In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de weigering van de rechtbank Oost-Brabant om de schuldsaneringsregeling van de appellant toe te laten. De appellant had verzocht om de schuldsaneringsregeling opnieuw op hem van toepassing te verklaren, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 2 sub d van de Faillissementswet, omdat er minder dan tien jaar geleden een eerdere schuldsaneringsregeling van toepassing was geweest. De appellant had eerder, op 16 november 2007, een schuldsaneringsregeling gekregen die op 25 maart 2009 was beëindigd zonder toekenning van de schone lei. De rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderingsgrond van toepassing was, zoals genoemd in de wet, en dat de appellant niet aan de voorwaarden voldeed om opnieuw in aanmerking te komen voor de schuldsaneringsregeling.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij inmiddels psychologisch hersteld is en dat hij in staat is om aan de verplichtingen van een nieuwe schuldsaneringsregeling te voldoen. Hij voerde aan dat de eerdere beëindiging van de regeling niet op een juiste manier was gemotiveerd en dat hij recht had op een herbeoordeling van zijn situatie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor een uitzondering op de tienjaarstermijn, ongeacht de omstandigheden van de appellant. Het hof heeft bevestigd dat de rechtbank terecht het verzoek van de appellant heeft afgewezen en dat de eerdere beslissing om de schuldsaneringsregeling te beëindigen correct was.
Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de appellant niet in zijn verzoek werd ontvangen. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden die gelden voor de toelating tot de schuldsaneringsregeling en de noodzaak om de wetgeving te respecteren, zelfs in gevallen waarin de schuldenaar zich in een verbeterde situatie bevindt.