ECLI:NL:GHSHE:2015:4201

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
F 200 167 639_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de man

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie die de man moet betalen aan de vrouw voor hun minderjarige kinderen. De man, die in eerste aanleg door de rechtbank Limburg was veroordeeld tot een bijdrage van € 200,-- per kind per maand, is in hoger beroep gegaan omdat hij het niet eens was met deze beslissing. De rechtbank had op 20 augustus 2014 bepaald dat de man met ingang van die datum deze bijdrage moest betalen. De man heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om dit bedrag te betalen, gezien zijn netto inkomen van € 1.373,10 per maand uit een WW-uitkering en de aflossing van huwelijkse schulden. De vrouw heeft in haar verweerschrift verzocht het hoger beroep van de man af te wijzen als niet-ontvankelijk en ongegrond. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 september 2015 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. Het hof heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage, 20 augustus 2014, niet in geschil is. De behoefte van de kinderen is door de man begroot op € 308,91 per kind per maand, wat door de vrouw niet is betwist. Na beoordeling van de financiële situatie van de man, heeft het hof geconcludeerd dat hij geen tot weinig draagkracht heeft om de eerder opgelegde bijdrage te voldoen. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de hoogte van de alimentatie en heeft bepaald dat de man vanaf 20 augustus 2014 een bijdrage van € 25,-- per kind per maand moet betalen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 22 oktober 2015
Zaaknummer: F 200.167.639/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/185957 / FA RK 13-2575
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. D.M. Gijzen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.E.A.H. Verstraelen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 20 augustus 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 april 2015, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing van de rechtbank dat de man met ingang van 20 augustus 2014 € 200,-- per maand per kind dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van na te noemen minderjarigen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 19 mei 2015, heeft de vrouw verzocht het hoger beroep van de man af te wijzen als niet-ontvankelijk en ongegrond.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Gijzen;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Verstraelen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het door de advocaat van de man op 9 september 2015 ingediende V6-formulier met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 5 juli 2010 te Maastricht gehuwd.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005; en
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de vrouw
.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank (op verzoek van de vrouw, waartegen de man geen verweer heeft gevoerd) tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 7 augustus 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad –, voor zover thans van belang, bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moet voldoen een bedrag van € 200,-- per kind per maand met ingang van 20 augustus 2014.
De bijdrage voor de kinderen beloopt ingevolge de wettelijke indexering op dit moment € 201,60 (per kind) per maand.
3.3.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De grieven van de man richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot zijn draagkracht en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Ingangsdatum
3.5.
De ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage, zijnde 20 augustus 2014, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Behoefte
3.6.
De behoefte van de kinderen - die door de man in hoger beroep is begroot op € 308,91 per kind per maand - is, zo is ter zitting van het hof gebleken, tussen partijen niet in geschil.
Draagkracht
3.7.
Voor de draagkracht van de man gaat het hof uit van het tussen partijen niet (langer) in geschil zijnde inkomen van € 1.373,10 netto per maand (WW-uitkering). Uit de op basis van voornoemd inkomen gebaseerde berekening van de man blijkt dat hij, daarbij rekening houdende met de aflossing van een bedrag van € 250,-- aan huwelijkse schulden en welk bedrag door de vrouw is erkend, geen tot weinig draagkracht heeft tot betaling van een bijdrage voor de beide kinderen. Uitgaande van het advies van de Expertgroep voor inkomens in deze categorie zal het hof de man een bijdrage opleggen van € 25,-- per maand en per kin

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 20 augustus 2014, doch uitsluitend voor zover daarbij is bepaald dat de man met ingang van 20 augustus 2014 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van na te melden minderjagen aan de vrouw dient te voldoen € 200,-- per kind per maand;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005; en
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
zal voldoen een bedrag van € 25,--per kind per maand met ingang van 20 augustus 2014, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en C.L.M. Smeets, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2015.