ECLI:NL:GHSHE:2015:3990

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
F 200 163 994_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging kinderalimentatie en terugbetalingsverplichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de kinderalimentatie voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De man, die in eerste aanleg verzocht had om de beschikking te vernietigen en zijn verzoeken toe te wijzen, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank die de kinderalimentatie had verlaagd naar € 25,- per maand. De vrouw, die de beschikking wilde laten bekrachtigen, voerde aan dat de man niet in staat was om meer te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 augustus 2015 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de man op basis van zijn inkomen slechts in staat is om € 25,- per maand te voldoen. Echter, het hof oordeelde dat de vrouw vanaf 1 december 2013 rekening had moeten houden met een vermindering van de onderhoudsbijdrage, gezien haar hertrouw en de nieuwe onderhoudsplicht van de stiefvader. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 1 december 2013 € 25,- per maand moet betalen, en dat de vrouw het teveel ontvangen bedrag aan kinderalimentatie van 1 december 2013 tot 10 februari 2014 aan de man moet terugbetalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 8 oktober 2015
Zaaknummer: F 200.163.994/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/193122 / FA RK 14-1936
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. W.G.M.M. van Montfort,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.A.W.M. Vogels.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 12 november 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 30 januari 2015, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn verzoeken alsnog toe te wijzen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 april 2015, heeft de vrouw verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, zo nodig met aanvulling en verbetering van de gronden en met veroordeling van de man in de kosten van de procedure in hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Van Montfort;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Vogels.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 augustus 2014;
  • de overige stukken van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 30 januari 2015;
  • de brief met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 16 juli 2015;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 13 augustus 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 1 februari 2003 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] .
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de vrouw
.
3.2.
Bij beschikking van 5 april 2006 heeft de rechtbank Roermond tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 24 april 2006 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, overeenkomstig het door partijen in december 2005 ondertekende convenant bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] moet voldoen een bedrag van € 200,- per maand.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, met wijziging in zoverre van de onder 3.2. vermelde echtscheidingsbeschikking, bepaald dat de man met ingang van 10 februari 2014 aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] moet voldoen een bedrag van € 25,- per maand.
De rechtbank heeft daarbij tevens bepaald dat, voor zover de man tot op de datum van de bestreden beschikking teveel heeft betaald aan kinderbijdrage, de vrouw niet gehouden is tot terugbetaling en/of verrekening van dit teveel betaalde.
3.4.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De grieven van de man betreffen – zakelijk weergegeven – :
- zijn draagkracht (grief 1);
- de ingangsdatum van de wijziging van de kinderbijdrage en het oordeel van de rechtbank dat de vrouw niet gehouden is eventueel teveel betaalde kinderalimentatie terug te betalen (grief 2).
Ter zitting van het hof heeft de man grief 1 ingetrokken, zodat deze grief geen bespreking behoeft.
Ingangsdatum wijziging
3.6.
Tussen partijen is in geschil op welke datum de wijziging van de onderhoudsbijdrage moet ingaan. Daaromtrent overweegt het hof als volgt. Het hof zal als ingangsdatum van de gewijzigde onderhoudsbijdrage 1 december 2013 hanteren. In zoverre slaagt grief 2. Het hof overweegt daartoe dat de man met ingang van 2 december 2013 een werkloosheidsuitkering heeft ontvangen en dat de vrouw op 13 december 2013 is hertrouwd, waardoor de stiefvader eveneens onderhoudsplichtig is geworden jegens [minderjarige] . Het hof is van oordeel dat de vrouw in ieder geval met ingang van 1 december 2013 rekening had kunnen houden met een vermindering van de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [minderjarige] . Aan het verzoek van de man de wijziging van de onderhoudsbijdrage te laten ingaan op 1 maart 2013 gaat het hof voorbij. De man heeft pas op 18 juni 2014 een verzoekschrift tot wijzing van de kinderbijdrage bij de rechtbank ingediend. Het had op de weg van de man gelegen om zich eerder met een dergelijk verzoek tot de rechtbank te wenden.
Terugbetaling
3.7.
Door de wijziging van de kinderalimentatie zou er eventueel een terugbetalingsverplichting voor de vrouw kunnen ontstaan. Het hof hanteert bij de beoordeling of de vrouw teveel ontvangen kinderalimentatie moet terugbetalen de maatstaf zoals neergelegd in de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2014, NJ 2014, 225. Het hof is van oordeel dat in de onderhavige zaak een zekere terugbetalingsverplichting voor de vrouw in redelijkheid kan worden aanvaard. Het hof overweegt daartoe dat de vrouw met ingang van 1 december 2013 in redelijkheid rekening kon houden met een vermindering van de door de man te betalen kinderbijdrage. Het hof gaat er voorts vanuit dat het inkomen van de vrouw in 2013 € 25.602,- bedroeg en dat van de stiefouder € 37.515,-, zoals door de man is gesteld en door de vrouw niet is weersproken. Daarbij heeft de vrouw weliswaar gesteld dat zij niet in staat is tot terugbetaling, maar zij heeft nagelaten deze stelling voldoende te onderbouwen, hetgeen wel op haar weg had gelegen.
Ten aanzien van de man staat vast dat hij op basis van zijn inkomen slechts de draagkracht heeft om € 25,- per maand aan kinderalimentatie te voldoen.
Het hof acht het, de belangen van de vrouw en de man tegen elkaar afwegende - anders dan de rechtbank - redelijk om te bepalen dat de vrouw gehouden is om aan de man hetgeen zij in de periode vanaf 1 december 2013 tot 10 februari 2014 teveel aan kinderalimentatie heeft ontvangen terug te betalen. Grief 2 slaagt in zoverre.
3.8.
Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beschikking waarvan beroep in zijn geheel vernietigen.
3.9.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke regel die inhoudt dat de proceskosten in beide instanties worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 12 november 2014,
en opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Roermond van 5 april 2006 en het daarin opgenomen convenant, door partijen ondertekend in december 2005, voor zover daarbij een kinderbijdrage ten behoeve van [minderjarige] is vastgesteld dan wel overeengekomen;
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , zal voldoen een bedrag van € 25,- per maand met ingang van 1 december 2013, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
bepaalt dat de vrouw gehouden is de door de man over de periode vanaf 1 december 2013 tot 10 februari 2014 teveel betaalde bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] aan de man terug te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de in beide instanties gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.L. Schaafsma - Beversluis en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2015.