ECLI:NL:GHSHE:2015:3799

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
HD 200.165.840_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging in hoger beroep tussen appellant en geïntimeerden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een incident tot voeging in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.W.H.M. Dijkmans, heeft hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant van 5 maart 2014 en 19 november 2014. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. C.M. van der Corput, hebben in het incident tot voeging verzocht om de onderhavige zaak te voegen met een andere aanhangige zaak bij het hof, waarin de appellant ook betrokken is. Dit verzoek is gedaan omdat beide zaken met elkaar verknocht zijn en het van belang is dat er in beide zaken één arrest wordt gewezen.

Het hof heeft de procedure in het incident beoordeeld en geconcludeerd dat de gevraagde voeging kan worden bevolen op basis van de relevante artikelen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak. In de hoofdzaak is de zaak verwezen naar de rol van 6 oktober 2015 voor memorie van antwoord in incidenteel appel. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond en verdere stappen in de procedure moeten worden genomen.

Dit arrest is gewezen op 29 september 2015 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. De zaak betreft civiel recht en is geregistreerd onder zaaknummer HD 200.165.840/01.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.165.840/01
arrest van 29 september 2015
gewezen in het incident tot voeging in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. P.W.H.M. Dijkmans te Bladel,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. C.M. van der Corput te Veldhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 17 februari 2015 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant gewezen vonnissen van 5 maart 2014 en 19 november 2014 tussen appellant – [appellant] – als eiser in conventie, verweerder in reconventie en geïntimeerden – [geïntimeerden c.s.] – als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/273209 / HA ZA 14-32)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het exploot van anticipatie van 25 februari 2015;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord in principaal appel met producties alsmede memorie van grieven in incidenteel appel met eiswijziging alsmede de memorie in het incident tot voeging.
  • de antwoordmemorie in het incident tot voeging.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3. De beoordeling

In het incident
3.1.
In voormelde appeldagvaarding heeft [appellant] geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het alsnog toewijzen van zijn inleidende vorderingen en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerden c.s.] , [geïntimeerden c.s.] te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen [appellant] aan [geïntimeerden c.s.] heeft voldaan ter uitvoering van het vonnis in prima, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, met veroordeling van [geïntimeerden c.s.] in de kosten van beide instanties.
3.2.
Ter rolle van 28 juli 2015 heeft [geïntimeerden c.s.] onder meer een incidentele conclusie tot voeging genomen van de onderhavige zaak met de eveneens bij het hof (onder zaaknummer HD 200.165.702/01) aanhangige zaak tussen [appellant] als appellant en [Holding] Holding B.V., de heer [vennoot 1 van Holding] en mevrouw [vennoot 2 van Holding] (hierna: [Holding] c.s.) als geïntimeerden.
3.3.
[geïntimeerden c.s.] voert ter onderbouwing van het verzoek aan dat [appellant] ook in eerste aanleg een procedure tegen [Holding] c.s. is gestart en in die procedure een incident tot voeging heeft opgeworpen, waarbij [geïntimeerden c.s.] zich heeft gerefereerd en de rechtbank in beide zaken één vonnis heeft gewezen. Volgens [geïntimeerden c.s.] is het van belang dat in beide zaken één arrest wordt gewezen.
3.4.
Bij memorie van antwoord in het incident heeft [appellant] zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
3.5.
Gelet op het bepaalde in artikel 353 lid 1 Rv in verbinding met artikel 222 Rv kan de gevraagde voeging worden bevolen, nu de hiervoor genoemde zaken met elkaar verknocht zijn.
3.6.
Het hof zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak.
In de hoofdzaak
3.7.
Uit de roladministratie blijkt dat de zaak voor memorie van antwoord in incidenteel appel aan de zijde van [appellant] is verwezen naar de rol van 6 oktober 2015. De zaak met zaaknummer HD 200.165.702/01 zal op de rol blijven staan totdat onderhavige zaak voor beraad op de rol staat. Alsdan zullen in de zaak met zaaknummer HD 200.165.702/01 verhinderdata van partijen worden gevraagd nu in die zaak door [appellant] pleidooi is verzocht.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak (zaaknummer HD 200.165.840/01) met de bij het hof aanhangige zaak met zaaknummer HD 200.165.702/01 tussen [appellant] als appellant en [Holding] c.s. als gedaagden;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak is verwezen naar de rol van 6 oktober 2015 voor memorie van antwoord in incidenteel appel;
in het incident en de hoofdzaak:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 september 2015.
griffier rolraadsheer