3.20.De man heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting,
maar niet meer dan de ingehouden loonheffing.
Wwb-normbedrag
Het hof houdt rekening met het op de Wet werk en bijstand (Wwb) gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een zelfstandig wonende alleenstaande, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Woonlasten
Het hof stelt vast dat de rechtbank heeft overwogen dat de man met ingang van 1 april 2013 samenwoont met zijn nieuwe partner, maar in haar berekeningen abusievelijk is uitgegaan van de datum 1 oktober 2013. Nu de man ook in hoger beroep uitdrukkelijk de stelling heeft ingenomen dat hij met ingang van 1 april 2013 samenwoont, is het hof van oordeel dat dient te worden uitgegaan van die feitelijke situatie.
Het hof is van oordeel dat de nieuwe partner van de man met ingang van 1 april 2013 in staat moet worden geacht in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Gelet op het dringende karakter van de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw, is het hof van oordeel dat de gevolgen van zijn keuze om met zijn nieuwe partner te gaan samenwonen terwijl deze geen eigen inkomsten genereerde, voor zijn rekening en risico dienen te komen en niet op de vrouw kunnen worden afgewenteld.
Overigens is tussen partijen niet (langer) in geschil dat de nieuwe partner van de man met ingang van 15 juli 2014 eigen inkomsten genereert. De man heeft zijn derde en vijfde grief in zoverre ingetrokken. Die grieven falen op grond van het voren overwogene voor het overige.
Het hof stelt voorts vast dat tussen partijen niet (langer) in geschil is dat met ingang van 1 september 2014 de tweejaarstermijn waarin de man recht had op de volledige aftrek van de huidige hypotheekrente is verlopen. Vanaf deze datum houdt het hof derhalve nog slechts rekening met de helft van de hypotheekrenteaftrek.
Het hof gaat er voorts vanuit dat, aangezien de man een hoger inkomen geniet dan zijn nieuwe partner, de hypotheekrente – voor zover mogelijk – op het inkomen van de man in mindering wordt gebracht en de nieuwe partner een bijdrage voldoet in de netto woonlasten.
Tot aan de datum waarop de man de echtelijke woning volledig van de vrouw zal hebben overgenomen zal het hof – evenals de rechtbank – rekening houden met de premie van
€ 182,- per maand ter zake de aan de hypotheek gekoppelde levensverzekering. Het hof gaat ervan uit dat de man deze premie in ieder geval tot aan de levering van de woning aan hem, daadwerkelijk betaalt. Overigens betreft het naar het oordeel van het hof geen onredelijke woonlast.
Het is naar het oordeel van het hof aan partijen om een nieuwe berekening van de draagkracht van de man te maken, zodra bekend wordt dat de door hem verschuldigde premie levensverzekering na levering van de echtelijke woning (substantieel) zal wijzigen.
Het hof houdt, mede gelet op het voren overwogene, rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
(1) in de periode van 1 februari 2013 tot 1 april 2013:
€ 550,- aan huur;
€ 785,- aan volledig aftrekbare hypotheekrente en aflossing;
€ 182,- aan premie levensverzekering;
€ 95,- aan (forfaitaire) overige eigenaarslasten.
(2) in de periode van 1 april tot 1 november 2013:
€ 275,- aan huur;
€ 785,- aan volledig aftrekbare hypotheekrente en aflossing;
€ 182,- aan premie levensverzekering;
€ 95,- aan (forfaitaire) overige eigenaarslasten.
(3) in de periode van 1 november 2013 tot 1 januari 2014 en (4) in de periode van 1 januari 2014 tot 1 september 2014:
€ 785,- aan volledig aftrekbare hypotheekrente en aflossing;
€ 182,- aan premie levensverzekering;
€ 95,- aan (forfaitaire) overige eigenaarslasten,
alsmede een bijdrage in de woonlasten van de nieuwe partner van de man ter hoogte van de helft van de netto woonlasten, zijnde een bedrag van € 354,-.
(5) in de periode van 1 september 2014 tot aan de datum waarop de man de echtelijke woning zal overnemen:
€ 785,- aan tot 50% aftrekbare hypotheekrente en aflossing;
€ 182,- aan premie levensverzekering;
€ 95,- aan (forfaitaire) overige eigenaarslasten,
alsmede een bijdrage in de woonlasten van de nieuwe partner van de man ter hoogte van de helft van de netto woonlasten, zijnde een bedrag van € 456,-.
(6) in de periode vanaf de datum waarop de man de echtelijke woning zal overnemen:
€ 1.141,- aan volledig aftrekbare hypotheekrente en aflossing;
€ 95,- aan (forfaitaire) overige eigenaarslasten,
alsmede een bijdrage in de woonlasten van de nieuwe partner van de man ter hoogte van de helft van de netto woonlasten, zijnde een bedrag van € 366,-.
Ziektekosten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
€ 72,99 aan basispremie ZVW;
€ 29,- in de periodes 1, 2 en 3 en € 30,- in de periodes 4, 5 en 6 aan verplicht eigen risico;
minus € 35,- in de periodes 1, 2 en 3 en € 39,- in de periodes 4, 5 en 6 zijnde het in het Wwb-normbedrag begrepen nominale deel premie ZVW voor een alleenstaande.
Rente en aflossing schulden c.q. advocaatkosten
Het hof houdt evenals de rechtbank geen rekening met de aflossing van de man op het flexibel krediet c.q. de advocaatkosten, nu de man geen verweer heeft gevoerd tegen de gemotiveerde stelling van de vrouw dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de advocaatkosten niet uit zijn eigen middelen had kunnen voldoen en dit ook niet uit de stukken blijkt.
Kosten van [dochter 2]
De man heeft naar het oordeel van het hof terecht aangevoerd dat de rechtbank weliswaar heeft geoordeeld dat rekening dient te worden gehouden met voor rekening van de man gekomen kosten van [dochter 2], maar dat de rechtbank bij de vaststelling van het door de man te betalen alimentatiebedrag daarmee geen rekening heeft gehouden.
Gelet op de vele wijzigingen in de verblijfsituatie van [dochter 2] en het feit dat partijen van mening verschillen over de hoogte van door de man ten behoeve van [dochter 2] gemaakte kosten, ziet het hof aanleiding om uit te gaan van een in redelijkheid vast te stellen gemiddeld bedrag.
Het hof neemt in dit kader in aanmerking dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten ten tijde van het verblijf van [dochter 2] bij de Mutssaersstichting € 154,- per maand bedroegen (€ 85,- per maand aan kleed- en zakgeld en € 69,- aan zorgkosten tijdens de omgangsweekenden). Het hof houdt geen rekening met de ouderbijdrage ad € 129,06 per maand nu de man niet heeft aangetoond dat hij die ouderbijdrage heeft voldaan.
Het hof neemt echter wel in overweging dat [dochter 2] daarnaast ook gedurende enkele periodes bij de vader heeft verbleven. Het hof gaat ervan uit dat in die periodes het gehele aandeel van partijen in de kosten van [dochter 2], zijnde € 371,- per maand, voor rekening van de man kwam.
Het hof stelt het bedrag van de door de man ten behoeve van [dochter 2] gemaakte kosten op grond van het voorgaande in redelijkheid vast op gemiddeld € 250,- per maand.
Vaststelling van de alimentatie