ECLI:NL:GHSHE:2015:4177

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
HD 200.148.723_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en zelf afdoening van een hoger beroep inzake consumentenkoop en niet-nakoming van een overeenkomst tot het bouwen van een motorfiets

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van US Motors C.V. tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de overeenkomst tot het bouwen van een motorfiets door de rechtbank is ontbonden. De zaak is ingeleid door [geïntimeerde], die US Motors had ingeschakeld voor de bouw van een softtail-motorfiets. Na de levering van de motor in april 2011 heeft [geïntimeerde] klachten geuit over gebreken aan de motor, die niet door US Motors zijn verholpen. In augustus 2012 heeft [geïntimeerde] de overeenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van het betaalde bedrag van € 30.000,-. US Motors heeft in hoger beroep tien grieven aangevoerd, onder andere tegen de vaststelling dat de motor gebreken vertoonde en dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, met enkele aanpassingen. Het hof oordeelt dat de motor niet voldeed aan de verwachtingen die [geïntimeerde] op basis van de overeenkomst mocht hebben, en dat US Motors tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het betreft de toewijzing van verzekeringskosten en belasting, maar bekrachtigt het vonnis voor het overige. US Motors wordt veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.148.723/01
arrest van 20 oktober 2015
in de zaak van

1.US Motors C.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

2.
[appellant],
wonende te [vestigingsplaats 1] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als US Motors,
advocaat: mr. L.E.I.K. Jaminon te Heerlen,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te Waddinxveen,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.P.W. van Bohemen te Alphen aan den Rijn,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 februari 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 4 december 2013, gewezen tussen US Motors als gedaagden en [geïntimeerde] als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer C/03/181597/HAZA 13-244)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de akte van [geïntimeerde] ;
  • het interlocutoir arrest van 5 augustus 2014;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 26 augustus 2014;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord met producties;
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de feiten, welke door de rechtbank zijn vastgesteld en tegen welke vaststelling geen grief is gericht. Op een onderdeel (het aantal door CED genoemde gebreken) heeft het hof de feiten aangepast.
a. a) [geïntimeerde] heeft in januari 2010 opdracht gegeven aan gedaagde tot het bouwen van een softtail-motorfiets, hierna: de motor.
b) De overeengekomen prijs van € 30.000,- is door [geïntimeerde] aan US Motors voldaan.
c) Op 27 april 2011 is de motor door US Motors aan [geïntimeerde] geleverd.
d) Nadat [geïntimeerde] bij US Motors had geklaagd over tekortkomingen, is de motor in oktober 2011 aan US Motors geretourneerd, waarna [geïntimeerde] de motor in mei 2012 weer heeft opgehaald.
e) Bij brieven van 30 mei 2012 en 28 juni 2012 heeft [geïntimeerde] US Motors gewezen op een aantal door hem aan de motor geconstateerde gebreken en heeft hij US Motors een termijn gesteld voor herstel. US Motors hebben niet op deze brieven gereageerd.
f) Bij brief van 6 augustus 2012 heeft [geïntimeerde] de overeenkomst met betrekking tot de motor ontbonden.
g) Bij e-mail van 10 augustus 2012 hebben US Motors zich onder meer op het standpunt gesteld dat de klachten van [geïntimeerde] sterk overtrokken zijn en hebben zij [geïntimeerde] geadviseerd de motor naar US Motors te brengen om deze door een onafhankelijke expert te laten nakijken.
h) In opdracht van de rechtsbijstandsverzekeraar van [geïntimeerde] is vervolgens een onderzoek naar de motor gedaan door CED te [vestigingsplaats 2] . Het onderzoek vond plaats bij reparatiebedrijf Harley Davidson [vestigingsplaats 3] . US Motors zijn door CED uitgenodigd aanwezig te zijn bij het onderzoek, maar zijn niet verschenen. Volgens het door CED uitgebrachte rapport 3 december 2012 vertoont de motor een negental gebreken en zou uitblijven van herstel van de gebreken, voor zover niet cosmetisch van aard, op termijn tot verkeersonveilige situaties kunnen leiden. Voor de kosten van het herstel verwijst CED naar de opgave van reparateur Harley Davidson [vestigingsplaats 3] van € 11.827,50 inclusief BTW.
i. i) Bij brief van 13 februari 2013 heeft [geïntimeerde] met verwijzing naar het CED-rapport de koopovereenkomst nogmaals ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van het door [geïntimeerde] voor de motor betaalde bedrag. US Motors zijn niet tot betaling overgegaan.
3.2.
In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] primair een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden per 6 augustus 2012, danwel per 13 februari 2013, met veroordeling van US Motors tot terugbetaling van het door hem voor de motor betaalde bedrag van € 30.000,- vermeerderd met de wettelijke rente. Subsidiair, voor het geval de overeenkomst niet is ontbonden, vordert [geïntimeerde] veroordeling van US Motors tot betaling van € 11.827,50 aan herstelkosten, vermeerderd met de wettelijke rente. [geïntimeerde] vordert voorts veroordeling van US Motors tot betaling van € 2.330,96 aan verzekeringskosten, € 258,- aan betaalde motorrijtuigenbelasting, € 779,20 aan expertisekosten van Harley Davidson [vestigingsplaats 3] en CED en daarnaast buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, ten grondslag gelegd, dat hij de tussen partijen gesloten overeenkomst op 6 augustus 2012 dan wel 13 februari 2013 rechtsgeldig heeft ontbonden omdat US Motors toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst tot het bouwen van een motor.
3.4.
US Motors heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.5.
In het bestreden vonnis is voor recht verklaard dat de overeenkomst van opdracht tot het bouwen van een softtail-motor is ontbonden per 6 augustus 2012, is US Motors veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen het bedrag van € 30.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en is US Motors veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen het bedrag van € 2.073,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2013 tot de dag der algehele voldoening.
3.6.
US Motors heeft in hoger beroep tien grieven aangevoerd. US Motors heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] , met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten.
3.7.
US Motors voert in haar grieven aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de motor ook nadat deze voor herstel bij US Motors was geweest gebreken vertoonde, dat de motor niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, dat US Motors in de gelegenheid zijn gesteld de gestelde gebreken te herstellen, dat US Motors zijn tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de gebreken ontbinding rechtvaardigden. Verder grieven zij tegen de (gedeeltelijke) toewijzing van de verzekeringskosten en belasting alsmede tegen toewijzing van de expertisekosten. [geïntimeerde] heeft de grieven bestreden.
3.8.
In zijn brief van 30 mei 2012 aan US Motors heeft [geïntimeerde] geschreven dat hij de volgende klachten heeft over de door US Motors uitgevoerde werkzaamheden:
“Spuitwerk voorvork, koplamp, stuur, handvatten, handlebar controls, tank, bobine, uitlaten, luchtfilter, achterbrug, frame en primaire kast
(…) verliezen bout schokbreker waardoor de motor geen juiste balans meer had.
Koppeling werkt niet en lekt
Primaire aandrijving lekkage niet verholpen
Bedrading onder het zadel accu e.d. ondeugdelijk, gevolg startproblemen
Frame vertoont scheuren (spuitwerk?)
Nieuw stuur niet geleverd”
Voormelde klachten zijn tijdig geuit, namelijk vrijwel meteen na het ophalen van de motor bij US Motors door [geïntimeerde] op 28 mei 2012.
3.9.
[geïntimeerde] heeft een gedeelte van een in opdracht van zijn rechtsbijstandsverzekeraar op 3 december 2012 door CED Automotive B.V. (hierna: CED) opgemaakt expertiserapport overgelegd. Hierin werd na visuele inspectie onder meer het navolgende geconstateerd:
“1. Het spuitwerk van achterbrug, koplamp, l. motordeksel, r. motordeksel, bobine, handsvaten, remhendel, remklauw a., brandstoftank, stuur, frame, voor- en achterwiel, voorvork en uitlaat vertoont afwijkingen. Over de gehele motor zijn spuitbus verfresten aanwezig. Het spuitwerk is niet strak en er zijn duidelijke onregelmatigheden in de lak c.q. spuitwerk zichtbaar.”.
3.10.
Grief I richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat [geïntimeerde] met verwijzing naar het rapport van CED heeft onderbouwd dat de motor, ook nadat deze van oktober 2011 tot april 2012 voor herstel bij US Motors was geweest, gebreken vertoonde. US Motors merken daarbij op dat de door CED uitgevoerde expertise niet als uitgangspunt kan dienen omdat deze niet onafhankelijk en niet onpartijdig is uitgevoerd. Volgens US Motors had de rechtbank een onafhankelijke deskundige moeten benoemen om te beoordelen of de motor gebreken vertoonde.
3.11.
Deze grief wordt verworpen. Hetgeen US Motors omtrent de totstandkoming van het CED-rapport hebben aangevoerd, staat er niet aan in de weg dat dit rapport wordt meegewogen bij de beoordeling.
Tussen partijen staat namelijk vast dat US Motors wel is uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de expertise uitgevoerd door CED, maar dat US Motors daarbij niet aanwezig is geweest. Door US Motors is niet gesteld dat de uitnodiging voor het onderzoek ontijdig is gedaan.
US Motors stellen dat ondanks hun verzoek het onderzoek te verplaatsen, het onderzoek buiten hun aanwezigheid heeft plaatsgevonden. US Motors hebben echter niet aangegeven wanneer ze dit verzoek hebben gedaan, zodat niet kan worden beoordeeld of dit verzoek tijdig is gedaan. In het rapport van CED wordt namelijk opgemerkt dat het verzoek na datum en tijdstip voor de expertise is gedaan. US Motors hebben ook niet voldoende toegelicht over de reden van hun verzoek het onderzoek te verplaatsen, zodat de gegrondheid daarvan ook niet beoordeeld kan worden. Hierbij komt dat US Motors zelf ook hadden kunnen verzoeken de motor te (laten) inspecteren, hetgeen zij kennelijk hebben nagelaten, om vervolgens de resultaten daarvan in het geschil in te brengen.
3.12.
US Motors hebben betwist dat de motor was behept met het onder 1. van het CED-rapport genoemde gebrek, te weten dat over de gehele motor spuitbus verfresten aanwezig zijn, dat het spuitwerk niet strak is en dat er duidelijke onregelmatigheden in de lak c.q. het spuitwerk zichtbaar zijn.
3.13.
Voormelde betwisting wordt door het hof als onvoldoende beoordeeld.
3.13.1.
Immers US Motors heeft naar eigen zeggen in de winter (daarmee wordt kennelijk bedoeld de periode vanaf oktober 2011 tot eind mei 2012, in welke periode de motor bij US Motors stond) het spuitwerk, dat niet geheel netjes was afgewerkt, hersteld. US Motors heeft echter niet concreet aangegeven welk spuitwerk aanvankelijk niet netjes was afgewerkt, welke herstelwerkzaamheden zij heeft verricht en wat daarvan het resultaat was. Zij heeft ook niet gemotiveerd weersproken dat de onder 1. genoemde afwijkingen na mei 2012 nog in het spuitwerk voorkwamen.
3.13.2.
De opmerking van US Motors, dat de motor door de RDW is goedgekeurd en na taxatie voor een hoog bedrag is verzekerd, brengt zonder nadere uitleg, welke ontbreekt, niet mee dat het spuitwerk daarom voldeed aan wat [geïntimeerde] daarvan had mogen verwachten.
3.13.3.
US Motors heeft voorts nog naar voren gebracht dat gebreken door foutief gebruik of foutieve stalling kunnen ontstaan. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, is niet inzichtelijk welke invloed het gebruik van de motor of de stalling kan hebben op de staat van het spuitwerk. Deze stelling wordt slechts als een mogelijkheid opgevoerd. Bovendien heeft [geïntimeerde] de klachten over (onder meer) het spuitwerk reeds twee dagen na het ophalen van de motor bij US Motors schriftelijk aan laatstgenoemde gemeld, zodat de tijd waarin die gebreken eventueel door foutief gebruik of foutieve stalling hadden kunnen ontstaan, slechts zeer beperkt is geweest.
3.13.4.
Tegenover de aan de hand van het rapport van CED gemotiveerde stellingen van [geïntimeerde] omtrent de gebreken aan het spuitwerk staat de onvoldoende gemotiveerde betwisting door US Motors. Gelet daarop neemt het hof als vaststaand aan dat het spuitwerk gebrekkig was. Het hof ziet geen aanleiding tot het benoemen van een deskundige om de gestelde gebreken te beoordelen, zoals US Motors heeft bepleit.
3.14.
Artikel 7:17 BW is van toepassing, omdat de overeenkomst mede wordt beheerst door boek 7 titel 1, zoals US Motors onbestreden en terecht in hoger beroep heeft gesteld. Gelet op het geconstateerde gebrek aan het spuitwerk bezat de motor niet de eigenschappen die [geïntimeerde] als koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Het betreft hier immers een speciaal voor [geïntimeerde] gemaakte motor, waarbij het uiterlijk duidelijk van belang is. Het belang van het spuitwerk blijkt ook uit het feit dat belangrijke reden voor terugnemen van de motor in oktober 2011 door US Motors kennelijk juist het spuitwerk was en dat US Motors vervolgens ter zake van het spuitwerk herstelwerkzaamheden heeft verricht.
3.15.
[geïntimeerde] heeft als gezegd in zijn brief van 30 mei 2012, derhalve vrijwel direct nadat hij de motor van US Motors had terugontvangen, geklaagd over het spuitwerk en heeft US Motors in gebreke gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij aan US Motors een termijn van zes weken werd gegeven om onder meer dit gebrek te herstellen. US Motors heeft voormeld gebrek niet hersteld.
3.16.
US Motors voert vruchteloos aan dat het gebrek de ontbinding niet rechtvaardigt. Het belang van het spuitwerk is, gezien hetgeen in 3.14. is overwogen, gegeven. Ook na herstel van het spuitwerk door US Motors in de periode oktober 2011 tot mei 2012, bleek het spuitwerk nog niet in orde te zijn. Het herstel van het spuitwerk zou volgens taxatie van Harley Davidson in totaal € 2.585,- kosten. US Motors hebben de herstelkosten ten aanzien van het spuitwerk niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. US Motors hebben niet aangegeven welke kosten volgens hen wel gemoeid zijn met het herstel van het gespecificeerd spuitwerk. Zowel in absolute zin als afgezet tegen de voor de motor betaalde prijs zijn de herstelkosten aanzienlijk. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [geïntimeerde] op grond van artikel 7:22 lid 1 aanhef en sub a. BW de bevoegdheid had de overeenkomst te ontbinden.
3.17.
De door [geïntimeerde] , vanwege het (gestelde) nauwelijks kunnen gebruiken van de motor, gevorderde kosten van verzekering en belasting zullen worden afgewezen. US Motors hebben als verweer naar voren gebracht dat [geïntimeerde] de motor wel heeft gebruikt of heeft kunnen gebruiken. [geïntimeerde] heeft, gegeven dit verweer van US Motors, haar stelling niet voldoende gespecificeerd door niet meer te stellen dan dat hij nauwelijks gebruik heeft kunnen maken van de motor. [geïntimeerde] heeft niet concreet gemaakt wat onder voormeld “nauwelijks gebruik” dient te worden verstaan, waarom de gestelde gebreken aan gebruik in de weg stonden en gedurende welke perioden van dat “nauwelijks gebruik” sprake is geweest. Grief VIII slaagt op grond van het voorgaande.
3.18.
Tegen de toegewezen expertisekosten voert US Motors aan dat die kosten moeten
worden afgewezen omdat de expertises niet onafhankelijk zijn verricht. Dit wordt verworpen op de gronden zoals hierboven onder 3.11. is overwogen. Deze kosten komen op grond van 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking
3.19.
Het bewijsaanbod van US Motors wordt als niet ter zake dienend gepasseerd.
3.20.
De slotsom naar aanleiding van het voorgaande is dat de grieven falen, met uitzondering van grief VIII , zodat in zoverre het vonnis zal worden vernietigd en de gevorderde schadevergoeding ter zake van verzekeringskosten en belasting alsnog zal worden afgewezen.
3.21.
US Motors zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld de proceskosten in hoger beroep van [geïntimeerde] te betalen. Die kosten bestaan uit het door [geïntimeerde] betaalde griffierecht van € 704,- en het salaris van zijn advocaat volgens het liquidatietarief van € 1.158,- (1 punt voor memorie van antwoord x tarief III: € 1.158,-).

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 december 2013 voor zover daarbij € 1.165,48 wegens verzekeringskosten en € 129,- terzake van belasting is toegewezen en wijst die vorderingen af;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt US Motors aan [geïntimeerde] zijn proceskosten in hoger beroep te betalen, welke worden begroot op € 1.862,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M.G.W.M. Stienissen en J.F.M. Pols en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 oktober 2015.
griffier rolraadsheer