ECLI:NL:GHSHE:2015:4093

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
HD 200.143.430_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over huur en betalingsverplichtingen van een printer tussen Hofax B.V. en [geïntimeerden]

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Hofax B.V. en een vennootschap onder firma, hierna aangeduid als [geïntimeerden], over de huur en betalingsverplichtingen van een printer. De overeenkomst tussen partijen werd op 30 juni 2008 gesloten en had een looptijd van 36 maanden. Hofax verhuurde een printer aan [geïntimeerden] en was verantwoordelijk voor service en onderhoud. Er ontstond een geschil over de einddatum van de overeenkomst en de betalingsverplichtingen van [geïntimeerden]. Hofax vorderde in eerste aanleg een verklaring voor recht dat de overeenkomst per 1 juli 2011 was verlengd en dat [geïntimeerden] een bedrag van € 517,17 per maand moest betalen, naast andere bedragen voor meerafdrukken en kosten. In reconventie vorderde [geïntimeerden] schadevergoeding en een verklaring voor recht dat de overeenkomst per 30 juni 2012 was beëindigd.

De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst was verlengd tot 1 juli 2012 en dat [geïntimeerden] een bedrag moest betalen aan Hofax. Hofax ging in hoger beroep, waarbij zij haar vorderingen beperkte tot het eindvonnis. [geïntimeerden] stelde incidenteel appel in tegen zowel het tussenvonnis als het eindvonnis. Het hof beoordeelde de geschilpunten, waaronder de einddatum van de overeenkomst en de hoogte van de betalingsverplichtingen. Het hof oordeelde dat de overeenkomst niet was beëindigd per 30 juni 2011 en dat [geïntimeerden] geen betalingsverplichting meer had na 30 juni 2011, omdat zij al betalingen had verricht die hoger waren dan de vorderingen van Hofax. Het hof vernietigde de vonnissen van de kantonrechter voor zover deze in conventie waren gewezen en wees de vorderingen van Hofax af, terwijl de kosten van de procedure voor rekening van Hofax kwamen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.143.430/01
arrest van 13 oktober 2015
in de zaak van
Hofax B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Hofax,
advocaat: mr. J.C.T. Papeveld te Waalwijk,
tegen

1.[V.o.f] v.o.f.,gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [vestigingsplaats 2] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,wonende te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. E.H.J. van Gerven te [vestigingsplaats 2] ,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 februari 2014 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven van 21 maart 2013 en 19 december 2013, gewezen tussen Hofax als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak- en rolnummer 837276/12/2602/12-11738)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met eiswijziging en met één productie;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties;
  • partijen hebben hun standpunt schriftelijk bepleit.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
3.1.1.
Tussen (de voorgangster van) Hofax en [geïntimeerden] is op 30 juni 2008 een overeenkomst gesloten. Ingevolge deze overeenkomst verhuurde Hofax aan [geïntimeerden] met ingang van 30 juni 2008 voor de duur van 36 maanden een printer, merk OKI type ES3640e en verplichte Hofax zich jegens [geïntimeerden] tot service en onderhoud met betrekking tot de printer gedurende voormelde periode van 36 maanden.
In de overeenkomst is onder meer bepaald:
3. Huur- onderhoudsprijs apparatuur:
a. Huur per maand € 192,34
b. Onderhoud kleur 1000 afdrukken A4 per maand € 160,-.
(…)
d. Meerafdrukken worden per kwartaal achteraf berekend. Prijs per meerafdruk A4
zwart € 0.02. Prijs per meerafdruk a4 kleur € 0.16.
(…)
j. Technische ondersteuning per jaar € 298,-
k. Ophalen en afvoeren einde contract € 175,-
l. Na 36 maanden kan de apparatuur aangekocht worden voor € 419,30.
4. Alle in deze overeenkomst genoemde prijzen zijn exclusief B.T.W. 19%.
Op de overeenkomst zijn de algemene huur- en servicevoorwaarden van Hofax van toepassing verklaard.
In artikel 2 van de algemene huurvoorwaarden is bepaald:
De overeenkomst wordt bij het eindigen van de in artikel 1. van de overeenkomst genoemde huurperiode stilzwijgend automatisch met een zelfde periode verlengd, tenzij één der partijen uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de lopende huurperiode, schriftelijk, aan de andere partij de huurovereenkomst opzegt.
In artikel 16 lid 2 van de algemene servicevoorwaarden is bepaald:
De overeenkomst wordt na afloop van de in artikel 16. lid 1genoemde periode telkenmale stilzwijgend voor de duur van 12 maanden verlengd, tenzij Hofax of de cliënt de overeenkomst tenminste drie maanden voor het einde van de onderhoudstermijn, door middel van een brief opzegt.
3.1.2.
Op 22 juli 2010 zijn partijen enkele wijzigingen van de overeenkomst overeengekomen:
- artikel 3 sub b is gewijzigd in die zin dat het onderhoudstarief is verhoogd naar € 300,- per maand, inclusief 2500 kleurenafdrukken per maand;
- artikel 3 sub d is gewijzigd in die zin dat de prijs voor meerafdrukken in kleur is verlaagd
naar € 0,12 cent per stuk.
3.1.3.
Tussen partijen is een geschil ontstaan omtrent de einddatum van de overeenkomst en omtrent de omvang van de betalingsverplichting van [geïntimeerden] .
3.1.4.
Hofax heeft [geïntimeerden] in rechte betrokken en vorderde (na wijziging van haar eis) in eerste aanleg, samengevat:
- een verklaring voor recht dat de overeenkomst per 1 juli 2011 is verlengd voor de duur van een jaar, alsmede dat [geïntimeerden] vanaf 1 mei 2013 per maand € 517,17 aan Hofax moet betalen tot de datum dat de printer is ingenomen en dat [geïntimeerden] voor kleurenafdrukken vanaf tellerstand 301.208 een vergoeding van € 0,012 (bedoeld zal zijn: € 0,12, opmerking hof) plus btw aan Hofax moet betalen en voor zwart/witafdrukken vanaf tellerstand 108.981 een vergoeding van twee cent voor iedere gemaakte afdruk;
- een veroordeling van [geïntimeerden] om het gebruik van de printer te staken alsmede Hofax in de gelegenheid te stellen om de printer af te halen een en ander op verbeurte van dwangsommen;
- de veroordeling van [geïntimeerden] om aan Hofax een vijftal bedragen te betalen, te weten: € 4.829,30, € 13.837,63, € 5.600,95, € 175,- en € 1.190,-, dit laatste bedrag ter zake van buitengerechtelijke kosten.
3.1.5.
[geïntimeerden] vorderde in eerste aanleg in reconventie, samengevat:
- de veroordeling van Hofax om aan [geïntimeerden] een tweetal bedragen aan
schadevergoeding te betalen, namelijk € 1.882,29 en € 2.034,90;
- een verklaring voor recht dat de huur/service-overeenkomst per 30 juni 2012 is beëindigd, tenzij de kanonrechter, met [geïntimeerden] , van mening is dat de overeenkomst voor het huurdeel per 30 juni 2011 als beëindigd kan worden beschouwd en het servicedeel per 30 juni 2012.
3.1.6.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 21 maart 2013 beslist dat de overeenkomst tussen partijen is verlengd voor de duur van 12 maanden tot 1 juli 2012.
In het eindvonnis van 19 december 2013 heeft de kantonrechter in conventie:
- voor recht verklaard dat de op 30 juni 2008 en 22 juli 2010 tussen partijen gesloten
overeenkomst per 1 juli 2011 is verlengd voor de duur van een jaar;
- [geïntimeerden] veroordeeld om aan Hofax een bedrag te betalen van € 4.729,30,
vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 24 juni 2012 tot de algehele voldoening alsmede en bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 833,-;
- [geïntimeerden] in de proceskosten veroordeeld;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
In reconventie heeft de kantonrechter:
- voor recht verklaard dat de op 30 juni 2008 met Hofax gesloten huur/service-overeenkomst per 30 juni 2012 is beëindigd;
- het meer of anders gevorderde afgewezen;
- de proceskosten gecompenseerd.
3.1.7.
Hofax heeft hoger beroep ingesteld. In haar memorie van grieven heeft zij dat hoger beroep beperkt tot het eindvonnis.
[geïntimeerden] heeft incidenteel geappelleerd. Dat appel richt zich zowel tegen het tussenvonnis als het eindvonnis.
3.2.
Beide partijen hebben in hoger beroep hun eis gewijzigd.
Hofax vordert in hoger beroep:
- de veroordeling van [geïntimeerden] om aan Hofax een bedrag te betalen van € 30.413,11 met de wettelijke handelsrente, berekend op de wijze zoals in het petitum van haar memorie van grieven is weergegeven;
- de veroordeling van [geïntimeerden] om aan Hofax een bedrag van € 377,- te betalen als aanvullende vergoeding inzake buitengerechtelijke incassokosten.
[geïntimeerden] vordert in hoger beroep:
- te verklaren voor recht dat de tussen [geïntimeerden] en Hofax gesloten huur/service-overeenkomst is beëindigd per 30 juni 2011 althans is beëindigd per 8 september 2011 c.q. 30 september 2011 althans is beëindigd tegen 30 juni 2012, althans zodanig te verklaren voor recht zoals het hof in goede justitie mag vermenen te bepalen.
Tegen het wijzigingen van de eis op zichzelf zijn geen bezwaren aangevoerd. Het hof zal recht doen op basis van de vorderingen, zoals geformuleerd in hoger beroep.
3.3.
Partijen hebben met hun grieven en vorderingen de volgende geschilpunten aan het hof voorgelegd:
a. a) de datum waarop de tussen partijen gesloten overeenkomst is geëindigd (incidenteel
appel);
b) de hoogte van de door [geïntimeerden] verschuldigde bedragen ná 30 juni 2011 (principaal en incidenteel appel);
c) de buitengerechtelijke kosten (principaal en incidenteel appel);
d) de proceskosten (principaal en incidenteel appel).
Het hof zal deze geschillen achtereenvolgens beoordelen.
3.4.
ad a) de datum waarop de tussen partijen gesloten overeenkomst is geëindigd (incidenteel appel)
3.4.1.
De kantonrechter heeft (in de rechtsoverwegingen 3.3 en 3.4 van het vonnis van 21 maart 2013) geoordeeld dat [geïntimeerden] weliswaar beoogd heeft de overeenkomst per 30 juni 2011 op te zeggen, maar dat niet is gebleken dat de opzegging Hofax heeft bereikt zodat de overeenkomst is doorgelopen. De kantonrechter heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 16 lid 2 van de servicevoorwaarden en beslist dat de huur/service-overeenkomst is verlengd tot 1 juli 2012.
3.4.2.
[geïntimeerden] stelt zich in haar grieven op het standpunt dat de algemene huurvoorwaarden en de algemene servicevoorwaarden tegenstrijdige bepalingen bevatten op het punt van de verlenging van de overeenkomst. Volgens [geïntimeerden] is het gevolg hiervan dat geen van de bepalingen geldt en dat de overeenkomst van rechtswege is geëindigd op 1 juli 2011.
3.4.3.
Dit standpunt van [geïntimeerden] kan niet worden aanvaard. De toepasselijke huur- en servicevoorwaarden zijn eenduidig waar het gaat om de wijze van beëindiging van de overeenkomst: beëindiging kan slechts geschieden door middel van een schriftelijke opzegging, welke opzegging moet worden gedaan tenminste drie maanden vóór het verstrijken van de duur van de overeenkomst. Slechts over de duur van de verlenging bij ontbreken van een (tijdige) opzegging zijn de algemene huur- en servicevoorwaarden niet eenduidig, maar dit heeft niet ten nadele van [geïntimeerden] gewerkt aangezien de kantonrechter zowel ten aanzien van de huurovereenkomst als ten aanzien van de service-overeenkomst is uitgegaan van een verlenging van twaalf maanden.
3.4.4.
[geïntimeerden] stelt verder dat zij er, gelet op de door haar genoemde feiten en omstandigheden, gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Hofax instemde met de beëindiging per 30 juni 2010. Zij noemt in dit verband de volgende feiten en omstandigheden:
- de automatische incasso van de kwartaalfactuur d.d. 30 juni 2011 is door [geïntimeerden] gestorneerd;
- [geïntimeerden] heeft bij brief van 8 september 2011 (productie 18 inleidende dagvaarding) aan Hofax laten weten geen contractverlenging te wensen; Hofax heeft pas op 2 maart 2012 op die brief gereageerd (door middel van een e-mail waarin Hofax stelt akkoord te kunnen gaan met beëindiging van het contract per 30 juni 2012, productie 19 bij inleidende dagvaarding);
- na de brief van 8 september 2011 heeft [geïntimeerden] geen facturen meer van Hofax
ontvangen;
- door [geïntimeerden] zijn na 30 juni 2011 geen bestellingen meer bij Hofax geplaatst voor toners e.d.
3.4.5.
Naar het oordeel van het hof zijn de door [geïntimeerden] genoemde feiten en omstandigheden ontoereikend om te kunnen concluderen dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Hofax instemde met beëindiging van de overeenkomst per 30 juni 2011. Het enkele stilzitten van Hofax tot de e-mail van 2 maart 2012 is daartoe onvoldoende. Dit geldt ook voor het achterwege blijven van facturen in de periode die gelegen is tussen de brief van [geïntimeerden] van 8 september 2011 en de reactie van Hofax daarop d.d. 2 maart 2012.
3.4.6.
[geïntimeerden] stelt ook nog dat het, gelet op de door haar genoemde feiten en omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Hofax aanspraak maakt op enige betaling na 30 juni 2011.
3.4.7.
Naar het oordeel van het hof kan dit standpunt van [geïntimeerden] , voor zover het gaat om de periode van 30 juni 2011 tot 8 september 2011, niet worden aanvaard. Dat de overeenkomst na 30 juni 2011 is verlengd (en daarmee de betalingsverplichting van [geïntimeerden] ) is nu eenmaal de consequentie van het ontbreken van een deugdelijke opzegging, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen.
3.4.8.
Anders moet echter worden geoordeeld ten aanzien van de betalingsverplichting van [geïntimeerden] ingaande 8 september 2011.
Vast staat dat [geïntimeerden] ingevolge artikel 3 sub l van de overeenkomst gerechtigd was de printer na 36 maanden aan te kopen voor een bedrag van € 419,30 exclusief btw, zijnde de restwaarde van de printer. Dit is aldus beslist door de kantonrechter (rechtsoverweging 2.7 van het eindvonnis) en tegen dit oordeel is niet gegriefd.
Vast staat ook dat [geïntimeerden] na afloop van de overeengekomen periode van 36 maanden aan Hofax heeft meegedeeld dat zij gebruik wenste te maken van dit kooprecht, voor het eerst bij de eerder genoemde brief van 8 september 2011, herhaald bij e-mail van 25 april 2012 (productie 17 inleidende dagvaarding) en bij brief van 29 mei 2012 (productie 11 inleidende dagvaarding).
Hofax heeft aan de eigendomsoverdracht van de printer geen medewerking willen verlenen. Pas op 18 maart 2014 heeft Hofax een factuur aan [geïntimeerden] gezonden in verband met de door [geïntimeerden] gewenste eigendomsoverdracht van de printer (productie 4 bij memorie van grieven).
Hofax stelt zich op het standpunt dat de betalingsverplichting van [geïntimeerden] is doorgelopen tot 18 maart 2014. Zij vordert om die reden van [geïntimeerden] betaling van een bedrag van meer dan € 30.000,-, dit bovenop de bedragen die door [geïntimeerden] (voor het gebruik van de printer ná 30 juni 2011) reeds zijn betaald (in totaal € 3.788,71). [geïntimeerden] heeft zich er terecht op beroepen dat dat het bedrag dat Hofax voor het gebruik ná 30 juni 2011 van [geïntimeerden] wenst te ontvangen in geen enkele verhouding staat tot de restwaarde van de printer, te meer daar van enige service of onderhoud na 30 juni 2011 geen sprake meer is geweest.
Naar het oordeel van het hof is het, gelet op het voorgaande, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Hofax van [geïntimeerden] enige vergoeding verlangt of verkrijgt voor het gebruik van de printer over de periode vanaf 8 september 2011 tot 18 maart 2014.
3.4.9.
Hofax heeft met betrekking tot de periode vanaf 30 juni 2011 tot 30 juni 2012 nog aangevoerd dat partijen zijn overeengekomen dat de overeenkomst (en daarmee de betalingsverplichting van [geïntimeerden] ) tot en met 30 juni 2012 zou voortduren. Volgens Hofax zijn partijen het daarover bij gelegenheid van de comparitie van partijen (op 18 september 2012) eens geworden. Hofax verwijst in dit verband naar:
- de e-mail d.d. 2 maart 2012 van de gemachtigde van [geïntimeerden] (productie 19 bij
inleidende dagvaarding);
- de betaling door [geïntimeerden] van een bedrag van € 1.248,32 op 24 juni 2012 met als omschrijving: onderhoudsvergoeding na 2 maart 2012 (productie 8 bij memorie van antwoord in incidenteel appel);
- de mondelinge antwoordakte van de gemachtigde van [geïntimeerden] d.d. 8 augustus 2013 waarin deze verklaart dat het contract per 30 juni 2012 is geëindigd.
[geïntimeerden] heeft dit standpunt van Hofax bestreden. Volgens [geïntimeerden] heeft zij steeds primair het standpunt ingenomen dat haar betalingsverplichting op 30 juni 2011 is geëindigd. Volgens [geïntimeerden] heeft zij er wel naar gestreefd om met Hofax tot een minnelijke regeling te komen maar zijn partijen het uiteindelijk niet eens kunnen worden.
3.4.10.
Het hof is van oordeel dat de door Hofax genoemde stukken onvoldoende bewijs opleveren voor haar stelling dat partijen tijdens de comparitie bij de kantonrechter zijn overeengekomen dat de overeenkomst (en daarmee de betalingsverplichting van [geïntimeerden] ) werd voortgezet tot 1 juli 2012. Een proces-verbaal van de comparitie is niet in het geding gebracht, hoewel het voor de hand had gelegen dat ter zitting gemaakte afspraken daarin zouden worden vastgelegd. Uit de vonnissen van de kantonrechter blijkt evenmin van ter zitting gemaakte afspraken; rechtsoverweging 3.5 van het vonnis van 21 maart 2013 wijst op het tegendeel. Ook de e-mail van Hofax d.d. 22 maart 2013 (als productie gevoegd bij de mondelinge antwoordakte van [geïntimeerden] d.d. 8 augustus 2013) wijst er op dat het geschil is blijven bestaan.
Aanvullend bewijs voor het standpunt van Hofax ontbreekt en is ook niet door Hofax aangeboden. Dit betekent dat het hier bedoelde standpunt van Hofax wordt verworpen.
3.5.
ad b) de hoogte van de door [geïntimeerden] verschuldigde bedragen ná 30 juni 2011 (principaal en incidenteel appel)
3.5.1.
Gelet op het voorgaande is de vordering van Hofax, voor zover deze betrekking heeft op de periode van 8 september 2011 tot 18 maart 2014 niet toewijsbaar.
Het hof zal een berekening maken van de betalingsverplichting van [geïntimeerden] over de periode van 1 juli 2011 tot en met 7 september 2011 (zijnde 69 dagen), dit aan de hand van de tussen partijen overeengekomen tarieven en de meerafdrukken in de desbetreffende periode. Weliswaar is een registratie van het exacte aantal meerafdrukken in de genoemde periode niet beschikbaar, maar het hof zal het aantal meerafdrukken in de periode van 69 dagen tussen 1 juli 2011 en 8 september 2011 afleiden (naar evenredigheid) uit het aantal wél geregistreerde afdrukken gedurende de periode 1 juli 2011 tot en met 4 juni 2012 (zijnde 340 dagen). Over het aantal meerafdrukken in deze periode zijn partijen het eens. Dit leidt het hof af uit de opgave van [geïntimeerden] (productie 8 bij inleidende dagvaarding) die door Hofax is overgenomen in haar memorie van grieven op pagina 8. Uit deze gegevens blijkt het aantal kleurenprints in de periode 1 juli 2011 tot en met 4 juni 2012 96.329 heeft bedragen en het aantal zwart/witprints 48.439.
Wat betreft de kleurenprints geldt dat pas een vergoeding (van € 0,12 per afdruk) hoeft te worden betaald boven een aantal van 2500 prints per maand, dit zijn 30.000 prints per jaar. Hierbij gaat het wat betreft de periode van 1 juli 2012 tot en met 4 juni 2012 om een aantal van 340/366 x 30.000 = 27.869 prints, zodat met betrekking tot de door [geïntimeerden] te betalen meerafdrukken in kleur een aantal van (96.329 – 27.869 =) 68.460 resteert.
Aan de periode 1 juli 2011 tot en met 7 september 2011 kunnen de volgende meerafdrukken en bedragen worden toegerekend:
- zwart/witprints: 69/340 x 48.439 = 9.830 x € 0,02 = € 196,60
- meerafdrukken in kleur 69/340 x 68.460 = 13.893 x € 0,12 =
€ 1.667,16
€ 1.863,76
btw 19%
€ 354,11
Totaal € 2.217,87
3.5.2.
Ingevolge het (op 22 juni 2010 gewijzigde) contract was voor het derde kwartaal van 2011 (dit zijn 92 dagen) aan huur en onderhoud een bedrag van € 1.757,68 inclusief btw verschuldigd. Daarvan kan een bedrag van 69/92 x € 1.757,68 = € 1.318,24 toegerekend worden aan de periode van 1 juli 2011 tot en met 7 september 2011.
3.5.3.
Ingevolge artikel 3 sub g van het contract dient door [geïntimeerden] voor technische ondersteuning per jaar een bedrag van € 354,62 inclusief btw te worden betaald. Daarvan kan een gedeelte groot 69/366 x € 354,62 = € 66,85 worden toegerekend aan de periode van 1 juli 2011 tot en met 7 september 2011.
3.5.4.
In totaal bedraagt de betalingsverplichting van [geïntimeerden] over de periode van 1 juli 2011 tot en met 7 september 2011 aldus € 2.217,87 + € 1.318,24 + € 66,85 = € 3.602,96.
[geïntimeerden] heeft over de periode ná 30 juni 2011 aan Hofax reeds betalingen verricht tot een bedrag van € 3.788,71 (pagina 3 inleidende dagvaarding), zodat voor [geïntimeerden] geen betalingsverplichting meer resteert.
3.6.
ad c) de buitengerechtelijke kosten (principaal en incidenteel appel)
Ten tijde van de inleidende dagvaarding bestond ervoor [geïntimeerden] geen betalingsverplichting meer jegens Hofax, zodat [geïntimeerden] ook geen incassokosten verschuldigd is.
3.7.
ad d) de proceskosten (principaal en incidenteel appel)
Uit het voorgaande volgt dat de vonnissen van de kantonrechter, voor zover gewezen in conventie, niet in stand kunnen blijven en dat de vorderingen van Hofax niet toewijsbaar zijn.
Hofax dient in de kosten van de procedure in eerste aanleg te worden veroordeeld.
3.8.
De slotsom is dat de grieven van Hofax falen en dat haar vordering, zoals geformuleerd in hoger beroep, niet toewijsbaar is. De grieven van [geïntimeerden] in het incidenteel appel slagen gedeeltelijk. De vordering van [geïntimeerden] in het incidenteel appel is niet toewijsbaar voor zover deze verder gaat dan de beslissing van de kantonrechter in reconventie.
Hofax dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel.
Het hof zal de kosten van het incidenteel appel compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

4.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de vonnissen waarvan beroep voor zover gewezen in conventie en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Hofax af;
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Hofax in de kosten van de eerste aanleg in conventie en van het principaal hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van [geïntimeerden] als volgt:
- griffierecht eerste aanleg € 873,-
- salaris gemachtigde eerste aanleg € 1.150,-
- griffierecht hoger beroep € 1.920,-
- salaris advocaat hoger beroep € 2.316,-
- wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het incidenteel appel in die zin dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, M.G.W.M. Stienissen en R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 oktober 2015.
griffier rolraadsheer