In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin zijn verzoek tot vaststelling van een (begeleide) omgangsregeling met zijn minderjarige kind werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.A.J.C. Koopman-van Lieshout, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. J.W. Weehuizen, heeft verzocht om de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep of dit af te wijzen als ongegrond. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, die betrokken was bij de zaak.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 april 2015 heeft het hof partijen gehoord en aangegeven dat een nader raadsonderzoek noodzakelijk was. Het hof heeft de zaak pro forma aangehouden tot 3 september 2015 om het onderzoek van de raad af te wachten. De raad heeft geadviseerd om een begeleide omgangsregeling vast te stellen, wat de vader steunt, terwijl de moeder hier moeite mee heeft. Het hof heeft uiteindelijk besloten dat de vader en het kind voorlopig recht hebben op omgang met elkaar onder begeleiding van het omgangshuis van Stichting Maashorst. De verdere invulling van de omgang zal in overleg met de betrokken partijen plaatsvinden. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 1 april 2016 om de resultaten van de begeleide contacten af te wachten.