In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had in eerste aanleg, bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2015, te horen gekregen dat zijn schuldsaneringsregeling zou eindigen zonder toekenning van de schone lei. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de appellant zijn informatie- en sollicitatieplicht niet naar behoren had nagekomen tijdens de verlenging van zijn schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat de appellant toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, wat leidde tot de beëindiging van de regeling.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij wel degelijk voldoende had gesolliciteerd, maar dat hij de bewindvoerder niet tijdig op de hoogte had gehouden van zijn sollicitatieactiviteiten. Hij verwees naar zijn persoonlijke omstandigheden die hem belemmerden in het nakomen van zijn verplichtingen. De bewindvoerder heeft echter benadrukt dat de appellant niet alleen zijn sollicitatieverplichting, maar ook zijn informatieverplichting structureel niet had nagekomen, ondanks herhaalde herinneringen en waarschuwingen.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant tijdens de verlenging van de schuldsaneringsregeling in mei en juni 2015 onvoldoende sollicitatiebewijzen had ingediend. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen van de appellant niet als van geringe betekenis konden worden beschouwd en dat er geen aanleiding was om de schuldsaneringsregeling opnieuw te verlengen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarmee de schuldsaneringsregeling van de appellant werd beëindigd zonder toekenning van de schone lei.