ECLI:NL:GHSHE:2015:3861

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
F 200 158 074_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie en procesrechtelijke eisen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake partneralimentatie. De zaak is gestart door de bewindvoerder, voorheen Stichting Beheer '94, thans Stam Reitsma Advocaten B.V., die in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen van de vrouw, appellante, verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 juli 2014 te vernietigen. De man, verweerder, heeft in zijn verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, verzocht om de bewindvoerder niet-ontvankelijk te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2015 is het hof ingelicht over de omvang van het verweerschrift van de man, dat maar liefst 711 pagina's telde en duizenden pagina's aan producties bevatte. De bewindvoerder heeft bezwaar gemaakt tegen deze indiening, stellende dat het verweerschrift niet voldoet aan de eisen van de goede procesorde. Het hof heeft besloten dat het verweerschrift niet in behandeling kan worden genomen, omdat het niet inzichtelijk, helder en concludent is, wat essentieel is voor een goede procesgang.

Het hof heeft de man de gelegenheid geboden om zijn processtuk opnieuw in te richten, zodat het voldoet aan de eisen van de goede procesorde. De man moet zijn stellingen en weren in het principaal- en incidenteel appel binnen zes weken na de beschikking opnieuw indienen. De bewindvoerder krijgt vervolgens de kans om binnen zes weken een verweerschrift in het incidenteel appel in te dienen. De zaak is aangehouden tot 12 november 2015 voor de indiening van het nieuwe verweerschrift.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 1 oktober 2015
Zaaknummer: F 200.158.074/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/244466 / FA RK 12-1290
in de zaak in hoger beroep van:
Voorheen Stichting Beheer ’94, thans Stam Reitsma Advocaten B.V.,
in haar hoedanigheid als bewindvoerder over alle goederen
die toebehoren of zullen toebehoren aan
[appellante],
(hierna: de vrouw),
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. J. Geuze,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E. van der Maal.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 juli 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2014, heeft de bewindvoerder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en met betrekking tot de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw verzocht zoals in het beroepschrift is weergegeven, naar welk verzoek het hof verwijst.
2.2.
Bij verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 9 juni 2014, heeft de man verzocht de bewindvoerder in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze als ongegrond en onbewezen te ontzeggen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt voor zover in het incidenteel appel niet anders verzocht.
Tevens heeft de man hierbij incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen en met betrekking tot de door hem aan de vrouw te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw zoals in het verzoek in incidenteel is weergegeven, naar welk verzoek het hof verwijst.
2.3.
Op 12 juni 2015 is ter griffie van het hof ingekomen het V-formulier van mr. Geuze, met als bijlage de brief van mr. Geuze aan het hof d.d. 12 juni 2015. In deze brief heeft mr. Geuze geconstateerd dat het verweerschrift 711 pagina’s bevat en duizenden pagina’s aan producties. Mr. Geuze heeft, kort samengevat, namens de bewindvoerder bezwaar gemaakt tegen de indiening van het verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel van de man en het hof verzocht dit processtuk niet in behandeling te nemen wegens strijd met de goede procesorde nu dit processtuk naar zijn mening een zodanige omvang heeft dat het een goed verloop van de procedure en de voortvarendheid onnodig en onaanvaardbaar belemmert.
2.4.1.
Het hof heeft een mondelinge behandeling bepaald op 4 augustus 2015. Het hof heeft partijen voorafgaand aan deze mondelinge behandeling bericht, dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld en partijen medegedeeld dat er, gelet op voormelde brief van mr. Geuze van 12 juni 2015, sprake is van een ‘regiezitting’ met als doel om te bespreken of het door de man ingediende verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel met producties van de man voldoet aan de eisen van de goede procesorde en/of voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld.
2.4.3.
Ter zitting d.d. 4 augustus 2015 zijn gehoord:
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. L. Stam, als waarnemer van mr. Geuze, en tevens optredend als bestuurder van Stam Reitsma Advocaten B.V., de opvolgend bewindvoerder van de vrouw;
- de man.
Mr. Van der Maal is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
2.5.
De man heeft ter zitting een schriftelijke weergave overgelegd van de door hem mondeling verwoorde stellingname.

3.De beoordeling

In principaal en incidenteel appel
3.1.
Ter zitting is aan de orde gesteld het, op 9 juni 2015 ter griffie ingekomen, 711 pagina’s tellende, verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel van de man met de producties 48 tot en met 90, welk verweerschrift 79 grieven bevat en 25 verzoeken in het in principaal respectievelijk incidenteel appel.
Standpunt van de bewindvoerder
3.2.
Mr. Stam heeft ter zitting het standpunt van mr. Geuze zoals verwoord in zijn brief van 12 juni 2015 aan het hof gehandhaafd. Mr Stam heeft, kort samengevat, nader toegelicht dat het verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel van de man te laat is ingediend, dat het ontegenzeggelijk veel tekst bevat en dat het zoveel feitjes bevat dat je bij pagina vijf de weg al kwijt bent, terwijl het hier een concreet probleem betreft - te weten de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man. Mr. Stam heeft ter zitting gesteld dat dit verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel niet voldoet aan de daaraan de stellen eisen en dat dit in strijd is met de goede procesorde moet worden beschouwd. Het is een gedrocht aan grieven waarover dagen gedebatteerd kan worden.
Standpunt van de man
3.3.
De man is ter zitting in de gelegenheid gesteld zijn visie naar voren te brengen conform het bepaalde in het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven. De man heeft de schriftelijke weergave van zijn stellingname overgelegd - met een omvang van twee bladzijden A4-formaat - en hij heeft tien minuten spreektijd gekregen. De man is ter zitting in de gelegenheid gesteld om vragen van het hof te beantwoorden en om te reageren op hetgeen mr. Stam naar voren heeft bracht. Het hof heeft de man expliciet gevraagd of het door de man ingediende verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel zijns inziens aan de eisen van een goede procesorde voldoet en of het de relevante feiten bevat, inzichtelijk, helder, ‘to the point’ en concludent is en of het betreffende stuk derhalve voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld. De man heeft daarop ter zitting, kort samengevat, verklaard dat de huwelijkse schulden in deze zaak van belang zijn, dat de rechtbank dat zonder toelichting niet heeft kunnen begrijpen, dat de man dat in hoger beroep heeft hersteld en dat het verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel voldoet aan de eisen die daaraan kunnen worden gesteld.
Ter zitting is partijen ten slotte expliciet gevraagd of partijen alles hebben gezegd. In antwoord op die vraag heeft de man het hof heeft verzocht de door Mr. Van der Maal eerder aan het hof toegezonden pleitnota (die door het hof aan Mr. Van der Maal is geretourneerd omdat deze niet voldeed aan de in het Procesreglement verzoekschriftprocedures gerechtshoven gestelde omvang van twee bladzijden A-4 formaat) alsnog te mogen overleggen, hetgeen het hof de man, om dezelfde reden, niet heeft toegestaan.
Overweging van het hof
3.4.1.
Het hof overweegt dat de regels van procesrecht er mede toe strekken dat het voor alle rechtstreeks bij de procedure betrokkenen, zowel voor de rechter als voor partijen, duidelijk moet zijn welke geschilpunten ter beoordeling voorliggen en met name op welke stellingen en verdere elementen ter onderbouwing daarvan, de partijen hun standpunten ten aanzien van die geschilpunten baseren. Dat is mede daarom wezenlijk, omdat daardoor gewaarborgd wordt dat de partijen hun standpunten naar behoren kunnen verdedigen, wetend met welke door de wederpartij aangedragen gegevens zij daarbij rekening moeten houden.
Het onderhavige hoger beroep wordt gevoerd volgens de regels van de verzoekschriftprocedure. Procesvertegenwoordiging door een advocaat is verplicht. Het betreft een procedure die zich, in tegenstelling tot de dagvaardingsprocedure, kenmerkt door een informele, flexibele procesgang die sneller en eenvoudiger is dan de dagvaardingsprocedure. In dit geval betreft het de vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw. De beoordeling van het geschil dient te geschieden aan de hand van de volgende onderdelen: de behoefte van de vrouw, haar behoeftigheid, de draagkracht van de man, de verschillende perioden waarvoor de partneralimentatie moet worden vastgesteld en een eventuele terug- of bijbetalingsverplichting.
Gelet op voormelde regels van procesrecht is het hof van oordeel dat een processtuk in het algemeen, doch zeker in relatie tot de onderhavige verzoekschrift/alimentatieprocedure in voldoende mate inzichtelijk, helder, eenduidig en concludent dient te zijn zowel voor de wederpartij als voor de rechter die over het geschil dient te oordelen.
Het hof constateert het volgende:
  • op 9 juni 2015 is ter griffie ingekomen het verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel met producties van de man;
  • het stuk heeft een omvang van 711 bladzijden;
  • het verweer in principaal appel en het verzoek in incidenteel appel is genummerd van 1 tot en met 3602;
  • het incidenteel appel bevat 79 grieven;
  • de man heeft 25 verzoeken in het incidenteel appel geformuleerd;
  • aan het verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel zijn de producties 48 tot en met 90 gehecht met een door mr. Geuze geschatte en door de man niet betwiste omvang van duizenden pagina’s.
Van de advocaat, als verplicht en professioneel procesvertegenwoordiger, mag worden verwacht dat hij een processtuk concipieert dat voldoet aan daaraan te stellen eisen, zoals hierboven omschreven, namelijk dat dit zodanig in voldoende mate inzichtelijk, helder, eenduidig en concludent is dat de wederpartij in redelijkheid begrijpt waartegen hij zich moet verweren en het ook voor de rechter duidelijk is.
Het hof is van oordeel dat het op 9 juni 2015 ter griffie ingekomen verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, met producties van de man aan die eisen niet voldoet. Ook al heeft de rechtbank overwogen dat de man de aflossing op de huwelijkse schulden niet voldoende heeft toegelicht, zoals de man ter zitting heeft gesteld, en de man een dergelijk verzuim in hoger beroep vanzelfsprekend mag herstellen, overweegt het hof dat dit herstel wordt begrensd door de eisen van de goede procesorde als voormeld.
Het hof zal dit verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel met de bijbehorende producties van de man in deze procedure dan ook niet in behandeling nemen nu zowel voor de wederpartij als de rechter het verweer van de man en de gronden waarop het door de man ingestelde incidentele beroep berust onvoldoende inzichtelijk zijn en de wederpartij ten gevolge daarvan niet in staat is zich adequaat te verweren.
Het hof voegt daaraan toe dat artikel 24 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) weliswaar voorschrijft dat de rechter oordeelt op grondslag van, kort gezegd, wat de partijen hebben aangevoerd, maar dat dit voorschrift er niet toe leidt dat de rechter rekening dient te houden met betogen die zodanig onoverzichtelijk en onduidelijk zijn dat, zoals reeds hiervoor aangevoerd, de wederpartij niet weet waartegen hij zich dient te verweren en voor de rechter niet duidelijk is waarover en/of op grond van welke feiten en omstandigheden hij dient te oordelen. Het procesrecht strekt er juist toe dat de rechter aan zulke betogen voorbij kan gaan en onder omstandigheden ook moet gaan. Het hof is van oordeel dat deze omstandigheden zich hier voordoen. De bezwaren van de bewindvoerder, zowel tegen de omvang als de inrichting van het betreffende stuk en de bijbehorende bijlagen, acht het hof gegrond. De stellingen zijn, mede gelet op de hoeveelheid, niet inzichtelijk en daardoor zijn ook de in die hoeveelheid stellingen opgenomen talloze verwijzingen naar de bijlagen niet te volgen.
3.4.2.
De vraag is welk gevolg het hof aan de onder 3.4.1. geformuleerde conclusie dient te verbinden. Het hof heeft - gegeven de betrekkelijk uitzonderlijke situatie: er is niet een veelheid van precedenten - besloten de man alsnog de gelegenheid te bieden zijn processtuk en de benodigde bijlagen opnieuw in te richten, zodat het alsnog aan de eisen van de goede procesorde zal voldoen in die zin dat het processtuk zowel voor de wederpartij als voor de rechter inzichtelijk, helder, eenduidig en concludent is en dat de wederpartij in staat is op het betreffende stuk te reageren.
Daarbij dient in aanmerking genomen te worden dat het in casu een partneralimentatieprocedure betreft waarbij de navolgende onderdelen een rol (kunnen) spelen: de behoefte van de vrouw, de behoeftigheid van de vrouw, de draagkracht van de man, de verschillende perioden waarvoor de partneralimentatie moet worden vastgesteld en een eventuele terug- of bijbetalingsverplichting.
3.4.3.
Gelet op het vorenstaande laat het hof de kwestie ten aanzien van het eerst op 9 juni 2015 ter griffie indienen van het verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, buiten beschouwing.
Verdere procedurele gang van zaken
3.5.1.
Het hof stelt de man in de gelegenheid zijn stellingen en weren in het principaal- en desgewenst incidenteel appel, alsnog op een begrijpelijke wijze, in voldoende mate helder, inzichtelijk, eenduidig en concludent in een verweerschrift, desgewenst tevens houdende incidenteel appel (waartoe de man conform de wet en het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven toe gerechtigd is) aan het hof en aan de bewindvoerder te doen toekomen en wel binnen zes weken na de datum van deze beschikking, derhalve uiterlijk op 12 november 2015.
3.5.2.
De bewindvoerder krijgt, indien aan de orde, vervolgens de gelegenheid desgewenst binnen zes weken een verweerschrift in het incidenteel appel aan het hof en aan de man te doen toekomen.
3.5.3.
Nadien zal conform het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven een mondelinge behandeling worden bepaald ter gelegenheid waarvan deze zaak inhoudelijk zal worden behandeld.
3.6.
Ten slotte is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat Stam Reitsma Advocaten BV Stichting Beheer ’94 heeft opgevolgd als bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de vrouw. De bewindvoerder wordt verzocht ter completering van het dossier de uitspraak dienaangaande zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk tezamen met de indiening van het verweerschrift in incidenteel appel, in het geding te brengen.
3.7.
Het vorenstaande leidt tot navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
houdt de zaak aan tot 12 november 2015 voor indiening van een verweerschrift, desgewenst tevens houdende incidenteel appel aan de zijde van de man met de hiervoor onder rechtsoverweging 3.4. vermelde doeleinden en om, indien aan de orde, daarna de bewindvoerder tot 24 december 2015 in de gelegenheid te stellen, desgewenst een verweerschrift in het incidenteel appel in te dienen;
verzoekt de bewindvoerder de uitspraak in het geding te brengen zoals vermeld in rechtsoverweging 3.6.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M Mertens-Steeghs, C.A.R.M. van Leuven en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2015.