ECLI:NL:GHSHE:2015:395

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
9 februari 2015
Zaaknummer
20-002982-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor moord, herbeoordeling en strafmaat na vernietiging door Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor moord door de rechtbank Breda. De verdachte had zijn huisgenoot op gruwelijke wijze om het leven gebracht door hem de keel door te snijden. De rechtbank had de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar. Echter, na cassatie door de Hoge Raad, werd de zaak terugverwezen naar het hof voor herbeoordeling. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte vrijgesproken van moord, maar hem wel schuldig bevonden aan doodslag. De strafmaat werd vastgesteld op 13 jaren en 6 maanden, waarbij het hof rekening hield met de schending van de redelijke termijn in de cassatieprocedure. Het hof overwoog dat de verdachte het recht op leven van zijn huisgenoot op gruwelijke wijze had ontnomen en dat dit een ernstige schending van de rechtsorde met zich meebracht. De verdachte had geen eerdere strafbare feiten gepleegd en verkeerde in voorlopige hechtenis. Het hof concludeerde dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002982-14
Uitspraak : 28 januari 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 10 mei 2011, parketnummer 02-800586-10 in de strafzaak tegen:

[geboorteplaats],

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag]1986,
thans voorlopig gehecht in [verblijfplaats].
Verloop van de procedure
Bij voormeld vonnis van de rechtbank Breda is de verdachte ter zake van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank bij voormeld vonnis een beslissing genomen op inbeslaggenomen voorwerpen.
Zowel verdachte als de officier van justitie hebben tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 20 september 2012 (parketnummer 20-002247-11) heeft dit gerechtshof het vonnis van de rechtbank vernietigd en verdachte - zoals ook de rechtbank had gedaan - veroordeeld ter zake van moord tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof, evenals de rechtbank, een beslissing genomen op inbeslaggenomen voorwerpen.
Tegen dit arrest is namens verdachte beroep in cassatie ingesteld.
Bij arrest van 16 september 2014 (nr. S 12/04974) heeft de Hoge Raad voormeld arrest van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. De Hoge Raad achtte het middel dat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld ontoereikend is gemotiveerd, gegrond.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 januari 2015, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met verbetering van de kwalificatie, in die zin dat het hof (zo begrijpt het hof: verdachte zal vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde moord en) verdachte zal veroordelen ter zake van de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.
Door de raadsman is in hoger beroep bepleit dat het hof verdachte zal vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde moord. Daarnaast heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft zich over de in beslag genomen voorwerpen niet uitgelaten.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2010 te Tilburg opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp voorwerp in de hals van voornoemde [slachtoffer] gesneden en/of gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak van moord
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de voorhanden bewijsmiddelen onvoldoende objectieve aanknopingspunten bieden om te komen tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde voorbedachten rade, zodat vrijspraak dient te volgen van de impliciet primair ten laste gelegde moord.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2010 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet, eenmaal met een mes in de hals van voornoemde [slachtoffer] gestoken en meermalen met een mes in de hals van voornoemde [slachtoffer] gesneden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof grondt dat oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overweging, in onderling verband en samenhang bezien.
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn gerangschikt naar vindplaats in het procesdossier:
  • A betreft het politiedossier van de districtsrecherche;
  • B betreft het politiedossier van de Unit Forensisch technisch Onderzoek;
  • C betreft het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg;
  • D betreft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
A.
Hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het proces-verbaal van de Regiopolitie Midden en West Brabant, Districtsrecherche Oosterhout d.d. 6 juli 2010, dossiernummer PL203M/2010101363, doorgenummerde dossierpagina’s 1-923.

A.I.

Het proces-verbaal van bevindingen van 19 mei 2010, opgemaakt door [verbalisant 1], agent, en [verbalisant 2], hoofdagent, dossierpagina’s 293 tot en met 296, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

(p. 293)
Op woensdag 19 mei 2010, om 17:12 uur hoorden wij van de gemeenschappelijke meldkamer via onze portofoon de melding dat er op de Enschotsestraat 258 te Tilburg een reanimatie gaande zou zijn. Hierop heb ik, [verbalisant 1], direct doorgegeven aan de gemeenschappelijke meldkamer dat wij, verbalisanten, ter plaatse zouden gaan.
Op woensdag 19 mei 2010, om 17.14 uur, kwam ik, [verbalisant 1] ter plaatse aan de Enschotsestraat 258 te Tilburg. Ik zag dat er uit voornoemde locatie een herkenbare medewerker van de ambulancedienst aangelopen kwam. Ik, [verbalisant 1], heb direct deze ambulancemedewerker aangesproken en hem letterlijk gevraagd “is het een reanimatie?”. Ik hoorde dat de ambulancemedewerker hierop tegen mij vertelde: “Het slachtoffer is overleden, hij ligt in het bloed”.
Ik, [verbalisant 1], heb met de ambulancemedewerkers de woning aan de Enschotsestraat 258 betreden.
(p. 294)
De ambulancemedewerkers vertelden tegen mij, [verbalisant 1], dat het slachtoffer op de grond lag achter de deur aan de rechterzijde van de overloop op de eerste verdieping. Ik, [verbalisant 1], zag dat er een forse beschadiging op de deur en het kozijn zat aan de slotzijde van de deur ter hoogte van het slot en zag dat de deur op een kier stond en dus niet slotvast was afgesloten. Ik, [verbalisant 1], hoorde vervolgens dat een ambulancemedewerker tegen mij vertelde “de deur was al beschadigd, de deur was al ingetrapt”. Ik, verbalisant, zag dat er in de ruimte op de grond een man lag welke deels tegen een bed aan lag. Ik, [verbalisant 1], zag dat de man hevig uitwendig letsel had en dat er op diverse plekken veel bloed in de kamer lag. Ik, [verbalisant 1], zag veel bloed.
Ik, [verbalisant 1], zag dat de man een levenloze uitstraling had.

A.II.

Het proces-verbaal van bevindingen van 1 en 2 juni 2010, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier, dossierpagina 298, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot van een man in perceel Enschotsestraat 258 te Tilburg op woensdag 19 mei 2010 werd een Team Grootschalig Onderzoek opgestart. Ten behoeve van dit onderzoek werd op 21 mei 2010 een confrontatie uitgevoerd. Deze vond plaats in het mortuarium gevestigd op het adres Tuinzigtlaan 11 te Breda. (‘Mortuarium Uitvaartcentrum Zuylen’)
Hierbij werd omstreeks 15.45 uur door ons, verbalisanten, het lichaam van bovenvermelde overleden man getoond aan een persoon die daarnaar gevraagd opgaf te zijn genaamd:
[getuige], en vervolgens aan een persoon die daarnaar gevraagd opgaf te zijn genaamd [getuige 2]. Beiden verklaarden (onafhankelijk van elkaar), dat zij het lichaam herkenden als dat van de man die zij bij leven gekend hebben onder de naam:
[slachtoffer], gewoond hebbende op het adres Enschotsestraat 258 te Tilburg.

A.III.

Het proces-verbaal van verhoor van 19 mei 2010, opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdinspecteur, dossierpagina’s 213 en 214, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3]:

(p. 213)
Ik kwam vanmiddag omstreeks 17.00 uur thuis op de Enschotsestraat 258 te Tilburg. De verhuurder [verhuurder] zat in de keuken de post te lezen. Ik ben naar de kamer van [slachtoffer] gegaan. Iedereen noemt hem [bijnaam slachtoffer]. [bijnaam slachtoffer] huurt een kamer op de eerste etage naast de douche.
Ik liep naar boven en zag dat de deur kapot was. Ik zag dat de schuif van de deur afgebroken was. Ik liep de kamer in. Ik zag dat [bijnaam slachtoffer] in het bloed lag. [bijnaam slachtoffer] bewoog niet. [verhuurder] kwam kijken, en hij heeft 112 gebeld. Na enkele minuten kwam de politie en de ambulance. Daarna zei de ambulancebroeder dat [bijnaam slachtoffer] dood was.
(p. 214)
[verhuurder] vroeg waar [verdachte] was. Ik heb hem met de telefoon van [verhuurder] gebeld. [verdachte] nam op. Hij zei dat hij onderweg was in een trein. [verdachte] zei dat hij vandaag een probleem met [bijnaam slachtoffer] had gehad. Ik heb hem gevraagd of hij de deur van [bijnaam slachtoffer]’s kamer kapot had gemaakt. [verdachte] zei: “ja, ik heb de deur van [bijnaam slachtoffer]’s kamer kapot gemaakt”. Daarna heb ik gezegd dat [bijnaam slachtoffer] dood was en vroeg hem wat hij gedaan had. Hij zei tegen mij zoiets als: “het maakt mij niet uit of hij dood is of niet”.
B.
Hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie en andere schriftelijke bescheiden, opgenomen in het proces-verbaal van de Regiopolitie Midden en West Brabant, Unit Forensisch Technisch Onderzoek d.d. 7 november 2010, zaaknummer BVH 2010101363, paragrafen 1 tot en met 8.11.

B.I.

Proces-verbaal sporenonderzoek van 10 augustus 2010, opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 7], beiden brigadier, paragraaf 2.1.2, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

(eerste pagina)
Op woensdag 19 mei 2010 te 18.00 uur, naar aanleiding van het aantreffen van een overleden man in perceel Enschotsestraat 258 te Tilburg, hebben wij een onderzoek ingesteld in de kamer waarin het slachtoffer was aangetroffen, in een vuilnisbak in de keuken van deze woning en in een vuilcontainer op de binnenplaats.
(tweede pagina)
De deur van de kamer betreft een houten paneeldeur, bestaande uit twee panelen. Het bovenste paneel was aan de linkerzijde deels losgescheurd van de linkerstijl van de deur. Het paneel was hier enigszins naar binnen gebogen. Dit losgescheurde deel zat iets boven de deurkruk. In de linkerlijst van de deur zat een barst vanaf de kruk naar boven. De schildplaat van de deurkruk hing aan beide zijden van de deur los. De dagschoot van het klavierslot stond in de uitgestoken stand. De nachtschoot zat in het slot. Op de stijl van het deurkozijn ontbrak aan de sluitzijde de sluitplaat. In dit kozijn zaten twee ruimtes respectievelijk bestemd voor de dag- en de nachtschoot. Het hout rondom de ruimte van de dagschoot was aan de kamerzijde versplinterd. Deze schade was “vers” en enkele splinters van het hout staken nog schuin richting de woonkamer. De sluitplaat van het slot lag in de kamer, op de vloer direct achter de deur tegen de linkerzijmuur. Aan de binnenzijde van de deur zat de schuif van de grendel in de uitgestoken stand. De beugel van de schuifgrendel was bevestigd op het deurkozijn. Deze beugel bestond uit een plaat waarop de beugel vastzit. De beugel was verbogen, waarbij deze aan de bovenzijde losgebroken was van de plaat. De beugel zat naar beneden gebogen, zodanig dat de grendel boven de beugel kwam te liggen.
Aangetroffen slachtoffer
(derde pagina)
Op de kleding en het lichaam werden op de volgende zichtbare plaatsen bloedconcentraties aangetroffen:
- op de linkerzijde van de rechterhiel;
- op de rechterzijkant van de rechterbroekspijp op de volgende plaatsen: de onderkant, onder de knie en op het bovenbeen doorlopend naar de broekzak aan de rechterachterzijde. Daarbij lopen op het bovenbeen enkele bloedsporen van de voorzijde naar de rechterzijkant;
- op de linker broekspijp op de voor- en rechterzijde bij de knie en op de rechterzijde van het bovenbeen;
- op de rechtermouw van het shirt, voornamelijk aan de rugzijde van de mouw;
- op de dorsale zijde van de rechteronderarm kleine bloedspatten;
- op de scheiding van de dorsale en mediale zijde van de rechteronderarm een lijn van geronnen bloed, welke een scheiding vormt tussen het bloed op de dorsale zijde en de ‘schone’ rechteronderarm aan de mediale zijde. Deze lijn ligt tussen een punt iets boven de rechterelleboog en de pink;
- op het gezicht, aan de rechterzijde van de kin een bloedvlek en bij de neusgaten en tussen en op de lippen;
- op de bovenzijde van het hoofd;
- de linkerhand en de pols geheel bebloed;
- op de nagenoeg schone linker onderarm, aan de ventrale zijde enkele kleine bloedvlekken.
Aangetroffen bloed
In de kamer werd op de volgende plaatsen bloed aangetroffen waarvan enkele bemonsterd werden.
A: op het gordijn achter de bank één bloedconcentratie.
B: op de zitting en de voorzijde van de zittingen van de bank. Gezien vanuit de deur op het rechterzitvlak bloedstroompatronen en op het linkerzitvlak passieve bloedspatten en bloedvegen.
C: op de vloer direct rechts naast het slachtoffer en direct voor de rechterzijde van de bank, lag een concentratie bloed op de vloer bestaande uit een veegpatroon en een langgerekte poel van grotendeels geronnen bloed. Naast deze poel lag een tweede concentratie bloed bestaande uit een poel van grotendeels geronnen bloed.
(vierde pagina)
D: vanaf de linkerzitting van de bank liep een enkel bloedspoor van bloeddruppels via de blinde muur tegenover de deur, vervolgens, deels over goederen op de vloer, naar de linkermuur naast en achter de koelkast waarna het spoor op die muur eindigt laag bij de vloer vlak bij de deur. Gezien de schuine aftekening van enkele spatten op de linkermuur blijkt het spoor te verlopen vanaf het slachtoffer naar de deur.
E: vanaf de rechterzitting van de bank liep een spoor van bloeddruppels naar rechts over de rechterleuning naar de dekbedhoes op het bed.
F: Op de dekbedhoes van het voeteneind een aantal bloeddruppels over de breedte van het dekbed.
G: Op de zijkant van het voeteneind van het bed een zestal bloedspatten.
H: Op de onderste helft van de deur, zijde woonkamer, twee spatten.
I: Op de deurkruk.
Na het verplaatsen van het lichaam bleek dat op de vloer onder het lichaam, met name het gedeelte onder de benen, een bloedconcentratie zichtbaar werd welke samen met het bij C beschreven bloedbeeld, één vlek vormde.
Andere zichtbare bloedsporen werden in de kamer niet aangetroffen.
Met uitzondering van de onder A genoemde bloedconcentratie bevonden de aangetroffen bloedspatten en -concentraties rondom het slachtoffer zich op en laag bij de vloer.
Onderzoek vuilcontainer
Op de binnenplaats van het perceel stond voor het keukenraam een kliko-vuilcontainer. In de container troffen wij een bebloed bruin vest met witte letters aan. Dit werd door ons veiliggesteld, sin-nummer AACQ1056NL.
(vijfde pagina)
Conclusie(s)
Schade op deur:
Gezien de schade aan de gangzijde van de deur, het richting de kamer gebogen paneel van de deur, de schade aan de deurstijl ter hoogte van het slot, de splinters van het hout die schuin richting de woonkamer staken, de aangetroffen sluitplaat op de vloer van de woonkamer, de uitgeschoven grendel in combinatie met de deels losgebroken beugel ervan kan gesteld worden dat de deur op enig moment met kracht, vanuit de gang is opengebroken.
Positie slachtoffer:
De aangetroffen positie van het slachtoffer past niet bij het aangetroffen bloedbeeld.
Gezien:
- het bloed op de rechterachterbroekzak aaneengesloten naar de zijkant van het rechter boven- en onderbeen;
- de bloedsporen op de broek lopende van de voorzijde van het rechterbovenbeen naar de rechterzijkant van het rechterbovenbeen;
- de lijn van geronnen bloed op de rechteronderarm;
- de geheel bebloede linkerhand en -pols;
- de poelen bloed rechts van het slachtoffer,
is het aannemelijk dat het slachtoffer eerst op de rechterzij heeft gelegen voor de rechterzijde van de bank. Hierbij heeft hij met de rechterachterbroekzak en de zijkant van het rechter boven- en onderbeen op de vloer gelegen met het hoofd naar, tegen of op de zitting van de bank.
Gezien de geringe afstand tussen het slachtoffer en de voorzijde van de bank is het niet aannemelijk dat op het moment dat de verwonding ontstond zich een persoon tussen het slachtoffer en de bank heeft bevonden.

B.II.

Proces-verbaal van aanvang en verloop van het onderzoek van 7 november 2010, opgemaakt door [verbalisant 8], inspecteur, en [verbalisant 9], brigadier, paragraaf 1, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

(pagina 19 van 20)
Op basis van het geheel van onderzoeksbevindingen wordt dezerzijds gesteld dat:
(pagina 20 van 20)
- gelet op het aangetroffen bloedbeeld in de kamer van het slachtoffer, het bloedbeeld op de broek slachtoffer, het bloedbeeld op het aangetroffen vest in de vuilcontainer, het bloedbeeld op de bank in de kamer van het slachtoffer en de verwondingen van het slachtoffer heeft verdachte [verdachte] zeer waarschijnlijk achter het slachtoffer gestaan bij het toe/aanbrengen van het halsletsel, waarbij dient te worden opgemerkt dat het slachtoffer zich in een lagere positie bevond dan de verdachte (bv. knielend of zittend).

B.III.

Het rapport ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ van 28 mei 2010, opgemaakt door A. Maes, arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, paragraaf 6.2, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

(p. 2/9)
Overledene: [slachtoffer]
Volgens ontvangen inlichtingen woonde de overledene te Enschotsestraat 258, Tilburg en is hij aldaar dood aangetroffen op 19 mei 2010 omstreeks 17.10 uur. Het lichaam werd mij aangewezen en daarna overhandigd.
De volledige resultaten van de uit- en inwendige schouwing zijn in Bijlage 1 weergegeven; een samenvatting volgt hieronder. Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 1971, is het navolgende gebleken:
A1 Het lichaam van een man.
A2 Er was middenvoor aan de hals, op 146 cm van de voetzolen, een circa 19 cm lang scherprandig letsel met bloederige wondranden, op de tekening aangegeven met A. Het letsel verliep van rechtszijwaarts tot linksboven en achter tot circa 5 cm achter het linkeroor. Er waren beiderzijds huidflapjes in de wondranden en op de linkerwang was een scherprandige uitloper van circa 6 cm lang. In het wondbed waren alle weke delen doorgesneden en er waren overdwarse kerven in de ondergelegen wervellichamen (harde delen). Maximaal waren de kerven circa 5 cm lang. In de wondranden waren beiderzijds de halsaders en halsslagaders doorgenomen. Het strottenhoofd was juist boven het schildkraakbeen doorgenomen. De slokdarm was compleet doorgenomen. In de luchtpijp waren enkele bloedstolsels.
(p. 3/9)
A3 Er was rechts laag in de hals op 146 cm van de voetzolen en 9 cm rechts van het midden een 2,5 cm lang scherprandig huidletsel met oppervlakkige perforatie van de ondergelegen weke delen waaronder een grote ader. Op de tekening aangegeven met B.
A4 Er was in de rechterhandpalm aan de duimbasis een scherprandig letsel van 2 cm met oppervlakkige perforatie van de weke delen zonder klieving van de pezen. Op de tekening aangegeven met C.
A5 Er was een oppervlakkig scherprandig letsel in de linkerhandpalm van 1,5 cm, op de tekening aangegeven met D.
Interpretatie van resultaten
Volgens ontvangen inlichtingen werd deze 38 jaar oud geworden man dood in zijn woning aangetroffen. In de omgeving was veel bloed. Er werd sectie verricht om de doodsoorzaak vast te stellen. Bij sectie was er voor aan de hals een groot scherprandig letsel met huidflapjes en klieving van alle weke delen tot op en in de wervelkolom. Hierbij waren alle bloedvaten doorgesneden. Er waren bloederige wondranden. Het letsel past bij meerdere heen en weer gaande snijbewegingen en past bij snijden met een scherprandig voorwerp zoals een mes. Rechts in de hals was een eveneens scherprandige perforatie met daarbij doorsnijding van een grote halsader. In de beide handen waren oppervlakkige scherprandige letsels met het aspect van snijwonden. Alle letsels zijn bij leven opgelopen door snijden met een scherprandig voorwerp zoals een mes. De letsels aan de handen passen bij afweerletsels. Er waren bleke bloedarme inwendige organen. Als gevolg van het doorsnijden van de beide grote halsaders was er lucht in de rechterhartkamer aangezogen, luchtembolie. Het massale bloedverlies en het daardoor ontstane functieverlies van de vitale organen verklaart het overlijden zondermeer. De luchtembolie in de rechterhartkamer heeft aan het overlijden bijgedragen.
(p. 4/9)
Conclusie
[slachtoffer], 38 jaar oud geworden, is overleden als gevolg van scherprandig klievend geweld in de hals (doorgesneden keel).
[De tekening op de bij dit rapport behorende bijlage 2 dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd en wordt als bijlage 1 aan dit arrest gehecht.]

B.IV.

Proces-verbaal sporenonderzoek van 3 juni 2010, opgemaakt door [verbalisant 9], [verbalisant 6] en [verbalisant 7], allen brigadier, paragraaf 2.3.1, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

(blad 3)
[AACQ1056NL]
Bruin vest welke werd aantroffen in de vuilcontainer. Het vest was binnenstebuiten gekeerd. Op de binnenzijde van de linkermouw/manchet en het rugpand waren bloedsporen zichtbaar. Het vest werd door ons gekeerd, zodat het niet meer binnenstebuiten zat. Het vest was voorzien van een rits aan de voorzijde en een capuchon. Over het gehele vest, met uitzondering van de boorden waren witte letters diagonaal geprint. Dit betrof de tekst “CHDENIM”. Op de achterzijde van het vest was een bloedspat zichtbaar op het achterpand. Op de sluiting van de rits was bloed zichtbaar. Op de binnenzijde c.q. onderzijde van de linkermouw/manchet was een concentratie van bloedspatten zichtbaar. Op de volledige voorzijde van het vest, op borsthoogte van de rechteroksel tot de linkeroksel, was een horizontaal patroon van bloedspatten zichtbaar. Op de onderste helft van het rechtervoorpand waren geen bloedspatten zichtbaar, terwijl op de overige delen van het voorpand wel op diverse plaatsen bloedspatten aanwezig waren.
B.V.
Het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsmisdrijf met dodelijke afloop gepleegd in Tilburg op 19 mei 2010’ van 11 augustus 2010, opgemaakt door dr. R.J. Bink, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, paragraaf 6.7, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
(p. 8/10)
Identiteitszegel Celmateriaal kan Berekende frequentie
afkomstig zijn van DNA-profiel
bemonstering [slachtoffer] niet berekend
[AACE4616NL]#1[slachtoffer]
van de broek van de
[verdachte]
bloedspoor [slachtoffer] kleiner dan één op één
[AACQ1056NL]#01 [slachtoffer] miljard
van het vest
(p. 9/10)
bloedspoor DNA-hoofdprofiel: kleiner dan één op één
[AACQ1056NL]#02 [slachtoffer] miljard
van het vest [slachtoffer]

B.VI.

Fotomap behorende bij het proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen goederen, opgemaakt op 28 juni 2010 door [verbalisant 9], [verbalisant 6] en [verbalisant 7], allen brigadier, paragraaf 7.1.5, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Sin: AACQ1056NL Vest. Foto’s 15 tot en met 20.
[Deze foto’s worden als bijlage 2 aan dit arrest gehecht.]

C.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 26 april 2011, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Ik ken [bijnaam slachtoffer], want wij woonden samen. Nu u mij een foto toont van een vest met witte letters op foto 17 van de fotomap met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen, kan ik u zeggen dat dat mijn vest is.

D.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 6 september 2012, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

Ik weet nog dat ik op 19 mei 2010 naar het toilet ging in de badkamer op de eerste verdieping. De badkamer op de eerste verdieping was naast de kamer van [bijnaam slachtoffer]. Met [bijnaam slachtoffer] bedoel ik [slachtoffer].
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

doodslag.

Het is strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld (ter zake van moord) tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van doodslag zal veroordelen tot een straf gelijk aan die door de rechtbank is opgelegd.
De verdediging heeft verzocht de op te leggen gevangenisstraf te vast te stellen op maximaal 8 jaren, met aftrek van voorarrest, uitgaande van doodslag in plaats van moord en gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof overweegt het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft op 19 mei 2010 een einde gemaakt aan het leven van zijn 38-jarige huisgenoot [slachtoffer]. Uit het dossier blijkt dat verdachte de kamerdeur van het slachtoffer heeft opengebroken; hij is tegen de wil van [slachtoffer]diens kamer – een plaats waar hij zich veilig zou moeten kunnen voelen – binnengekomen en heeft hem daar om het leven gebracht door hem op gruwelijke wijze de keel door te snijden. Verdachte heeft [slachtoffer] het meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Uit het rapport van de patholoog blijkt dat alle verwondingen bij leven zijn ontstaan. Verdachte heeft [slachtoffer] na zijn daad aan zijn lot overgelaten en heeft dezelfde dag nog geprobeerd Nederland te verlaten.
Ook al hebben zich geen nabestaanden gemeld - in het algemeen geldt dat de gewelddadige dood van een geliefde onherstelbaar leed en verdriet met zich brengt. Daarnaast wordt door een misdrijf als het onderhavige de rechtsorde zeer ernstig geschokt; het brengt in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg. Het handelen van verdachte getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het menselijk leven.
Ten aanzien van de persoon van verdachte stelt het hof allereerst vast dat blijkens de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 november 2014 verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Bij zijn oordeel heeft het hof ten aanzien van de persoon van de verdachte tevens betrokken:
  • het briefrapport van [justitieel forensisch psychiater], d.d. 14 juni 2010;
  • het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 23 december 2010, opgesteld door[psychiater] en [psycholoog]
  • het penitentiair dossier van verdachte, als bijlage verzonden bij brief van 21 november 2011 door [medewerker PBC], werkzaam bij het Pieter Baan Centrum.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Duidelijk is geworden dat verdachte vanaf het moment dat hij ongeveer 10 dagen in detentie zat psychisch ontregeld is. Niet duidelijk is wat daarvan de exacte oorzaak is.
Het hof komt, alle vorenstaande omstandigheden in aanmerking nemende, tot het oordeel dat in deze zaak als uitgangspunt voor bestraffing van het bewezen verklaarde een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest, heeft te gelden. Het hof is van oordeel dat in een lagere straf de ernst van het feit - een zeer gruwelijk en gewelddadig feit, gepleegd tegen een slachtoffer dat zich blijkens het dossier heeft getracht te verzetten - onvoldoende tot uitdrukking zou komen.
Verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, heeft op 4 oktober 2012 beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van dit gerechtshof van 20 september 2012. De termijn van zestien maanden waarbinnen de cassatieprocedure in het geval van een preventief gehechte verdachte behoort te worden afgerond, is met ruim 7 maanden overschreden, aangezien op 16 september 2014 door de Hoge Raad arrest is gewezen. Het hof stelt derhalve vast dat bij de strafvervolging van verdachte in cassatie de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, is geschonden. Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is geschonden in dit geval niet volstaat. Een vermindering van de op te leggen gevangenisstraf met zes maanden is naar het oordeel van het hof passend en geboden. Zoals reeds overwogen, zou zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest, passend zijn geweest. Nu echter de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voor verdergaande matiging van de gevangenisstraf, zoals door de verdediging bepleit, acht het hof geen termen aanwezig - noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het verweer daaromtrent wordt mitsdien verworpen.
Beslag
Het hof zal omtrent het beslag beslissen zoals hierna in het dictum vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte impliciet primair ten laste is gelegd (moord) en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • goednummer 303711, 1 Vodafone contract GSM, betreft telefoonnummer 06-21526843
  • goednummer 303714, 1 stamkaart, registratienummer 3941057
  • goednummer 303728, 1 stamkaart, registratienummer 4041555
  • goednummer 303769, 1 Lycamobile simkaart, registratienummer 8931162111243012652
  • goednummer 303846, 1 A4tje met telefoonnummers
  • goednummer 303885, 1 bijsluiter medicijnen
  • goednummer 303891, 1 huurcontract NSplein 301 te Tilburg
  • goednummer 303893, 1 koran
  • goednummer 303911, 1 kwitantie, betreft opwaardeerbon Lycamobile
  • goednummer 303942, 1 KPN contract internetplusbellen
  • goednummer 303950, 1 huurcontract Enschotsestraat 258 te Tilburg
  • goednummer 303988, 1 Vodafone verpakking usb-modem met simkaart
  • goednummer 304002, 1 Vodafone factuur, betreft telefoonnumer 06-21526843
  • goednummer 304059, 1 stuk handgereedschap, betreft breekmes
  • goednummer 303798, 2 stuks papier, kwitantie callcenter.
Gelast de
teruggaveaan [naam] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • goednummer 300123, 2 stuks sokken, kleur bruin
  • goednummer 300124, 2 stuks papier (in jas verdachte)
  • goednummer 300126, 1 broek, kleur blauw, merk Provogue, inclusief zwarte riem
  • goednummer 300129, 1 stuk cosmetica, kleur groen, kappersartikel
  • goednummer 300132, 1 stuk kleding, kleur blauw, maat M, voorzijde oranje, witte strepen, Great Stone
  • goednummer 300135, 1 jas, kleur groen, maat M, zwarte streepvoorzijde en mouwen
  • goednummer 300138, 2 stuks kleding, kleur zwart, maat 41
  • goednummer 304307, 1 bank
  • goednummer 304357, diverse administratie met op enveloppe naam slachtoffer
  • goednummer 304364, 1 stuk stof, lapje stof zwart/wit van kleur
  • goednummer 304425, 1 simkaarthouder Vodafone, nummer 06-52288179.
Gelast de
teruggaveaan[naam] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • goednummer 300136, 1 portemonnee, kleur zwart
  • goednummer 300137, 1 riem, kleur zwart
  • goednummer 300144, 1 broek, merk Revelation, kleur blauw
  • goednummer 300145, 1 sok, kleur grijs
  • goednummer 300146, 1 stuk schoeisel, kleur zwart, Panther sport, maat 44
  • goednummer 300147, 1 aansteker, kleur oranje
  • goednummer 300148, 1 jas, merk We, kleur bruin
  • goednummer 300149, 1 stuk kleding, kleur beige, wit/beige gestreept
  • goednummer 300151, 1 strippenkaart
  • goednummer 303794, 2 stuks papier, kwitantie Moneytransfer.
Gelast de
teruggaveaan[naam] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • goednummer 304874, 1 mobiele telefoon, kleur grijs, Nokia 1200, 3568869022662942
  • goednummer 304878, 1 bankpas.
Gelast de
teruggaveaan [naam] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- goednummer 315893, 1 mobiele telefoon, kleur zwart, merk Motorola, 359810002054723.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • goednummer 303711, 1 schilmes, kleur groen
  • goednummer 303775, 1 reisdocument, tijdelijk voordeelurenabonnement
  • goednummer 303805, 1 stuk papier, opwaardeerbon Lycamobile
  • goednummer 303814, 1 boekje in buitenlandse taal
  • goednummer 303829, 1 computer, laptop met bijbehorende voeding, kleur zwart, merk Packard Bell
  • goednummer 303834, 2 stuks papier, kopie verblijfsdocument [naam]
  • goednummer 303838, 2 stuks papier, kwitantie Moneytransfer
  • goednummer 303850, 1 stuk papier, kladje met GSMnummer 06-84109126
  • goednummer 303873, 1 visumaanvraag voor Turkije
  • goednummer 303906, 1 stamkaart, registratiekaart Ter Apel, registratienummer 2713053426
  • goednummer 304466, 1 inschrijfformulier UWV
  • goednummer 304061, 1 scheermes, kleur zwart, merk Supermax
  • goednummer 304063, 1 mes, kleur zwart
  • goednummer 304066, 1 keukenmes, kleur zwart
  • goednummer 304069, 1 breekmes, kleur blauw
  • goednummer 304070, 1 breekmes, kleur rood
  • goednummer 307072, 1 breekmes, kleur oranje
  • goednummer 304073, 1 breekmes, kleur blauw
  • goednummer 304074, 1 steakmes, kleur zwart
  • goednummer 304077, 1 steakmes, kleur zwart
  • goednummer 304084, 1 keukenmes, kleur zwart
  • goednummer 304087, 1 schaar, kleur zwart
  • goednummer 304296, 1 mobiele telefoon, Nokia
  • goednummer 304315, 1 opbergbak met aantal messen en bestek
  • goednummer 304333, 1 schilmes, kleur oranje
  • goednummer 304337, 1 schilmes, kleur rood
  • goednummer 304341, 1 keukenmes, kleur zwart
  • goednummer 304387, 1 schrijfblok met handgeschreven teksten, kleur rood
  • goednummer 304443, 1 paspoort, reisdocument slachtoffer, registratienummer AZ0170951
  • goednummer 304477, 1 tasje met daarin rijbewijs, bankpas, stamkaart, kleur zwart
  • goednummer 304485, 1 boek, handleiding Lyca mobiel
  • goednummer 304488, 2 stuks scharen, 1 grote en 1 kleine
  • goednummer 304493, 1 stuk papier, CV slachtoffer
  • goednummer 304547, 1 agenda van 2010 van het slachtoffer
  • goednummer 304550, 1 keukenmes, kleur zwart
  • goednummer 304552, 1 stuk papier, A4 schrijfblok met diverse aantekeningen
  • goednummer 304560, 1 stuk papier, A4 schrijfblok met diverse aantekeningen
  • goednummer 304566, 1 stuk papier, gegevens van Tempo Team en DHL
  • goednummer 304574, 1 stuk papier, brief van IBG aan[naam]
  • goednummer 304575, 1 brief van GGZ aan P. Vangu
  • goednummer 304580, 1 identiteitsbewijs, stamkaart van [naam]
  • goednummer 304586, 1 stuk papier, bewijsformulier schrijven [naam].
Aldus gewezen door
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. S.C. van Duijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman-Dieleman, griffier,
en op 28 januari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.