ECLI:NL:GHSHE:2015:3790

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
HD 200.155.001_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de executie in civiele procedure tussen Decon Systems B.V. en L.D.A. B.V. tegen [geïntimeerden]

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben Decon Systems B.V. en L.D.A. B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. Het hof behandelt een incident waarin Decon en LDA verzoeken om schorsing van de executie van het bestreden vonnis. De rechtbank had in het vonnis van 14 mei 2014 de vordering in conventie afgewezen en Decon en LDA veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd Decon veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de geïntimeerden, wat leidde tot het hoger beroep.

Decon en LDA stellen dat het vonnis berust op een juridische misslag, omdat de rechtbank geen onderscheid heeft gemaakt tussen hen en ten onrechte Decon heeft veroordeeld tot betaling van bedragen die aan LDA gefactureerd hadden moeten worden. De geïntimeerden voeren gemotiveerd verweer tegen deze stelling. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van een juridische misslag, aangezien Decon en LDA in eerste aanleg geen verweer hebben gevoerd in reconventie. Het hof wijst de vordering tot schorsing van de executie af en veroordeelt Decon en LDA in de proceskosten van het incident.

Daarnaast constateert het hof dat Decon en LDA verzuimd hebben om het volledige procesdossier van de eerste aanleg in het geding te brengen. Het hof geeft hen de gelegenheid om dit verzuim te herstellen en houdt verdere beslissingen aan. De zaak wordt verwezen naar de rol van 13 oktober 2015 voor het indienen van het volledige dossier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.155.001/02
arrest van 29 september 2015
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van

1.Decon Systems B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

2.
L.D.A. B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellanten in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
hierna aan te duiden als: Decon en LDA,
advocaat: mr. R. Haouli te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.de vennootschap onder firma [V.O.F.] ,gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,vennoot van geïntimeerde sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[Beheer] B.V.,vennoot van geïntimeerde sub 1,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerden],
advocaat: mr. W.M.H. Weijmans te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 7 augustus 2014 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 14 mei 2014 tussen Decon en LDA als eiseressen in conventie, verweersters in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/262207/HA ZA 13-307)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het tussenvonnis van 9 oktober 2013.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met één productie (het vonnis van 14 mei 2014);
- de memorie van grieven tevens akte houdende wijziging/vermeerdering van eis tevens akte houdende incidentele vordering ex artikel 351 Rv met producties;
- de antwoordconclusie in incident;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel.
Het hof heeft een datum voor arrest bepaald in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering in conventie afgewezen en Decon en LDA veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [geïntimeerden] tot aan de uitspraak begroot op € 1.493,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. In reconventie heeft de rechtbank Decon veroordeeld om aan [geïntimeerden] te betalen een bedrag van € 19.207,32 en de proceskosten, aan de zijde van [geïntimeerden] tot aan de uitspraak begroot op € 452,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Decon en LDA zijn in conventie en in reconventie tevens in de nakosten veroordeeld. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2.
De vordering in dit incident strekt ertoe dat het hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis schorst. Decon en LDA stellen daartoe dat het vonnis op een klaarblijkelijke juridische misslag berust omdat de rechtbank ten onrechte geen onderscheid heeft gemaakt tussen Decon en LDA en Decon ook veroordeeld heeft tot betaling van bedragen die aan LDA gefactureerd hadden moeten worden.
3.3.
[geïntimeerden] voeren gemotiveerd verweer.
3.4.
Het hof is van oordeel dat geen sprake is van een juridische misslag in het bestreden vonnis. Vast staat dat Decon en LDA in eerste aanleg geen conclusie van antwoord in reconventie hebben genomen en dat de (primaire) vordering in reconventie is toegewezen op de grond dat Decon en LDA geen verweer hebben gevoerd en door [geïntimeerden] een voldoende grondslag is gesteld (zie rechtsoverweging 4.11 van het bestreden vonnis). De omstandigheid dat de rechtbank de vordering mogelijk zou hebben afgewezen indien Decon en LDA in reconventie het hiervoor onder rechtsoverweging 3.2 – verkort weergegeven – verweer hadden gevoerd, betekent naar het oordeel van het hof niet dat gezegd kan worden dat de veroordeling in reconventie op een klaarblijkelijke juridische misslag berust.
3.5.
Aangezien Decon en LDA geen andere grondslag voor hun incidentele vordering hebben gesteld, leidt het voorgaande tot de conclusie dat de vordering zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Decon en LDA worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Op vordering van [geïntimeerden] zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
In de hoofdzaak
3.6.
Het hof constateert dat Decon en LDA hebben nagelaten om bij introductie van de zaak conform artikel 3.1 aanhef en sub e van het Procesreglement per 1 januari 2013 voor de pilot civiele dagvaardingszaken bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch het volledige procesdossier van de eerste aanleg in het geding te brengen. Enkel de inleidende dagvaarding en de vonnissen zijn overgelegd. Het hof zal Decon en LDA in de gelegenheid stellen dit verzuim te herstellen, waarna het hof een datum voor arrest zal bepalen.
3.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van Decon en LDA tot schorsing van de executie af;
veroordeelt Decon en LDA in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van [geïntimeerden] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,--;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
stelt Decon en LDA in de gelegenheid alsnog het volledige procesdossier van de eerste aanleg in het geding te brengen en verwijst de zaak daartoe naar de rol van 13 oktober 2015;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 september 2015.
griffier rolraadsheer