slechts dat hij van ene [een persoon] heeft gehoord dat de diefstal bij [appellante] “van binnenuit” was gepleegd, maar hij verklaart tevens dat hij [een persoon] geen betrouwbare bron acht. Voorts heeft CL Trade deze [een persoon] niet als getuige doen horen. [getuige 3] heeft niets verklaard dat relevant is voor het probandum. Zijn verklaring is weinig gedetailleerd en hij verklaart slechts over een “ooit door hem vervoerde Bobcat”.
10.5.2.
Evenmin doet aan vorenstaand bewijsoordeel af hetgeen CL Trade in de memorie van grieven onder 29 en 30 stelt. Dat geen der getuigen de diefstal van de Bobcat persoonlijk heeft waargenomen komt vaker voor bij een inbraak in de avond- c.q. nachtelijke uren op een bedrijfsterrein. Dat de Bobcat niet te zien zou zijn op de beschikbare videobeelden ontkracht dat oordeel onvoldoende. Bovendien heeft getuige [wijkagent] verklaard dat op die beelden
“een aantal machines[te zien zijn]
die leken overeen te stemmen met de beschrijving van [appellante]”[waaronder een Bobcat; toevoeging Hof].
Voor het overige heeft ten aanzien van punt 30 van voormelde memorie te gelden dat de waardering van het bijgebrachte bewijs aan de rechter is.
10.6.
Het voorgaande impliceert dat de grief faalt. CL Trade is de in het ongelijk gestelde partij. Zij zal veroordeeld worden in de proceskosten.
in principaal appel
10.7.
De grieven richten zich tegen de afwijzing door de rechtbank bij het eindvonnis van 28 maart 2012 van de vordering van [appellante] in conventie voor zover deze vordering betreft:
a) € 2.535,86 aan kosten slotenmaker, transportkosten naar de bewaarplaats en opslagkosten van de Bobcat;
b) € 262,85 wegens kosten van het proces-verbaal van gerechtelijke bewaring van 10 november 2010 en het exploot van betekening van 12 november 2010 en
c) € 300,-- wegens transportkosten van de Bobcat van de bewaarplaats naar [appellante].
De rechtbank wees deze vorderingen af omdat [appellante] deze onvoldoende onderbouwd had en (wat betreft post b) de desbetreffende stukken niet in het geding had gebracht.
10.8.
CL Trade heeft zich in hoger beroep wat betreft post b) gerefereerd aan het oordeel van het hof, nu [appellante] alsnog bij memorie van grieven die stukken in het geding heeft gebracht. Het hof zal daarom dit deel van de vordering alsnog toewijzen en het eindvonnis waarvan beroep in zoverre vernietigen.
10.9.
Post a) valt uiteen in drie onderdelen
a.1.) € 210,-- ter zake van kosten van slotenmaker [slotenmaker];
a.2.) € 252,11 ter zake van vervoerskosten en
a.3.) € 2.073,75 wegens opslagkosten van de Bobcat over de periode van 10 november 2010 tot en met 15 mei 2012.
Ter onderbouwing van deze bedragen heeft [appellante] bij memorie van grieven facturen overgelegd die gericht zijn aan Agin Timmermans te [vestigingsplaats].
10.9.1.
Post a.1.) wordt afgewezen. [appellante] heeft niet onderbouwd om welke reden de bijstand van een slotenmaker bij het leggen van beslag tot afgifte op 10 november 2010 nodig was. Niet gesteld is bijvoorbeeld of toestemming van CL Trade is gevraagd om toegang te krijgen tot de ruimte waarin de Bobcat zich bevond.
10.9.2.
Post a.2.) wordt alsnog toegewezen. [appellante] heeft voldoende onderbouwd dat de op 10 november 2010 bij CL Trade in [vestigingsplaats] in beslag genomen Bobcat vervoerd moest worden naar de plaats van vestiging van de gerechtelijk bewaarder, Logicx Berging BV, zijnde [bewaarplaats]. Niet betwist is dat dit deel van de vordering redelijke kosten voor dat transport betreft.
10.9.3.
Post a.3.) wordt eveneens toegewezen. Vast staat dat de Bobcat tijdens de gerechtelijke bewaring in opslag was bij Logicx Berging BV. CL Trade heeft niet aangevoerd dat [appellante], na het eindvonnis van 28 maart 2012 waarbij CL Trade tot afgifte van de Bobcat is veroordeeld, onredelijk lang heeft gewacht met de afwikkeling van de formaliteiten die nodig waren om die afgifte door CL Trade te realiseren. Evenmin oordeelt het hof de periode van 28 maart 2012 tot 15 mei 2012 onredelijk lang. Voorts heeft CL Trade niet aangevoerd dat zij, na voormelde uitspraak die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, eerder dan 15 mei 2012, tot vrijwillige afgifte van de Bobcat aan [appellante] zou hebben willen overgaan.
10.10.
Post c) betreft de transportkosten van de bewaarplaats ([bewaarplaats]) terug naar het terrein van [appellante] (gemeente Moerdijk). Het hof zal ook deze post alsnog toewijzen. Dat [appellante] deze kosten in eerste aanleg niet heeft gevorderd, zoals CL Trade stelt, doet aan de toewijsbaarheid van dit deel van de vordering in hoger beroep niet af.
10.11.
Voor zover de facturen waarmee [appellante] de posten a.1.) tot en met a.3.) onderbouwt niet aan [appellante] gericht zijn en CL Trade om die reden die posten betwist, heeft te gelden dat zulks naar het oordeel van het hof een onvoldoende gemotiveerde betwisting vormt. De facturen zijn immers gericht aan Agin Timmermans, gerechtsdeurwaarders te [vestigingsplaats] die, zoals blijkt uit het in ro. 10.7. sub b. genoemde proces-verbaal en betekeningsexploot, in deze kwestie optraden in opdracht van [appellante]. In dit licht bezien heeft CL Trade onvoldoende gesteld waaruit kan volgen dat de kosten vermeld in die facturen niet voor rekening van [appellante] zijn gekomen.
10.12.
De slotsom luidt dat het eindvonnis van de rechtbank in conventie zal worden vernietigd voor zover daarbij in het dictum sub 3.2. aan beslagkosten € 1.298,89 is toegewezen. In plaats van dat bedrag zal het hof toewijzen ter zake van beslagkosten (en kosten gerechtelijke bewaring) het bedrag van € 4.187,60 (zijnde € 1.298,89 + € 262,85 + € 300,-- + € 252,11 + € 2.073,75), onder afwijzing van het meer of anders in hoger beroep gevorderde.
10.13.
Partijen zijn over en weer op enig punt in het ongelijk gesteld. Bovendien heeft [appellante] de kosten in deze procedure voor een groot deel gemaakt om eigen verzuimen in eerste aanleg te herstellen. Het hof zal daarom de proceskosten compenseren zoals hierna in het dictum vermeld.

11.De uitspraak

Het hof:
in principaal appel
11.1
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het (herstel)vonnis van 18 april 2012;
11.2.
vernietigt het eindvonnis waarvan hoger beroep van 28 maart 2012, doch slechts voor zover daarbij in conventie onder 3.2. van het dictum een bedrag van € 1.298,89 is toegewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende,
veroordeelt CL Trade tot betaling aan [appellante] van € 4.187,60;
11.3.
bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
11.4.
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
11.5.
wijst af het meer of anders in hoger beroep door [appellante] gevorderde;
in incidenteel appel
11.6.
verklaart CL Trade niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen het vonnis van 22 juni 2011 en het (herstel)vonnis van 18 april 2012;
11.7.
veroordeelt CL Trade in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] worden begroot op nihil aan verschotten en op € 948,-- aan salaris advocaat;
Dit arrest is gewezen door mrs. C.N.M. Antens, C.W.T. Vriezen en D.A.E.M. Hulskes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 februari 2015.