Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2527754 CV 13-7726)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen Amer verleende verstek;
- de memorie van grieven met producties 9 tot en met 18.
3.De beoordeling
het totaal van de bouwkosten (de inkoopprijs, dus) wordt vermeerderd met 30 %, en aldus wordt de door de dealer te betalen prijs verkregen. Die marge van 30 % komt vervolgens krachtens de afspraak tussen partijen bij helfte aan elk van partijen toe.
Over de hoogte van de (eventuele) aanspraken van [appellant] betreffende de drie boten bestaat geen verschil van mening:
- voor de Cruiser is dat de helft van € 8.888,70, dus € 4.444,35, zijnde € 5.377,66 incl. btw;
- voor de Tender de helft van € 8.852,97, dus € 4.166,99, zijnde € 5.042,05 incl. btw,
- en voor de Sloep de helft van € 2.719,50, dus € 1.359,75, zijnde € 1.645,30 incl. btw. Samen € 12.065,02 incl. btw, door [appellant] afgerond op € 12.605,--.
Met deze grieven is het geschil in volle omvang aan het hof ter beoordeling voorgelegd en het hof zal de grieven dan ook gezamenlijk behandelen.
heeft daartoe gesteld dat de Tender is geleverd in 2012 en zulks geadstrueerd met prod. 10b, een foto waarop een datumafdruk van 14 augustus 2012 voorkomt, en dat de Tender ook is gefactureerd en betaald in 2012, en zulks geadstrueerd met prod. 11b, bestaande uit twee facturen van 2 augustus 2012 en 3 september 2012 met bijbehorende afschriften van de rekening van [appellant] waaruit blijkt dat die facturen op 10 augustus 2012 en 11 oktober 2012 door Amer zijn betaald.
heeft daartoe voorts gesteld dat de Sloep is geleverd in 2012 en zulks geadstrueerd met prod. 10c, een foto waarop een datumafdruk van 1 september 2012 voorkomt, en dat de Sloep ook is gefactureerd en betaald in 2012, en zulks geadstrueerd met prod. 11c, bestaande uit een factuur van 3 september 2012 met bijbehorende afschrift van de rekening van [appellant] waaruit blijkt dat die factuur op 21 september 2012 door Amer is betaald.
Dit alles is door Amer niet weersproken en staat daarmee in rechte vast.
Wat er ook van zij of uit een en ander voldoende bewijs zou kunnen worden afgeleid, [appellant] heeft haar stelling op dit punt in elk geval voldoende onderbouwd en ook daartegen is door Amer, niet verschenen zijnde, geen verweer gevoerd.
Doch wat daarvan zij: feit is dat op 9 januari 2013 afspraken zijn gemaakt omtrent verdeling van de winst op boten die toen alle reeds feitelijk aan Amer waren verkocht en door deze aan [appellant] waren betaald. Dit gegeven staat dus aan betaling door Amer niet in de weg.
Gelet hierop kan het oordeel van de kantonrechter in r.o. 3.3 dat niet voor de hand ligt dat een afspraak ook zou gelden voor reeds (door [appellant] aan Amer verkochte) boten niet worden gevolgd.
maakt aanspraak op rente vanaf 23 juni 2013. Uit prod. 7 bij inleidende dagvaarding, een reactie van Amer aan DAS, blijkt dat de eerdere (sommatie-)brief van DAS dateerde van 14 juni 2013. Mitsdien kan de rente inderdaad vanaf 23 juni 2013 worden toegewezen.