De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de volgende feiten vastgesteld. Behoudens ten aanzien van de vaststelling onder i en j (waarover de grieven 1 en 2 in principaal appel) zijn deze feiten in hoger beroep niet betwist.
a) [appellante] en [ex-echtgenoot van appellante] zijn gewezen echtelieden.
b) Beiden zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de onroerende zaak die is gelegen aan de [perceel] te [plaats] . Het pand bestaat uit een bedrijfsruimte en een bovenwoning. Voor nutsvoorzieningen zijn geen gescheiden meters aanwezig.
c) Met ingang van 1 juni 2002 hebben zij de bedrijfsruimte (winkelruimte, keuken en magazijn) verhuurd aan de vennootschap onder firma [nieuwe huurder] v.o.f. en haar twee vennoten, waaronder [geïntimeerde] , die daarin een cafetaria exploiteerden. De huurprijs bedroeg steeds
€ 1.500,00 per maand en verrekening (of schuldvergelijking) is op grond van artikel 4 van de huurovereenkomst niet toegestaan.
d) In artikel 8 van de huurovereenkomst is het volgende bepaald:
“De kosten van gas, water, elektriciteit en overige nutsleveranties wegens verbruik in, op of aan het gehuurde, als door het betreffende toeleveringsbedrijf in rekening gebracht, zijn voor rekening van de huurder. Het verbruik wordt in onderling overleg tussen verhuurder en huurder vastgesteld.”
e) Artikel 10 van de huurovereenkomst luidt:
“1. De huurder heeft het gehuurde in goede staat van onderhoud in huur ontvangen, venster en glasdicht, en is gehouden het gehuurde bij het eindigen van onderhavige overeenkomst in dezelfde staat van onderhoud, ontruimd en schoon op te leveren.
2. Voor rekening van huurder komt de vernieuwing en het onderhoud van installaties van het gehuurde.
3. De huurder draagt voor eigen rekening zorg voor het buitenschilderwerk, de grote reparaties en de grote onderhoudswerkzaamheden van het gehuurde, alsmede voor het schilderwerk, de reparaties en de onderhoudswerkzaamheden betrekking hebbend op voorzieningen of veranderingen door de huurder aangebracht.
4. Door de huurder worden eveneens gedragen de kosten van schilderwerk, de reparaties en de onderhoudswerkzaamheden - van welke aard of omvang dan ook - noodzakelijk geworden door een oorzaak welke toegerekend kan worden aan opzet, grove schuld of grove nalatigheid van de huurder of van hen voor wiens doen of nalaten de huurder verantwoordelijk geacht kan worden. (...)
5. Indien de huurder zijn in het voorgaande artikellid bedoelde schilder-, reparatie- en onderhoudsverplichting niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt is de verhuurder gerechtigd, na ingebrekestelling, de naar zijn oordeel noodzakelijke werkzaamheden voor rekening van de huurder te verrichten of te doen verrichten.”
f) Artikel 19 lid 1 van de huurovereenkomst luidt:
“1. Alle kosten, welke voor de verhuurder voortvloeien uit het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen door de huurder van enige verplichting voor laatstgenoemde uit deze overeenkomst voortvloeiende, zijn voor rekening van de huurder. Onder deze kosten zijn begrepen de kosten van sommatie, opzegging, incassokosten, ontruimingskosten en deurwaarderskosten, alsmede de kosten van de raadsman/ advocaat en procureur en alle andere buitengerechtelijke, alsmede gerechtelijke kosten.
Deze kosten worden door de huurder en de verhuurder gesteld op minimaal 15% van de te vorderen hoofdsom, zulks met een minimum van € 500,--.”
g) Op 6 oktober 2004 hebben [appellante] , [ex-echtgenoot van appellante] en [geïntimeerde] in een zogenoemde ‘Schulderkenningsovereenkomst’ vastgelegd dat [geïntimeerde] met ingang van 1 oktober 2004 de huur zal voldoen door middel van overschrijving van € 750,00 op de bankrekening van [ex-echtgenoot van appellante] en van € 750,00 op de bankrekening van [appellante] .
h) De huurovereenkomst is met ingang van 1 juni 2012 geëindigd.
i) Op l5 juni 2012 is door [ex-echtgenoot van appellante] een opleveringsrapport opgemaakt. Daaruit volgt dat de twee bij de eindinspectie geconstateerde gebreken, zijnde niet schone en vetvrije vloertegels in de winkelruimte en een lekkende kraan in de winketruimte, zijn hersteld.
j) [geïntimeerde] is tussen 26 maart 2012 en 21 juni 2012 namens [appellante] ten minste 3 keer vergeefs gesommeerd om het aan haar verschuldigde aandeel in de huur vanaf juni 2011 te voldoen. Vanaf juli 2012 heeft haar gemachtigde gecorrespondeerd met [geïntimeerde] en diens broer over de huurbetalings- en de onderhoudsverplichting.
k) In de laatste brief van 6 februari 2013 aan [geïntimeerde] en [ex-echtgenoot van appellante] schreef de gemachtigde van [appellante] dat de schade aan het gehuurde wordt begroot op € 40.000,00.