ECLI:NL:GHSHE:2015:3893

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
HR 200 174 005_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei wegens tekortkomingen in informatie- en sollicitatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had in eerste aanleg, bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2015, te horen gekregen dat zijn schuldsaneringsregeling zou eindigen zonder toekenning van de schone lei. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de appellant zijn informatie- en sollicitatieplicht niet naar behoren had nagekomen tijdens de verlenging van zijn schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat de appellant toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, wat leidde tot de beëindiging van de regeling.

In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij wel degelijk voldoende had gesolliciteerd, maar dat hij de bewindvoerder niet tijdig op de hoogte had gehouden van zijn sollicitatieactiviteiten. Hij verwees naar zijn persoonlijke omstandigheden die hem belemmerden in het nakomen van zijn verplichtingen. De bewindvoerder heeft echter benadrukt dat de appellant niet alleen zijn sollicitatieverplichting, maar ook zijn informatieverplichting structureel niet had nagekomen, ondanks herhaalde herinneringen en waarschuwingen.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant tijdens de verlenging van de schuldsaneringsregeling in mei en juni 2015 onvoldoende sollicitatiebewijzen had ingediend. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen van de appellant niet als van geringe betekenis konden worden beschouwd en dat er geen aanleiding was om de schuldsaneringsregeling opnieuw te verlengen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarmee de schuldsaneringsregeling van de appellant werd beëindigd zonder toekenning van de schone lei.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 1 oktober 2015
Zaaknummer : HR 200.174.005/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/12/47R
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. C.A.E. van der Poel.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 juli 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 juli 2015, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en primair te bepalen dat zijn schuldsaneringsregeling zal worden beëindigd waarna hem alsnog de schone lei kan worden verleend dan wel subsidiair de toepassing van de schuldsaneringsregeling te hervatten en verlengen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Van der Poel,
- mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg d.d. 12 december 2014 en 30 juni 2015;
- het procesdossier in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 24 augustus 2015;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 10 september 2015;
  • de brief met bijlagen van de bewindvoerder, ingekomen ter griffie op 10 september 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 12 januari 2012 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Bij arrest van het hof van 31 december 2013 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 4 november 2013 (waarbij tussentijdse beëindiging was uitgesproken) vernietigd. Bij vonnis van 22 april 2015 is de schuldsaneringsregeling verlengd met een periode van zes maanden.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) bij wijze van eindoordeel in verband met het verstrijken van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [appellant] geen “schone lei” is verleend. De rechtbank heeft verstaan dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen reeds op 12 juli 2015 zijn geëindigd.
3.3.
De rechtbank heeft dit, zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd:
“Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat schuldenaar tijdens de verlenging van de regeling in de maanden mei 2015 en juni 2015 zijn sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. (…)
De rechtbank rekent dit schuldenaar zwaar aan omdat hij ten tijde van de behandeling van de eindzitting op 12 december 2014 en ter zitting van 31 maart 2015 reeds op de juiste nakoming van deze sollicitatieplicht is gewezen. (…)
De rechtbank heeft zich ambtshalve nog gebogen over de vraag of een eventuele verlenging van de regeling aan de orde is. De rechtbank ziet hiertoe echter geen aanleiding, gezien het feit dat schuldenaar ook bij de uitkeringsinstantie blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de eigen bestaansvoorziening door het niet nakomen van een of meerdere arbeidsverplichtingen. Schuldenaar heeft derhalve geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding.”
3.4.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij wel voldoende heeft gesolliciteerd maar daarbij wel beseft dat hij de bewindvoerder met betrekking tot zijn sollicitatieactiviteiten beter op de hoogte had kunnen houden. Daarbij komt dat hij, gelet op zijn weinig fortuinlijke privésituatie, ook niet in staat was om zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling beter na te komen.Het tekortschieten in deze verplichtingen kan hem naar zijn idee hierom dan ook niet worden verweten. Daarbij komt dat [appellant] op dit moment uitzicht heeft op een nieuw dienstverband bij [grondwerken] Grondwerken in [vestigingsplaats] zodat hij, bij een eventuele verlenging van de schuldsaneringsregeling, extra zal kunnen afdragen aan de boedel. Tot slot merkt [appellant] op dat hij inmiddels bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van de ISD,waarop de rechtbank volgens [appellant] haar oordeel mede heeft gebaseerd. Het is naar zeggen van [appellant] onder meer onjuist dat hij tijdens de in voornoemd besluit beschreven verzuimcontrole niet thuis zou zijn geweest. Hij acht het daarbij bepaald onredelijk dat enkel op basis van de stellingname van een uitkeringsinstantie wordt geoordeeld dat hij geen blijk zou hebben gegeven van een saneringsgezinde houding. Bovendien is er ook geen sprake van een onherroepelijke beslissing.
3.5.
Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. [appellant] geeft aan de uitspraak met betrekking tot het beroep dat hij tegen het besluit van de ISD heeft ingediend binnen een week of twee te verwachten. Wel is hem, naar eigen zeggen, reeds op voorhand door de gemeente te verstaan gegeven dat er in ieder geval geen sprake meer zal zijn van een strafkorting van 100%. Voorts stelt [appellant] dat het vanwege een aantal in de privésfeer gelegen problemen voor hem al enige tijd moeilijk is om zijn zaken op orde te houden. Hij erkent hierdoor ook met enige regelmaat “achter de feiten te hebben aangelopen”. Hij solliciteerde wel, maar informeerde de bewindvoerder hieromtrent niet op een juiste wijze en te laat. Daarbij voert [appellant] aan dat hij de sollicitatiebewijzen eerst per reguliere post naar de bewindvoerder heeft gezonden en daarna, toen de bewindvoerder kenbaar maakte deze sollicitatiebewijzen nimmer te hebben ontvangen, nogmaals in persoon heeft overhandigd. Met betrekking tot het uitzicht op een nieuw dienstverband bij [grondwerken] Grondwerken merkt [appellant] desgevraagd op dat hij uitsluitend kan worden ingehuurd als zzp-er, hetgeen een probleem is omdat hij, zolang hij in de schuldsaneringsregeling zit, geen toestemming heeft om zzp-er te worden. Voorts laat [appellant] weten dat hij inmiddels op eigen initiatief is gestopt met het verrichten van vrijwilligerswerk.
3.6.
De bewindvoerder heeft bij brief van 10 september 2015 een achtentwintigtal producties in het geding gebracht.
3.7.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. De bewindvoerder benadrukt dat [appellant] niet alleen de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieverplichting, maar zeker ook de (spontane) informatieverplichting, ondanks herhaalde herinneringen, sommaties en waarschuwingen van zowel haarzelf als de rechter-commissaris, structureel niet naar behoren is nagekomen. Een en ander wordt volgens de bewindvoerder ook treffend geïllustreerd nu zij eerst bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verneemt dat [appellant] uitsluitend als zzp-er bij [grondwerken] Grondwerken aan de slag zou kunnen. Ook daarvan was zij niet in een eerder stadium door [appellant] op de hoogte gesteld. Mede omdat [appellant] er ook gedurende de reeds gegeven verlenging van de schuldsaneringsregeling klaarblijkelijk niet in slaagt om de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen alsnog naar behoren na te komen heeft de bewindvoerder haar verzoek om de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei te beëindigen gehandhaafd.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.8.2.
Vast staat, temeer nu hij zulks bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep ook nadrukkelijk en bij herhaling heeft erkend, dat [appellant] gedurende de verlenging van zijn schuldsaneringsregeling zijn sollicitatie- en informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Hij heeft immers gedurende de maanden mei en juni 2015 onvoldoende sollicitatiebewijzen naar zijn bewindvoerder opgestuurd. Een en ander klemt naar het oordeel van het hof des temeer nu bij gelegenheid van twee zittingen in eerste aanleg [appellant] de strekking en reikwijdte van voornoemde verplichtingen nogmaals uitdrukkelijk uiteen zijn gezet en de schuldsaneringslooptijd(vervolgens) reeds eenmaal, vanwege het niet op een juiste wijze nakomen van zijn kernverplichtingen, is verlengd.. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om op de voet van artikel 354 lid 2 Fw te bepalen dat deze tekortkomingen gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijven.
3.8.3.
Nu de geconstateerde tekortkomingen [appellant] kunnen worden verweten en het bovendien om meerdere verwijtbare tekortkomingen gaat acht het hof voorts geen termen aanwezig om de schuldsaneringsregeling van [appellant] , zoals subsidiair door hem is verzocht, nogmaals te verlengen. Hierbij speelt mee dat gebleken is dat [appellant] , anders dan in het beroepschrift gesuggereerd, geen concreet zicht heeft op een nieuw dienstverband. Het hof overweegt hierbij voorts nadrukkelijk dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] reeds eenmaal is verlengd, maar dat [appellant] deze geboden, en in beginsel laatste, kans om zijn kernverplichtingen alsnog naar behoren na te komen -de waarschuwingen van zowel de bewindvoerder als de rechter-commissaris ten spijt- evenwel niet heeft aangegrepen.
3.9.
Al hetgeen hiervoor is overwogen voert het hof dan ook tot de slotsom dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] dient te worden beëindigd zonder toekenning van de schone lei. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, O.G.H. Milar en F.J.M. Walstock en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2015.