Bij arrest van dit hof van 8 oktober 2013 (HD 200.118.644/01) heeft het hof in de hoofdzaak het tussenvonnis van 17 augustus 2011 bekrachtigd en het eindvonnis van 24 oktober 2012 vernietigd en daartoe overwogen dat het oordeel dat [machine operator] bewust roekeloos heeft gehandeld niet in stand kan blijven. Het hof heeft geoordeeld dat de aansprakelijkheid voor de ten aanzien van [machine operator] geschonden zorgplicht hoofdelijk op ReSteel, Heros en DMjob rust en de vorderingen van [machine operator] toegewezen.
Het hof heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
“8. Tussen Heros en [machine operator] bestond ten tijde van het ongeval geen arbeidsovereenkomst; niettemin was er tussen hen wel sprake van een arbeidsrelatie. [machine operator] - die zoals reeds overwogen zijn werkzaamheden verrichtte in de onderneming van Heros in een omgeving die niet van gevaren was ontbloot, met het oog waarop Heros veiligheidshekken had geplaatst die evenwel als gevolg van een meetfout (zie de getuigenverklaring van [getuige] in eerste aanleg) geen volledige afsluiting boden - bevond zich in een met een werknemer vergelijkbare positie voor wat de door Heros in acht te nemen zorgverplichtingen in de zin van art. 7:658 BW betreft, nu hij voor de zorg van zijn veiligheid (mede) afhankelijk was van Heros. Blijkens de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen van (oud)werknemers van Heros en als voorts gesteld en niet gemotiveerd weersproken, gold binnen het bedrijf van Heros de zogenaamde "twee personen"-regel, inhoudende dat handelingen met betrekking tot een lopende band steeds door twee personen dienden te worden uitgevoerd. Deze regel gold ook ten opzichte van [machine operator] . Dat Heros zich de facto (mede) verantwoordelijk achtte ook voor de veiligheid van [machine operator] , volgt voorts hieruit dat [manager kwaliteit] (manager kwaliteit, arbo en milieu bij Heros) als getuige in eerste aanleg heeft verklaard dat hij [machine operator] had opgeroepen voor het doornemen van de veiligheidsinstructie (hetgeen overigens geen doorgang heeft gevonden).
9. Voorts volgt het hof Heros niet waar zij betoogt dat de door [machine operator] uitgevoerde werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden in de uitoefening van het beroep of bedrijf van Heros. Immers ging het ten tijde van het ongeval om een reeds geïnstalleerde CSM die onderdeel uitmaakt van het productieproces van Heros, welke machine zich reeds in de testfase bevond waarin werd geproduceerd met (ruw) materiaal van Heros. Blijkens mededeling van Heros (paragraaf 53 van de memorie van antwoord in het principale appel) heeft zij na het ongeval de bediening van de CSM op zich genomen. Daarbij tekent het hof aan dat [machine operator] om te voldoen aan de twee personen-regel van Heros, daarbij gebruik moest maken van een werknemer van Heros die dan tezamen met [machine operator] werkzaamheden verrichtte met betrekking tot de CSM. Het hof overweegt dat onder bovengenoemde omstandigheden niet kan worden gesteld dat het onderhavige proefdraaien van de CSM met de daarbij behorende werkzaamheden een zodanige aan Heros wezensvreemde activiteit opleveren, dat geoordeeld zou moeten worden dat een en ander plaats vond buiten de uitoefening van het beroep of bedrijf van Heros.
10. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank in haar tussenvonnis d.d. 17 augustus 2011 (rechtsoverwegingen 3.3 t/m 3.5) verder nog heeft overwogen, bij hetwelk het hof zich aansluit, brengt het vorenstaande het hof tot het oordeel dat de rechtsbetrekking tussen Heros en [machine operator] mede wordt beheerst door het bepaalde bij art. 7:658 BW. Het daarmee strijdige betoog van Heros in het verband van haar eerste grief in het incidentele appel, mist derhalve doel.
(…)
19. Zoals reeds is overwogen, is de rechtbank in genoemd tussenvonnis tot het oordeel gekomen dat Heros, ReSteel en DMJob jegens [machine operator] zijn tekortgeschoten in hun op art. 7:658 BW gebaseerde zorgplicht en dienaangaande hoofdelijk aansprakelijk zijn.
20. De op DMJob als formele werkgever, en op ReSteel en Heros als materiële werkgever respectievelijk met een materiële werkgever bij de toepassing van art. 7:658 BW gelijk te stellen werkgever rustende zorgverplichting ter voorkoming van ongevallen, heeft betrekking op zowel de veiligheid van de werkomgeving waarin [machine operator] zijn werkzaamheden verrichtte, als op de veiligheidsinstructies die aan [machine operator] zijn gegeven en het toezicht dat op de naleving daarvan werd uitgeoefend.
21. Het gaat in deze zaak om een machine die bij bediening ernstige gevaren kan opleveren voor de werknemer (vgl. HR 11-11-2005, LJN AU3313; VR 2006/102; red. VR). Niet in debat is dat de veiligheidshekwerken die Heros had doen aanbrengen op de plaats waar [machine operator] zijn arbeid verrichtte, als gevolg van een meetfout geen volledige afsluiting boden, doch een - zij het nauwe - doorgang aan [machine operator] verschaften. Van Heros had mogen worden verwacht dat zij had onderzocht of verdergaande en meer afdoende preventieve maatregelen mogelijk waren. Hieraan heeft Heros niet voldaan. Niet doorslaggevend, en overigens niet toereikend onderbouwd is de stelling dat het gebruik door [machine operator] van deze doorgang zodanig onvoorzienbaar was dat daarmee in redelijkheid geen rekening behoefde te worden gehouden. Na het ongeval is de nauwe doorgang alsnog afgedicht.
Daarnaast, zoals hierboven ook reeds is overwogen, is destijds een door Heros geïnitieerde veiligheidsinstructie aan [machine operator] uitgebleven terwijl Heros zich nadien niet heeft ingespannen om deze instructie alsnog te geven, terwijl de binnen Heros (destijds al dan niet informeel) geldende twee personen-regel niet van "hogerhand" doch slechts door een collega-werknemer aan [machine operator] kenbaar is gemaakt, hetgeen niet bijdraagt aan de autoriteit van de regel. Onvoldoende feiten zijn gesteld of gebleken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er een toereikend toezicht werd uitgeoefend op de werkzaamheden van [machine operator] bij Heros en op diens naleving van de veiligheidsregels, en insgelijks bevatten de stellingen van partijen alsmede de verklaringen van de in eerste aanleg gehoorde getuigen onvoldoende feitelijkheden om daarop het oordeel te kunnen baseren dat sprake is geweest van een adequaat (periodiek) toezicht dat op [machine operator] door ReSteel als zijn materiele werkgever werd uitgeoefend. Wel is komen vast te staan dat van de zijde van DMJob aan [machine operator] een schriftelijke veiligheidsinstructie ter hand is gesteld, doch hierbij gaat het om een meer algemeen geldende instructie die niet was afgestemd op de specifieke situatie waarin [machine operator] via ReSteel bij Heros te werk was gesteld.”
Dit arrest is in kracht van gewijsde.