Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 26 mei 2015;
- de brief met bijlagen van de GI d.d. 10 september 2015.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar kinderen, die sinds 2011 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI van 23 april 2015, die de contacten tussen haar en de kinderen beperkte, te vervallen. De rechtbank had deze aanwijzing eerder afgewezen, wat de moeder niet kon accepteren. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 oktober 2015 zijn de moeder, de GI en de pleegouders gehoord. De moeder voerde aan dat de aanwijzing niet deugdelijk gemotiveerd was en dat de GI onvoldoende rekening had gehouden met haar belangen. De GI daarentegen stelde dat de contacten met de moeder de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloedden en dat een andere regeling noodzakelijk was. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanwijzing van de GI niet berustte op een deugdelijke motivering, maar dat de belangen van de kinderen voorop stonden. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarbij het belang van de kinderen en hun kwetsbaarheid in de beoordeling zwaarwegend waren. Het hof benadrukte ook de noodzaak van deskundig onderzoek naar het gedrag van de kinderen in relatie tot de moeder, om toekomstige omgangsregelingen beter te kunnen afstemmen.