ECLI:NL:GHSHE:2015:3898

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
HD 200.132.778_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake non-conformiteit van een tweedehands motor

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van een appellant die een tweedehands motor had gekocht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H.A. Julicher, stelde dat de motor niet voldeed aan de overeenkomst omdat deze gebreken vertoonde die de motor ongeschikt maakten voor gebruik op de openbare weg. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. W.S. van Weert, betwistte dit en voerde aan dat de vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst was verjaard. Het hof had eerder in een tussenarrest van 11 november 2014 vastgesteld dat de appellant mocht verwachten dat de motor geschikt was voor gebruik op de weg. De appellant had bewijs aangedragen dat de motor op 27 februari 2010 gebreken vertoonde, maar de geïntimeerde was toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.

Tijdens de procedure heeft de geïntimeerde verzocht om een deskundigenbericht, maar heeft uiteindelijk afgezien van het inbrengen van dit bewijs. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde het hem opgedragen tegenbewijs niet had geleverd, waardoor vaststond dat de motor niet geschikt was voor deelname aan het verkeer. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:17 lid 2 BW.

Het hof oordeelde verder dat de vordering tot ontbinding niet was verjaard, ondanks de argumenten van de geïntimeerde. De appellant had tijdig de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopsom. Het hof bekrachtigde het tussenvonnis van 12 december 2012, vernietigde het vonnis van 20 mei 2013 en verklaarde voor recht dat de koopovereenkomst was ontbonden. De geïntimeerde werd veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom en medewerking aan de teruglevering van de motor, met een dwangsom bij niet-nakoming. Ook werden de kosten van de expert toegewezen, terwijl de gevorderde kosten van verzekering en wegenbelasting werden afgewezen. De geïntimeerde werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.132.778/01
arrest van 6 oktober 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. R.H.A. Julicher te Venray,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. W.S. van Weert te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 11 november 2014 in het hoger beroep van de door de rechtbank Oost-Brabant, locatie kanton Eindhoven onder zaaknummer 846232 CV EXPL 12-11778/12-3242 gewezen vonnissen van 12 december 2012 en 30 mei 2013.

5.Het tussenarrest van 11 november 2014

5.1.
In het tussenarrest heeft het hof vastgesteld dat [geïntimeerde] niet heeft betwist dat [appellant] mocht verwachten dat de motor geschikt was voor gebruik op de openbare weg en overwogen dat het in deze zaak aankomt op de vraag of de motor op 27 februari 2010 de genoemde gebreken bezat die hem ongeschikt maakten voor gebruik op de weg. Met de bewijsmiddelen die [appellant] in het geding heeft gebracht heeft het hof dit voorshands bewezen geacht. [geïntimeerde] is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat de motor op 27 februari 2010 de door [Expertisebureau] geconstateerde gebreken bezat, welke de motor ongeschikt maken voor het deelname aan het verkeer.

6.Het verdere verloop

6.1.
Bij akte houdende aandragen bewijs heeft [geïntimeerde] verzocht in de gelegenheid te worden gesteld om als bewijs een partijdeskundigenbericht in het geding te brengen. Bij antwoordakte heeft [appellant] zich gerefereerd aan het oordeel van het hof over dat verzoek. Het hof heeft het verzoek van [geïntimeerde] bij rolbeslissing toegewezen. Op de rol van 12 mei 2015 heeft [geïntimeerde] afgezien van het in het geding brengen van een deskundigenbericht en het nemen van een memorie na tussenarrest. [geïntimeerde] heeft uitspraak gevraagd. Bij antwoordmemorie na tussenarrest heeft [appellant] geconcludeerd tot toewijzing van zijn vorderingen nu het tegenbewijs niet is geleverd.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Nu [geïntimeerde] het hem opgedragen tegenbewijs niet heeft geleverd, staat in dit hoger vast dat de motor op 27 februari 2010 niet geschikt was voor deelname aan het verkeer. Dit betekent dat de motor bij de levering niet voldeed aan de overeenkomst (art. 7:17 lid 2 BW). Er is sprake van een tekortkoming. Het op dit punt slagen van de grieven brengt mee dat het hof de in eerste aanleg verworpen en/of niet behandelde verweren die in hoger beroep niet zijn prijsgegeven, opnieuw dient te beoordelen.
7.2.
Als meest verstrekkende verweer heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat de vordering tot ontbinding is verjaard nu er twee jaar zijn verstreken sinds [appellant] op 6 april 2010 het eerste beroep deed op non-conformiteit (art. 7:23 lid 2 BW) en geen behoorlijke stuitingshandeling is verricht. Dat verweer heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 4.1. van het tussenvonnis van 12 december 2012 met recht en op goede gronden, die het hof tot de zijne maakt, verworpen.
7.3.
[geïntimeerde] heeft verder aangevoerd dat hij geen kennis van de gebreken had en dat [appellant] , wetend dat hij een tweedehands motor kocht, zelf zijn onderzoekplicht heeft verzaakt. Zoals het hof in het tussenarrest (r.o. 3.9) overwoog betekent het enkele feit dat [geïntimeerde] zelf geen kennis had van de gebreken aan de motor (wat [appellant] overigens betwist) niet dat de tekortkoming in de nakoming niet aan [geïntimeerde] toegerekend kan worden. De stelling dat [geïntimeerde] op een vraag van [appellant] heeft meegedeeld dat de motor schadevrij was, is door [geïntimeerde] niet bestreden, terwijl uit de nota van [Motoren] Motoren te [plaats 2] blijkt dat in mei 2009 door deze reparateur is opgemerkt dat het erop leek dat de motor schade heeft gehad. De stelling dat [appellant] zelf het risico op gebreken draagt door geen onderzoek te laten uitvoeren voor over te gaan tot aankoop, verwerpt het hof in dat licht. Naar het oordeel van het hof is er sprake van een toerekenbare tekortkoming die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
7.4.
Dat [appellant] eerst per telefoon op 6 april 2010 en nadien bij brieven van 10 april 2010 en 15 juni 2010 de koopovereenkomst heeft ontbonden en aanspraak heeft gemaakt op nakoming van daaruit volgende verbintenissen tot ongedaanmaking, is door [geïntimeerde] niet bestreden.
7.5.
Uit het voorgaande volgt dat de primaire vorderingen van [appellant] grotendeels voor toewijzing gereed liggen. Het bestreden vonnis van 20 mei 2013 dient te worden vernietigd en het vonnis van 12 december 2012 zal worden bekrachtigd. Opnieuw rechtdoende zal het hof voor recht verklaren dat de koopovereenkomst op 6 april 2010 is ontbonden. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom en medewerking aan de teruglevering van de motor door [appellant] als gevorderd (en door [geïntimeerde] niet bestreden) op straffe van een dwangsom. Ook de gevorderde kosten van de expert zullen worden toegewezen, nu [geïntimeerde] niet heeft bestreden die verschuldigd te zijn. De gevorderde kosten van verzekering en wegenbelasting zullen worden afgewezen nu [geïntimeerde] gemotiveerd heeft bestreden dat [appellant] die kosten heeft moeten maken en [appellant] heeft nagelaten zijn vordering op dit punt nader te onderbouwen. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten geldt dat deze op de voet van art. 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens art. 241 Rv. de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. Nu [appellant] niet heeft onderbouwd dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, zal ook dit deel van de vorderingen worden afgewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] in de kosten van de procedures in eerste aanleg en in hoger beroep worden veroordeeld. Op verzoek van [appellant] zal dit arrest uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het tussenvonnis van 12 december 2012;
vernietigt het vonnis van 20 mei 2013 en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden;
veroordeelt [geïntimeerde] om zijn medewerking te verlenen aan het door [appellant] aan hem terug leveren van de motor uiterlijk binnen 10 dagen na betekening van dit arrest, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag dat hij daaraan niet zijn medewerking verleent, tot een maximum van € 10.000,=;
veroordeelt [geïntimeerde] tot (terug)betaling van de koopsom ten bedrage van € 7.100,=;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de kosten van de expert ten bedrage van € 267,75;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellant] worden begroot op € (142 + 90,64 =) 232,64,= aan verschotten en op € (2,5 x 384,00 =) 960,= aan salaris advocaat in eerste aanleg en op
€ (299 + 94,79 =) 393,79 aan verschotten en € 632,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van alles wat [appellant] ter uitvoering van het hierbij vernietigde vonnis van 20 mei 2013 aan [geïntimeerde] heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van voldoening door [appellant] tot de dag dat door [geïntimeerde] zal zijn terugbetaald;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, S. Riemens en J.C.J. van Craaikamp en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 oktober 2015.
griffier rolraadsheer