In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie. De man, appellant, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 oktober 2014 aangevochten, waarin de rechtbank had besloten dat de kinderalimentatie met ingang van 23 april 2014 op nihil werd gesteld. De man verzocht het hof om de ingangsdatum van de nihilstelling te bepalen op 27 december 2011, de datum waarop hij failliet werd verklaard. De vrouw, verweerster, verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en stelde dat de man eerder een verzoek tot nihilstelling had kunnen indienen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2015 werd de man bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.M.J. Schepens, terwijl de vrouw werd bijgestaan door mr. P.A. Schippers. De bewindvoerders van de vrouw waren ook aanwezig, maar één van hen verscheen niet ter zitting. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg.
Het hof oordeelde dat de man voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij sinds zijn faillissement op 27 december 2011 geen draagkracht meer had om enige bijdrage te voldoen. Het hof concludeerde dat de nihilstelling per datum faillissement niet zou leiden tot een terugbetalingsverplichting voor de vrouw, die gedurende deze periode een bijstandsuitkering ontving. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en stelde de kinderalimentatie met ingang van 27 december 2011 op nihil.