6.1.Het hof kan nu overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Het hof gaat daarbij uit van de volgende feiten.
Vormenfabriek is gespecialiseerd in de ontwikkeling, productie en verkoop van polycarbonaat spuitgiet-, thermo- en siliconen rubbervormen voor de chocolade- en snoepgoedindustrie. SP houdt zich bezig met het verchromen, vernikkelen, moffelen of anderszins verwerken van metalen of metaalproducten en het vervaardigen van en handelen in al dan niet bewerkte metaalproducten en metaalconstructies.
Stichting EVIO (hierna: EVIO) bevordert in het kader van het project EVIO de bedrijfsmatige toepassing van nieuwe kennis op het gebied van ecologische en innovatieve oppervlaktebehandeling. EVIO staat voor Ecologisch Verantwoord produceren door Innovatieve Oppervlaktebehandeling. In het kader van het project EVIO geldt een subsidieregeling in het kader waarvan bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf die als cluster, samen met een kennisleverancier, onderzoek uitvoeren naar innovatieve en ecologisch verantwoorde oppervlaktebehandelingstechnieken, subsidie kunnen krijgen.
Op 1 november 2007 heeft SP als “clustertrekker” met Vormenfabriek als “deelnemer” een op briefpapier van EVIO gestelde “Samenwerkingsovereenkomst EVIO aanvrager (deelnemers en clustertrekker)” gesloten. In deze door de directeur van SP en de adjunct-directeur van Vormenfabriek ondertekende overeenkomst staat onder meer het volgende.
“Artikel 1
Deelnemer zal participeren in het cluster van het EVIO demonstratieproject “Plasma Polijsten” dat wordt gecoördineerd door de clustertrekker. Deelnemer maakt daartoe, via de clustertrekker, afspraken met EVIO en een kennisleverancier. Onderdeel van deze afspraken is de door de clustertrekker op basis van een offerte van een kennisleverancier aan te vragen subsidie bij EVIO.
Artikel 2
Deze overeenkomst heeft een looptijd van 3 maanden, ingaande 1-11-2007.
Artikel 3
Deelnemer zal de inspanningen, zoals beschreven in de offerte van de kennisleverancier, uitvoeren conform de offerte en opdracht. Deze documenten maken onderdeel uit van deze samenwerkingsovereenkomst. Uitvoering geschiedt voor eigen rekening en risico van de deelnemer.
Artikel 4
Clustertrekker zal samen met de kennisleverancier zorg dragen voor begeleiding van de deelnemers, onderling overleg en samenwerking, één en ander op verzoek en naar behoefte van de deelnemers.
Artikel 5
Clustertrekker is verantwoordelijk voor de uitvoering, verslaglegging en de overlegstructuur van het cluster. Deelnemer zal op verzoek van de clustertrekker de daarbij benodigde informatie aanleveren.
(…)
Artikel 10
Deelnemer zal de eigen bijdrage groot € 10.000,-- in de financiering van het clusterproject direct en zonder voorbehoud aan de clustertrekker overmaken op diens eerste verzoek. De clustertrekker betaalt op basis van deze bijdrage en de toegekende EVIO-subsidie de kennisleverancier die op basis van de opdracht door de clustertrekker het EVIO demonstratieproject uitvoert. Dit gebeurt nadat de clustertrekker de rekening van de kennisleverancier heeft ontvangen volgens het in de offerte genoemde en in de opdracht bekrachtigde betalingsschema.
(…)
Artikel 12
Indien deelnemer onvoldoende inspanning verricht om het overeengekomen plan uit te voeren of daartoe niet in staat is, heeft de clustertrekker na schriftelijke sommatie de mogelijkheid tot het ontbinden van deze overeenkomst, zonder rechterlijke tussenkomst. De deelname aan het cluster komt hiermee ten einde.
Artikel 13
Het is deelnemer niet toegestaan eenzijdig deze overeenkomst te ontbinden.”
SP heeft vergelijkbare overeenkomsten gesloten met vier andere bedrijven. Op deze wijze is een cluster ontstaan waarin SP als “clustertrekker” optrad en waarin, naast SP, nog de vijf bedrijven (waaronder Vormenfabriek) deelnamen die opgesomd zijn in de memorie van grieven sub 11-e.
Vormenfabriek heeft als prod. 3 bij de inleidende dagvaarding een “Overzicht kosten Plasma Polijsten” overgelegd, waarop onder meer het volgende staat:
“In het kort het project:
Ontwikkeling elektrolyt voor Messing, Brons of Aluminium afhankelijk van de resultaten
Proeven met klein materiaalstukjes
Proeven in de testmachine in [vestigingsplaats 2] met de matrijzen zelf
Doelstelling:
Een deel van het mechanisch polijsten vervangen door de plasma Polijst techniek met een gelijkwaardig of beter resultaat.”
SP heeft (naar het hof begrijpt: op grond van artikel 10 van de overeenkomst van 1 november 2007) bij factuur van 31 januari 2008 € 11.900,-- inclusief btw aan Vormenfabriek in rekening gebracht met als omschrijving “Eigen bijdrage aan het EVIO Plasma Polijst Project”. Vormenfabriek heeft dit gefactureerde bedrag op 10 maart 2008 voldaan.
Het cluster heeft besloten het bedrijf ECM Technologies als “kennisleverancier” in de zin van artikel 10 van de door SP met de deelnemers gesloten overeenkomsten in te schakelen.
ECM heeft onderzoeksactiviteiten verricht en het door haar opgestelde rapport van 26 november 2008 met onderzoeksbevindingen op 26 november 2008 naar SP gezonden.
Bij e-mail van 28 oktober 2009 heeft [adjunctdirecteur Vormenfabriek] , adjunctdirecteur van Vormenfabriek, aan [directeur SP] , directeur van SP, onder meer het volgende meegedeeld:
“Ik heb net geprobeerd u telefonisch te bereiken maar dat is wederom niet gelukt.
Het is namelijk al weer enige maanden geleden dat wij gesproken hebben over het vervolg van het Evio-project Plasmapolijsten. U zou mij terugbellen maar dat is tot op heden niet gebeurd.
Wij hebben al voor de zomervakantie besproken dat er proeven gedaan moeten worden. Het Evio project bestond uit twee delen. Het ontwikkelen van een geschikte vloeistof, en daarna het uitvoeren van praktijkproeven.
Het eerste schijnt afgerond te zijn, alhoewel wij daar ook weinig van gehoord of gezien hebben, maar er zijn nog geen proeven gedaan.
Ik zou dus graag op korte termijn van u horen wanneer er proeven gedaan kunnen worden.
Wij hebben een behoorlijk bedrag betaald en daar willen wij wel resultaat van zien.”
[adjunctdirecteur Vormenfabriek] heeft een CC van deze e-mail gezonden naar EVIO.
Bij e-mail van 5 november 2009 heeft de heer [vertegenwoordiger EVIO] van EVIO het volgende meegedeeld aan de heer [adjunctdirecteur Vormenfabriek] :
“Ik heb zojuist met de heer [directeur SP] gesproken.
Hij bevestigde dat het onderzoeksdeel inderdaad is afgerond, maar ook dat er nog geen rapportage naar de clusterpartners heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van de praktijkproeven begreep ik van hem dat deze week de laatste hand wordt gelegd aan de machine die de proeven moet gaan uitvoeren.
Met De heer [directeur SP] sprak ik daarom het volgende af:
1-Hij rapporteert spoedig de resultaten van het onderzoeksdeel aan alle clusterpartners;
2-Hij neemt contact met u op om een afspraak te maken voor het uitvoeren van de praktijkproeven bij Special Platings.
Aangezien de heer [directeur SP] deze week nog op een beurs in Duitsland staat zal hij u volgende week bellen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd (…)”
Bij e-mail van 21 mei 2010 heeft [adjunctdirecteur Vormenfabriek] aan [directeur SP] het volgende geschreven:
“Zoals bekend zijn wij deelnemer in het project “plasmapolijsten”.
Sinds er op 8 oktober 2008 contact is geweest tussen [vertegenwoordiger Vormenfabriek] en u horen wij niets meer van u over dit project. Wij proberen om de paar maanden u hierover te spreken, maar dat lukt niet. U neemt meestal uw mobiele telefoon niet op, en de secretaresse zegt steeds dat ze u terug laat bellen maar dat gebeurt ook niet. Op e-mail komt ook
geen antwoord. Die ene keer dat ik u wel aan de lijn heb gehad hebt u mij gezegd dat er een tussenrapportage (over het ontwikkelen van de vloeistoffen) was die u toe zou sturen, en dat het wachten was op onderdelen voor de installatie. Die rapportage heb ik van u niet gehad en ook niets gehoord over de voortgang.
Dat kan natuurlijk niet bij een project waar wij 10.000 euro aan bijgedragen hebben.
Uw secretaresse heeft mij op 13 april 2010 verteld dat de installatie klaar was en dat er nu proeven gedaan zouden kunnen worden. Dat zou mooi zijn maar het wordt nu wel tijd dat daar iets over afgesproken wordt.
Als er op deze e-mail nu ook weer geen reactie komt dan zal ik stappen gaan ondernemen om ons geld terug te krijgen. Dat heb ik uw secretaresse op 13 april overigens ook al verteld.”
Volgens een door Vormenfabriek overgelegde leesbevestiging, heeft [directeur SP] de e‑mail van 21 mei 2010 op 25 mei 2010 gelezen.
Omdat [directeur SP] niet op de e-mail van 21 mei 2010 reageerde, heeft Vormenfabriek contact opgenomen met ECM. ECM heeft vervolgens haar rapportage van 26 november 2008 rechtstreeks aan Vormenfabriek gezonden.
Bij brief van 18 oktober 2010 heeft de advocaat van Vormenfabriek, kort gezegd, SP in gebreke gesteld en haar gesommeerd om binnen veertien dagen alsnog aan haar verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen. SP heeft niet op deze sommatie gereageerd.
6.2.1.In het geding in eerste aanleg vorderde Vormenfabriek, kort gezegd:
ontbinding van de overeenkomst van 1 november 2007 vanaf de dag van de inleidende dagvaarding;
veroordeling van SP tot betaling van een hoofdsom van € 11.900,--, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 10 maart 2008;
veroordeling van SP tot betaling van € 1.217,50 ter zake buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van SP in de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente.
6.2.2.Aan de onder A genoemde vordering heeft Vormenfabriek ten grondslag gelegd dat SP in meerdere opzichten tekort geschoten is in de nakoming van de op 1 november 2007 tussen partijen gesloten overeenkomst, zodat ontbinding van die overeenkomst gerechtvaardigd is.
Aan de onder B genoemde vordering heeft Vormenfabriek primair ten grondslag gelegd dat zij, als de overeenkomst op grond van het onder A gevorderde wordt ontbonden, op de voet van artikel 6:271 BW recht heeft op terugbetaling van het door haar op grond van de overeenkomst betaalde bedrag van € 11.900,--.
Aan de onder B genoemde vordering heeft Vormenfabriek subsidiair, voor het geval in rechte wordt geoordeeld dat ontbinding van de overeenkomst vanwege het bepaalde in artikel 13 van de overeenkomst niet mogelijk is, ten grondslag gelegd dat zij recht heeft op vervangende schadevergoeding op de voet van artikel 6:74 BW (naar het hof begrijpt bedoelt Vormenfabriek artikel 6:87 BW), omdat SP de overeenkomst niet goed is nagekomen.
6.2.3.SP heeft verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.