3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Onder het hoofd “OVEREENKOMST/AKTE DE COMMAND” zijn partijen op 7 september 2012 een overeenkomst aangegaan. In deze overeenkomst wordt [appellant] aangeduid als “koper” en/of “verkrijger” en PH B.V. als “bieder”. Deze overeenkomst bevat de navolgende bedingen:
“bieder zal trachten om over te gaan tot aankoop van het tuinbouwbedrijf met kas, bedrijfswoning en ondergrond en aanhorigheden van dhr. en mevr. [betrokkene] in [woonplaats 2] , (…) aan partijen genoegzaam bekend, voor een koopprijs van driehonderdachtentachtig duizend en zevenhonderdenvijftig euro (€ 388.750,00) vermeerderd met kosten koper;
deze aankoop zal plaatsvinden door bieder of de door hem nader te noemen meester;
koper erkent deze meester te zijn en verplicht zich jegens bieder om het door bieder aan te kopen tuinbouwbedrijf met kas, bedrijfswoning en ondergrond en aanhorigheden, (…) aan partijen genoegzaam bekend, in plaats van bieder in eigendom af te nemen, de koopprijs te voldoen, de akte van levering te ondertekenen en de door bieder te sluiten koopovereenkomst na te komen als ware hij zelf partij bij die overeenkomst.
Bij niet of niet tijdige nakoming van de koopovereenkomst is koper aansprakelijk voor alle daaruit voor bieder ontstane schade met kosten en rente, ongeacht het feit of koper wel of niet in verzuim is, en verbeurt koper ten behoeve van bieder een onmiddellijk opeisbare boete van vijftigduizend euro (€ 50.000,00), onverminderd het recht van bieder om deze koopovereenkomst te ontbinden, nakoming te vorderen en/of meerdere schade te vorderen.
Als waarborg voor de juiste nakoming van zijn verplichtingen uit deze overeenkomst/akte de command zal koper bij ondertekening van de overeenkomst/akte de command aan bieder een bankgarantie afgeven ter waarde van vijftigduizend euro (€ 50.000,00), welke bieder bij een eerste schriftelijke verzoek bij de Rabobank aan hem kan laten uitbetalen. Dit schriftelijke verzoek dient aan te geven dat koper met de nakoming van zijn verplichtingen in verzuim is, en het bedrag dat op grond van de bankgarantie gevorderd wordt.”
b. Op 18 september 2012 heeft PH B.V. de in deze overeenkomst opgesomde onroerende zaken (verder te noemen: “het tuinbouwbedrijf”) gekocht van de heer en mevrouw [betrokkene] , vertegenwoordigd door hun bewindvoerster, voor een bedrag van € 388.750,=. De koopovereenkomst vermeldt in artikel 1 – zakelijk weergegeven – dat de akte van levering zal worden opgemaakt “
op een oktober tweeduizendtwaalf, of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen.”
c. Op 1 oktober 2012 vindt de levering van het gekochte plaats aan PH B.V. PH B.V. weigert om het tuinbouwbedrijf (door) te leveren aan [appellant] .
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [appellant] in eerste aanleg - zakelijk weergegeven – een verklaring voor recht gevorderd dat PH B.V. tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst/akte de command, met primair een veroordeling tot nakoming van de overeenkomst door levering van het tuinbouwbedrijf, subsidiair met een veroordeling tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van PH B.V. tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten (€ 904,=) en proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat tussen partijen een overeenkomst van lastgeving tot stand is gekomen op grond waarvan PH B.V. zich jegens hem heeft verplicht om voor zijn rekening de in de overeenkomst genoemde zaken aan te kopen, waarbij [appellant] zich heeft verplicht om die zaken af te nemen. Door na ingebrekestelling te weigeren om deze zaken door te leveren aan [appellant] schiet PH B.V. tekort in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en is zij in verzuim geraakt. Het tekortschieten leidt tot (vertragings)schade aan de zijde van [appellant] . Die schade neemt toe gedurende de periode waarin PH B.V. niet levert. Voor de vaststelling van die schade heeft [appellant] belang bij een verwijzing naar een schadestaatprocedure. Voor de onderbouwing van de overige posten zij verwezen naar de inhoud van de dagvaarding in eerste aanleg.
3.2.3.PH B.V. heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.