In deze zaak hebben [appellant] en [appellante], een echtpaar dat in gemeenschap van goederen is gehuwd, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, waarin hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling was afgewezen. De rechtbank had hen niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoekschrift niet voldeed aan de eisen van de Faillissementswet en de Recofa-richtlijnen. De rechtbank constateerde dat essentiële documenten ontbraken, zoals een origineel uittreksel uit het handelsregister en jaarstukken van de afgelopen jaren. Het hof heeft de zaak op 5 februari 2015 behandeld en vastgesteld dat, ondanks het ontbreken van de jaarstukken, niet aannemelijk was dat er grote privé onttrekkingen hadden plaatsgevonden. Bovendien was het hof van mening dat de psychosociale problematiek van de verzoekers hen niet zou belemmeren in het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft ook de inspanningen van [appellant] om werk te vinden in overweging genomen. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de schuldsaneringsregeling alsnog van toepassing verklaard voor [appellant] en [appellante].