ECLI:NL:GHSHE:2015:4261

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
F 200 169 187_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van financiële tegenprestatie bij afstand van zakelijk recht van gebruik en bewoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, Kanton Eindhoven, waarin een bewind is ingesteld over de goederen van de rechthebbende, die door haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De bewindvoerder heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de beschikking, specifiek gericht op de machtiging tot het doen van afstand van het zakelijk recht van gebruik en bewoning. De bewindvoerder stelt dat de machtiging om niet met een tegenprestatie van € 24.000,= onduidelijk is en dat de waarde van het recht van gebruik en bewoning in het economisch verkeer niet kan worden vastgesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 september 2015, waarbij de bewindvoerder, de heer [belanghebbende 3] en de notaris zijn gehoord.

Het hof overweegt dat de kantonrechter terecht heeft vastgesteld dat het in het belang van de rechthebbende is om bevrijd te worden van de lasten die aan het recht van gebruik en bewoning zijn verbonden. Echter, het hof is van oordeel dat aan dit recht geen waarde kan worden toegekend in het economisch verkeer, omdat het recht niet vervreemd of belast kan worden. De rechthebbende heeft belang bij het afstand doen van haar recht om bevrijd te worden van de verplichtingen die aan het recht zijn verbonden. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter voor zover deze een financiële tegenprestatie van € 24.000,= toekent en bepaalt dat de machtiging om afstand te doen van het recht van gebruik en bewoning om niet is verleend.

De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt vernietigd, uitsluitend voor wat betreft de toekenning van de financiële tegenprestatie, en dat het meer of anders verzochte wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters E.L. Schaafsma-Beversluis, W.H.B. den Hartog Jager en A.M.M. Hompus en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 22 oktober 2015
Zaaknummer: F 200.169.187/01
Zaaknummer eerste aanleg: 15/919-3778737 BM-nummer 14103
in de zaak in hoger beroep van:
[bewindvoerder] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1929,
wonende te [woonplaats] aan de [adres] ( [postcode] ),
appellant,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. A.H. van Gerwen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • mevrouw [belanghebbende 1] , hierna: de rechthebbende;
  • mevrouw [belanghebbende 2] en de heer [belanghebbende 3] (dochter en schoonzoon van de rechthebbende).
Als informant wordt aangemerkt:
- mr. [notaris] , notaris te [standplaats] , hierna: de notaris.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, Kanton Eindhoven, van 26 januari 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 april 2015, heeft de bewindvoerder verzocht voormelde beschikking te vernietigen in die zin dat het verzoek tot het verlenen van de verzochte machtiging tot het doen van afstand van het zakelijk recht van gebruik en bewoning primair alsnog om niet wordt toegewezen dan wel subsidiair onder toekenning van een financiële tegenprestatie ter grootte van het bedrag van € 9.000,-.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de bewindvoerder;
  • de heer [belanghebbende 3] ;
  • de notaris.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de notaris d.d. 22 juni 2015;
  • het V-formulier d.d. 18 augustus 2015 van de advocaat van de bewindvoerder;
  • het V-formulier d.d. 7 september 2015 met bijlagen van de advocaat van de bewindvoerder;
  • een afschrift van het originele procesdossier eerste aanleg, overgelegd door de rechtbank;
  • het V-formulier d.d. 28 september 2015 van de advocaat van de bewindvoerder met als bijlage de door mevrouw [belanghebbende 2] ondertekende volmacht d.d. 22 september 2015 waaruit blijkt dat haar echtgenoot, de heer [belanghebbende 3] , namens haar heeft opgetreden ter zitting in hoger beroep.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 16 januari 2015 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende nu zij als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, met benoeming van [bewindvoerder] als bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter machtiging verleend voor het doen van afstand van het zakelijk recht van gebruik en bewoning (om niet, hof: deze woorden berusten op een kennelijke missslag) ten behoeve van de rechthebbende, welk recht is gevestigd op het bakkerij-gedeelte van het registergoed, staande en gelegen te [postcode] [vestigingsplaats] aan de [vestigingsadres] (kadastraal bekend gemeente Veldhoven/sectie [sectieletter] -nr. [sectienummer 1] en [sectienummer 2] ), waaraan door het kadaster een voorlopige kadastrale grens en oppervlakte is toegekend, ter grootte van respectievelijk ongeveer 5 en 42 ca. en 3 ca., onder toekenning van de financiële tegenprestatie van € 24.000,=.
3.3.
De bewindvoerder kan zich met het gedeelte van de bestreden beschikking, waar de tegenprestatie ad € 24.000,= is vastgesteld, niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen onder aanvoering van twee grieven.
In zijn eerste grief voert de bewindvoerder, kort samengevat, aan dat het verlenen van een machtiging om niet met een tegenprestatie een schijnbare tegenstrijdigheid is, wat de machtiging onduidelijk maakt en voor meerdere interpretaties vatbaar. Overeenkomstig artikel 3:226 lid 4 BW zijn de zakelijke rechten van gebruik en bewoning wellicht zakelijke rechten, maar dan wel met de restrictie dat deze zakelijke rechten persoonsgebonden zijn. De zakelijk gerechtigde, de rechthebbende, is begin februari 2014 verhuisd naar een verzorgingstehuis en de zakelijke rechten van gebruik en bewoning zijn daardoor waardeloos geworden. Afstand doen om niet lijkt dan een logische conclusie en tevens de eigenlijke bedoeling van de rechtbank bij het verlenen van de machtiging. De verbouwingskosten ad circa € 31.764,= om het onderhavige pand bewoonbaar te maken zijn voldaan door de bloot eigenaren zijnde de heer [belanghebbende 3] en mevrouw [belanghebbende 2] . Partijen hebben ter zake een geldleningsovereenkomst opgemaakt, welke tijdens de verhuizing zoek is geraakt. De bewindvoerder is primair van mening dat de verzochte machtiging tot het doen van afstand van het zakelijk recht van gebruik en bewoning om niet alsnog dient te worden toegewezen.
In zijn tweede grief stelt de bewindvoerder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het verzoek, gelet op het telefoongesprek tussen de heer [belanghebbende 3] en de griffier, kan worden ingewilligd onder toekenning van de genoemde financiële tegenprestatie van ongeveer € 24.000,=. De bewindvoerder is van mening dat de waardebepaling niet correct heeft plaatsgevonden en dat de rechtbank van een foutief bedrag is uitgegaan. De kantonrechter maakt melding van een telefoongesprek tussen de griffier en de heer [belanghebbende 3] , notarisklerk op het kantoor van de notaris, doch heeft onvoldoende gemotiveerd hoe het bedrag van de gemelde tegenprestatie tot stand is gekomen. Inmiddels heeft een waardevaststelling ad € 50.000,= plaatsgevonden door makelaar en taxateur [makelaar en taxateur] van het onderhavige gedeelte van het pand aan de [vestigingsadres] . Overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer bedraagt de waarde van de zakelijke rechten van gebruik en bewoning derhalve € 9.000,=. De bewindvoerder is dan ook subsidiair van mening dat de verzochte machtiging dient te worden toegewezen onder toekenning van een financiële tegenprestatie ter grootte van een bedrag van € 9.000,=.
Het hof overweegt het volgende.
3.4.1.
Uit de akte van levering d.d. 20 oktober 1998, blijkt dat door de rechthebbende en haar echtgenoot, de heer [echtgenoot van de rechthebbende] , verkocht en geleverd is aan de heer
[belanghebbende 3] en mevrouw [belanghebbende 2] , verder te noemen de “kopers”, de onroerende zaak, winkel/woonhuis met bakkerij en grond, gelegen aan de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats] . Bij deze akte is tevens een recht van gebruik en bewoning van het als bakkerij-gedeelte gekwalificeerde deel van deze onroerende zaak gevestigd ten behoeve van rechthebbende en de heer [echtgenoot van de rechthebbende] tezamen ook te noemen “de gebruikers”.
3.4.2.
Voor zover hier van belang en verkort weergegeven is ten aanzien van dit recht van gebruik en bewoning het navolgende bepaald.
Dit recht is gevestigd ten behoeve van de gebruikers en wel bij opvolging gedurende het leven van de langstlevende.
De rechten eindigen op de dag dat de gebruikers c.q. de langstlevende hunner zijn overleden.
Gebruikers mogen het bakkerij-gedeelte gebruiken gedurende de duur van de rechten en wel uitsluitend voor hen en voor hun gezin.
Alle gewone lasten, kosten en herstellingen, alsmede premies van verzekeringen e.d. komen voor rekening van gebruikers.
Indien gebruikers afstand van de rechten willen doen in verband met de aan deze rechten verbonden lasten en verplichtingen zijn de kopers gehouden hieraan mee te werken.
3.4.3.
In februari 2012 is de heer [echtgenoot van de rechthebbende] overleden en in februari 2014 is rechthebbende naar een verzorgingshuis verhuisd, omdat zij niet meer in staat was zelfstandig in het bakkerij-gedeelte te blijven wonen.
3.4.4.
Niet in geschil is dat het in het belang van de rechthebbende is dat zij bevrijd wordt van de aan het hierboven vermelde recht van gebruik en bewoning verbonden lasten en dat de kantonrechter terecht machtiging heeft verleend voor het doen van afstand van dit zakelijk recht van gebruik en bewoning.
In geschil is alleen de beslissing van de kantonrechter dat de rechthebbende in verband met het doen van afstand van haar recht van gebruik en bewoning, recht heeft op een financiële tegenprestatie.
Daarmee ligt aan het hof de vraag voor of aan dit recht een bepaalde waarde toegekend dient te worden en zo ja, op welke wijze die waarde berekend zou moeten worden.
3.4.5.
Het hof is van oordeel dat aan dit hierboven onder 3.4.2 omschreven en geclausuleerde hoogst persoonlijke recht van gebruik en bewoning geen enkele waarde in het economisch verkeer toegekend kan worden. Het hof neemt daarbij onder meer in aanmerking dat dit recht door rechthebbende niet vervreemd of belast kan worden.
Voorts neemt het hof in aanmerking dat rechthebbende belang heeft bij het afstand doen van haar recht teneinde bevrijd te worden uit de op haar rustende verplichting om de vaste lasten te voldoen. De waarde die aan deze verplichting moet worden toegekend overschrijdt het hiervoor genoemde bedrag van € 9.000,-, zodat het vermogen van rechthebbende met in ieder geval dit bedrag gebaat zal zijn bij de afstand.
Ten slotte neemt het hof in aanmerking dat aan een eventueel belang van derden bij het toekennen van een financiële vergoeding aan rechthebbende wordt tegemoet gekomen doordat rechthebbende wordt bevrijd uit haar betalingsverplichting hetgeen haar vermogen ten goede komt.
Derhalve is er voor betaling van enig bedrag aan rechthebbende als tegenprestatie voor het doen van afstand van het recht van gebruik en bewoning geen grond.
3.4.6.
Bovenstaande leidt er toe dat de bestreden beschikking van de kantonrechter waarbij een machtiging is verleend voor het doen van afstand van het zakelijk recht van gebruik en bewoning gedeeltelijk wordt vernietigd, te weten alleen voor zover daarbij een tegenprestatie van (ongeveer) € 24.000,-- is toegekend.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, uitsluitend voor wat betreft de toekenning van de financiële tegenprestatie ad € 24.000,= en bepaalt dat deze machtiging is verleend om niet;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, W.H.B. den Hartog Jager en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2015.