ECLI:NL:GHSHE:2015:3663

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
HD 200.134.956_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over aanneming van werk, meerwerk en reputatieschade tussen Advanced Food Systems B.V. en Celtic Koeling B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Advanced Food Systems B.V. (AFS) tegen Celtic Koeling B.V. (CK) naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. AFS had CK opdracht gegeven voor de levering en installatie van koelinstallaties in Turkije en voor een project voor de Veluwse banketbakker. AFS stelt dat CK tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat heeft geleid tot reputatieschade en extra kosten. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van CK toegewezen en de vorderingen van AFS afgewezen. AFS heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd, waaronder grieven over reputatieschade, extra kosten, en de toerekenbaarheid van tekortkomingen van CK. Het hof oordeelt dat AFS onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde reputatieschade en extra kosten. Het hof vernietigt het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen en kent AFS een bedrag van € 8.994,41 toe, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden aan CK toegewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis voor zover in reconventie gewezen. Het arrest is uitgesproken op 22 september 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.134.956/01
arrest van 22 september 2015
in de zaak van
Advanced Food Systems B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
hierna aan te duiden als AFS,
advocaat: mr. I.C.M.C. Henriquez-van de Wetering te Oud-Beijerland,
tegen
Celtic Koeling B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als CK
advocaat: mr. R.R.F. van der Mark te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 juli 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 11 april 2013, gewezen tussen AFS als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en CK als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 832466/7 12-5244)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Op 12 augustus 2010 heeft CK aan AFS aangeboden een koude-installatie te leveren, te monteren en in bedrijf te stellen in Turkije, welk aanbod op 16 augustus 2010 is aanvaard door AFS tegen een prijs van € 78.500,- “ex works”. Deze opdracht wordt hierna aangeduid als het project Turkije.
3.2.
AFS heeft op 23 september 2010 aan CK tegen betaling van € 37.310,- exclusief BTW opdracht gegeven tot levering van koelinstallaties inclusief montage, in bedrijfstellen, instructie van werking en transport, een en ander conform onderdelen van de opdrachtbevestiging van CK van 9 september 2010.
Op 20 oktober 2010 heeft AFS aan CK opdracht gegeven tot levering van koelinstallaties, spiraalkoeler en spiraalvriezer voor een prijs van € 107.078,- exclusief BTW, inclusief montage, in bedrijf stellen, instructie van werking en transport, een en ander conform onderdelen van de opdrachtbevestiging van CK van 9 september 2010.
Deze opdrachten worden verder aangeduid als het project Veluwse banketbakker.
3.3.
Ten aanzien van beide projecten zijn problemen gerezen, welke hierna bij de grieven zullen worden besproken.
3.4.
In het bestreden vonnis heeft - kort samengevat- de rechtbank in conventie bepaald dat de vordering van CK, na gecorrigeerd te zijn, € 13.630,29 in hoofdsom beloopt.
Ten aanzien van facturen 1100061 (betreffende Turkije), 1100128 en 11001129 (betreffende de Veluwse Bakkerij) van CK heeft de rechtbank het beroep van AFS op opschorting verworpen, nu de betreffende installatie, in elk geval vanaf mei 2012, zonder problemen werkt.
Aangaande de facturen 1100575 en 100950 heeft de rechtbank aangenomen dat CK in opdracht van AFS meerwerk heeft verricht. Wat laatstgenoemde factuur betreft heeft de rechtbank, nu niet duidelijk is welk aantal gewerkte uren redelijk is, € 2.300,83 toewijsbaar geacht. Hierdoor wordt voormelde vordering van CK verminderd met € 1.437,15.
Het beroep van AFS op verrekening met door haar geleden reputatieschade en gemaakte extra kosten vanwege toerekenbare tekortkoming door CK is door de rechtbank afgewezen, omdat de reputatieschade en het verband tussen de extra kosten en de gerezen problemen niet zijn komen vast te staan.
Ook het beroep op verrekening van AFS wegens het niet aan haar maar aan de klant van AFS aanbieden van een servicecontract is afgewezen wegens het niet gebleken zijn van causaal verband met de gestelde schade.
De vorderingen van CK tot betaling van rente en buitengerechtelijke kosten, gebaseerd op haar algemene voorwaarden zijn afgewezen omdat die voorwaarden niet zijn overeengekomen. Wel is op grond van de wet € 800,- aan buitengerechtelijke kosten en handelsrente toegewezen.
De vordering in reconventie van AFS is afgewezen met een verwijzing naar de afwijzing van de verrekening in conventie.
Op grond van het voorgaande heeft de rechtbank in conventie AFS veroordeeld tot betaling aan CK van € 12.993,14, vermeerderd met rente zoals in de beslissing vermeld en heeft de rechtbank de vordering van AFS in reconventie afgewezen.
3.5.
AFS heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd. AFS heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis, tot afwijzing van de vorderingen van CK en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van AFS.
CK heeft geconcludeerd tot verwerping van de grieven.
Project Turkije.
Grief 1: reputatieschade.
3.6.
AFS voert in deze grief aan dat CK in gebreke is gebleven de installatie zonder gebreken op te leveren, dat de Turkse klant van AFS, [klant AFS] , hierdoor ontevreden is en geen goede referenties geeft over AFS en dat AFS als gevolg van de problemen op dit project opdrachten in Turkije heeft gemist. AFS concludeert dat zij als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van CK reputatieschade heeft geleden.
CK betwist dit.
3.7.
Het hof is van oordeel dat AFS onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat AFS door toedoen van CK schade heeft geleden als gesteld.
3.7.1.
Veronderstellenderwijs uitgaande van de door AFS gestelde tekortkomingen van CK, heeft AFS onvoldoende concreet onderbouwd dat zij door die tekortkomingen in dit project in de Turkse markt geen voet aan de grond heeft gekregen.
3.7.2.
Bij memorie van grieven heeft AFS een mail van 30 oktober 2011 overgelegd van
[vertegenwoordiger klant AFS] aan [vertegenwoordiger AFS] , CEO van Advanced Freezers (het hof neemt aan dat dit een handelsnaam van AFS betreft), waarbij [vertegenwoordiger klant AFS] aan [vertegenwoordiger AFS] mededeelt voor een ander bedrijf te hebben gekozen, voornamelijk omdat hij van [klant AFS] had vernomen dat het geen goede keus was om zaken te doen met AFS. Uit de mail van [vertegenwoordiger klant AFS] blijkt echter niet dat tekortkomingen van CK in dit project de reden voor [klant AFS] waren om AFS niet als een goede keus te bestempelen.
3.7.3.
Bovendien zijn andere concrete afwijzingen op basis van negatieve informatie van [klant AFS] over AFS door toedoen van CK niet gesteld door AFS. De enkele afwijzing van [vertegenwoordiger klant AFS] op grond van door [klant AFS] verstrekte informatie, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat op de Turkse markt de reputatie van AFS is geschaad.
3.7.4.
AFS heeft voorts niets gesteld over concrete mogelijkheden die zich na het project voor [klant AFS] hebben voorgedaan voor AFS om in haar branche orders te verwerven op de Turkse markt. Immers indien er na het project voor [klant AFS] niet of nauwelijks vraag naar de producten van AFS zou zijn geweest, heeft zij ook geen schade geleden als gevolg van de door haar gestelde tekortkomingen van CK.
3.7.5.
Deze grief faalt op grond van het bovenstaande.
Grief 2: extra kosten.
3.8.
AFS werpt op dat zij als gevolg van tekortkomingen van CK extra kosten heeft moeten maken, welke bestaan uit extra werkzaamheden van haar werknemers [werknemer AFS 1] , [werknemer AFS 2] en [werknemer AFS 3] , extra reis- en verblijfkosten van voornoemde werknemers en door AFS aan de kwestie bestede tijd.
CK betwist dit.
3.9.1.
Ook deze grief wordt verworpen omdat AFS onvoldoende heeft gesteld om tot een oorzakelijk verband te kunnen komen tussen de extra reis- en verblijfkosten van voormelde werknemers, extra loonkosten en door AFS aan de kwestie bestede tijd.
3.9.2.
AFS heeft in het geheel niet toegelicht wat onder door AFS aan de kwestie bestede tijd, afgezien van die van voormelde werknemers, moet worden verstaan. Een begroting van de aan die tijd verbonden kosten ontbreekt bovendien.
3.9.3.
Met betrekking tot de werkzaamheden van [werknemer AFS 1] en [werknemer AFS 2] heeft AFS een verklaring van [werknemer AFS 1] overgelegd. Uit die verklaring blijkt dat een “gast van Celtik” ter plaatse was op het moment dat [werknemer AFS 1] en [werknemer AFS 2] in Turkije waren. Met “gast van Celtik” wordt kennelijk bedoeld een werknemer van CK, althans iemand die in opdracht van CK handelde. Gelet hierop heeft AFS niet duidelijk gemaakt dat naast de aanwezigheid van de werknemer/opdrachtnemer van CK, de bijstand van [werknemer AFS 1] en [werknemer AFS 2] nodig was om de gerezen problemen waarvoor CK verantwoordelijk werd gehouden, op te lossen. Die problemen betroffen de condensors en de compressors.
3.9.4.
Bovendien blijkt uit de verklaring van [werknemer AFS 1] dat hij naast werkzaamheden met betrekking tot de koelinstallatie ook andere werkzaamheden heeft moeten verrichten. Nu daaromtrent niets anders is gesteld wordt ervan uitgegaan dat die andere werkzaamheden eveneens betrekking hadden op het project bij [klant AFS] . Niet is gesteld dat die andere werkzaamheden verband hielden met de gestelde tekortkomingen van CK. Het voorgaande brengt mee dat zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, niet tot de slotsom kan worden gekomen dat de reistijd, reiskosten en verblijfkosten van [werknemer AFS 1] en [werknemer AFS 2] voor rekening van AFS behoren te komen. Immers die reistijd, reiskosten en verblijfkosten werden ook gemaakt voor die andere werkzaamheden en –nu daaromtrent niets anders is gesteld of gebleken- niet kan worden uitgesloten dat voormelde kosten ook zouden zijn gemaakt alleen voor die andere werkzaamheden.
3.9.5.
Bij het voorgaande komt dat, nu [werknemer AFS 1] verklaart dat hij zeker de helft van de tijd kwijt is geweest met de koude-installatie, AFS niet kan volstaan de schade te stellen op alle tijd die [werknemer AFS 1] in opdracht van AFS heeft gewerkt, zoals die blijkt uit de factuur van JDH All-Round Service van 12 april 2011. Gelet op voormelde verklaring van [werknemer AFS 1] , kon van AFS worden verwacht dat zij de werkzaamheden van [werknemer AFS 1] die betrekking hadden op de door haar gestelde tekortkomingen van CK concreet zou stellen.
3.9.6.
Aangaande de werkzaamheden van [werknemer AFS 2] wordt in het geheel niet gesteld welke werkzaamheden hij heeft verricht. AFS heeft aangegeven dat [werknemer AFS 2] software engineer is (conclusie van dupliek enz. nr. 42). Zonder nadere toelichting, welke niet is gegeven, is, gezien de functie van [werknemer AFS 2] , niet zonder meer duidelijk welke rol [werknemer AFS 2] heeft gehad bij het oplossen van de door AFS gestelde problemen voor de oplossing waarvan CK verantwoordelijk werd gehouden.
3.9.7.
Ten aanzien van enig verband tussen de aan CK gemaakte verwijten en het bezoek van [werknemer AFS 3] aan [klant AFS] is slechts gesteld dat hij ter plaatse is geweest omdat opnieuw de compressors waren uitgevallen. Door AFS is echter niet gesteld dat die klachten noodzaakten om [werknemer AFS 3] ter plaatse te sturen, nu [werknemer AFS 3] projectleider is (conclusie van dupliek enz. nr. 42) en niet is gesteld dat hij in staat was de gestelde gebreken op te lossen en dat [werknemer AFS 3] daadwerkelijk aan de oplossing van de gerezen problemen heeft meegewerkt. Uit de mail van 8 juli 2011 van [vertegenwoordiger klant AFS 2] , verbonden aan [klant AFS] , aan onder meer [werknemer AFS 3] , volgt dat [werknemer AFS 3] de koelinstallatie heeft geïnspecteerd. Echter hiermee zijn de werkzaamheden van [werknemer AFS 3] niet voldoende gespecificeerd in de zin als hiervoor overwogen.
3.9.8.
Deze grief wordt op bovengenoemde gronden verworpen.
Project Veluwse banketbakker.
Grief 3: servicecontract.
3.10.
AFS is van mening dat CK toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door artikel 9.7 van hun overeenkomst en door artikel 10 van de inkoopvoorwaarden van AFS te schenden, dan wel heeft CK onrechtmatig jegens AFS gehandeld.
CK heeft het voorgaande betwist
3.11.1.
In het bestreden vonnis in 3.9.3. is beslist dat de algemene voorwaarden van AFS niet van toepassing zijn. Hiertegen heeft AFS geen grief gericht. In haar toelichting op grief 3 heeft AFS in nr. 63. gesteld dat haar inkoopvoorwaarden van toepassing zijn op de daar door AFS genoemde gronden. Hiermee herhaalt AFS slechts haar standpunt in eerste aanleg. AFS geeft echter geen redenen waarom voormeld oordeel van de rechtbank onjuist zou zijn. Uit de processtukken van CK blijkt niet dat zij hetgeen AFS in hoger beroep heeft gesteld ter zake van de algemene voorwaarden als een grief heeft beschouwd. Het voorgaande brengt mee dat van de beslissing van de rechtbank dat de algemene voorwaarden van AFS niet van toepassing zijn, in hoger beroep dient te worden uitgegaan.
Overigens is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht op de gronden zoals in haar vonnis onder 3.9.3. overwogen, welke gronden het hof overneemt, heeft beslist dat de algemene voorwaarden van AFS niet van toepassing zijn.
Voor zover AFS haar vordering baseert op haar algemene voorwaarden, zoals AFS in nr. 64. van haar memorie van grieven doet, wordt die afgewezen.
3.11.2.
In artikel 9.7 van de tussen partijen geldende overeenkomst is bepaald dat na oplevering CK aan AFS een onderhoudscontract voor de koelinstallatie zal doen toekomen. Vast staat dat CK deze bepaling niet is nagekomen. AFS heeft niet inzichtelijk gemaakt welk causaal verband aanwezig is tussen het niet aanbieden van een servicecontract door CK aan AFS en winstderving van AFS. Immers het niet nakomen van de contractuele verplichting van CK om aan AFS een servicecontract aan te bieden, leidt op zich genomen niet tot winstderving voor AFS, maar enkel tot besparing van kosten die AFS aan CK verschuldigd zou zijn geweest voor het onderhoud.
3.11.3.
Voorts beroept AFS zich op toerekenbaar tekortkomen dan wel onrechtmatig handelen van CK, inhoudende dat CK achter de rug van AFS om rechtstreeks is gaan onderhandelen met de Veluwse banketbakker en dat CK de Veluwse banketbakker heeft aangezet om met haar, CK, een servicecontract te sluiten, hetgeen er inderdaad toe heeft geleid dat zo’n servicecontract is gesloten voor de door AFS geleverde installatie. Hierdoor is AFS buiten spel gezet. AFS verwijst in haar toelichting op deze grief nog naar haar stellingen in eerste aanleg. Daar heeft zij nog gesteld dat CK met de Veluwse banketbakker heeft kunnen contracteren omdat CK als leverancier bij het contract tussen AFS en de Veluwse banketbakker is betrokken en uit dien hoofde in contact is gekomen met de Veluwse banketbakker en dat CK van dit contact heeft geprofiteerd.
Ook in hoger beroep heeft AFS onvoldoende gesteld om oorzakelijk verband tussen voormeld verwijt en de door haar gestelde schade aan te kunnen nemen. Hiervoor is vereist de stelling van AFS, dat de Veluwse banketbakker met AFS een onderhoudscontract zou zijn aangegaan indien CK niet zo’n overeenkomst met de Veluwse banketbakker had gesloten. De stellingen van AFS dat afgezien van CK en zijzelf er geen derde in de race was voor het onderhoudscontract en dat er geen sprake was van ontevredenheid van de Veluwse banketbakker, zijn onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de Veluwse banketbakker met AFS een onderhoudscontract zou hebben gesloten. Hiervoor is van belang dat de Veluwse banketbakker zou hebben ingestemd met de offerte voor een onderhoudscontract van AFS dat zij als productie 7 bij conclusie van antwoord heeft overgelegd. AFS heeft echter niet gesteld dat de Veluwse banketbakker deze offerte zou hebben aanvaard indien er geen contract tussen CK en de Veluwse banketbakker zou zijn gesloten.
3.11.4.
Al het voorgaande leidt tot verwerping van deze grief.
Grief 4: factuur 1100575.
3.12.
AFS licht toe dat ten onrechte uit de correspondentie de conclusie is getrokken dat AFS opdracht tot meerwerk heeft gegeven. Uit die correspondentie is namelijk eveneens af te leiden dat AFS zich op het standpunt heeft gesteld dat er van een opdracht al sprake was omdat dat tot de oorspronkelijke opdracht behoorde.
CK betwist dit.
3.13.1.
In factuur 1100575 van 2 augustus 2011 is ter zake van het project Veluwse banketbakker vermeld: “meerwerk zoals besproken via mail tussen dhr [vertegenwoordiger CK 1] en Dhr [werknemer AFS 3] RVS condenswater opvangbakken voor de compressorunits totaal 1250.00”.
3.13.2.
[vertegenwoordiger CK 1] , verbonden aan CK, schrijft in een mail van 22 november 2010; 13.51 aan [werknemer AFS 3] , verbonden aan AFS, dat de meerprijs voor de lekbakken met afvoeraansluiting onder de vier stuks compressorframes bedraagt € 1.250,- exclusief BTW.
3.13.3.
In een mail van [werknemer AFS 3] van 22 november 2010, 4:35 PM aan [vertegenwoordiger CK 1] schrijft [werknemer AFS 3] “Aangezien ik 2 opdrachtgevers heb: -Meerprijs lekbakken voor vries/koelcel” en “-Meerprijs lekbakken voor torens Alvast bedankt!”.
3.13.4.
In een mail van [vertegenwoordiger CK 1] van 22 november 2010 21:02 aan [werknemer AFS 3] , deelt [vertegenwoordiger CK 1] mee dat de meerprijs voor de vries/koelcel € 450,- exclusief BTW is en dat de meerprijs voor de torens € 800,- exclusief BTW is.
3.13.5.
Op 1 december 2010 07:17 mailt [vertegenwoordiger CK 1] aan [werknemer AFS 3] : “De lekbakken wordt dit nu opdracht??”.
3.13.6.
[werknemer AFS 3] antwoordt hierop in zijn mail van 1 december 2010 7:34: “Lekbakken was al opdracht.”
3.13.7.
Uit laatstgenoemde mail diende CK te begrijpen dat AFS zich op het standpunt stelde dat de lekbakken al onderdeel van de opdracht uitmaakten en dat er dus geen sprake was van een aparte opdracht tot meerwerk. CK heeft op de mail van AFS van 1 december 2010 niet meer gereageerd. Gelet op het voorgaande heeft CK niet voldoende gesteld op grond waarvan tussen partijen wilsovereenstemming zou zijn bereikt, althans dat CK er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat AFS instemde met meerwerk.
De grief van AFS slaagt en leidt dus in zoverre tot vernietiging van het bestreden vonnis. Het door CK gevorderde bedrag van € 1.487,50 zal worden afgewezen.
Grief 5: factuur 100950.
3.14.
AFS heeft aangevoerd dat nu de werkzaamheden op regiebasis zijn uitgevoerd, het aan CK is om aan te tonen hoeveel uren zij gewerkt heeft en hoeveel en welk materiaal zij bij die werkzaamheden heeft gebruikt en dat die gewerkte uren en dat gebruikte materiaal redelijk en noodzakelijk waren. CK heeft dit niet gedaan.
CK heeft opgemerkt dat AFS een prijsindicatie heeft gegeven, dat daartegen niet is geprotesteerd, dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat in alle redelijkheid de vordering kon worden vastgesteld zoals de rechtbank heeft gedaan.
3.15.1.
In haar toelichting verwijst AFS naar stellingen in eerste aanleg. Daarin betwist AFS dat zij opdracht heeft gegeven tot het in rekening gebrachte meerwerk. Enkel door deze verwijzing maakt AFS niet duidelijk of zij bezwaar heeft tegen de verwerping door de rechtbank van het verweer van AFS dat geen opdracht tot meerwerk is gegeven en zo ja, welk bezwaar. Uit de memorie van antwoord volgt dat CK niet heeft begrepen dat AFS ook grieft tegen voormeld oordeel. Gelet op het voorgaande gaat het hof er vanuit dat AFS geen grief instelt tegen voornoemd oordeel. Ten overvloede overweegt het hof dat zij zich met dat oordeel van de rechtbank kan verenigen op de gronden zoals in dat vonnis onder 3.4.1. en 3.4.2. verwoord.
3.15.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de betreffende laswerkzaamheden zijn uitgevoerd. In een mail van 13 maart 2012 van [werknemer AFS 4] , verbonden aan AFS, wordt aan [vertegenwoordiger CK 2] , verbonden aan CK, bericht dat de werkzaamheden tevoren zijn ingeschat door [vertegenwoordiger CK 1] , medewerker van CK, dat CK achteraf komt met een factuur van 39,5 uur in plaats van één dag, dat AFS dit niet terecht vindt, dat AFS in het verleden vaker soortgelijke werkzaamheden heeft laten uitvoeren en dat die altijd beduidend sneller werden uitgevoerd. Gezien het voorgaande, wordt het verweer van AFS, dat CK dient aan te tonen dat zij werkzaamheden heeft verricht die nodig en redelijk waren, onvoldoende geacht voor zover het betreft één dag, derhalve acht uren aan laswerkzaamheden.
3.15.3.
De factuur van [X.] van 13 oktober 2010 vermeldt 39 uren laswerkzaamheden.
In een mail van [vertegenwoordiger CK 2] aan [werknemer AFS 4] van 7 maart 2012 wordt aangegeven dat navraag heeft geleerd dat de klus geen standaard klus was, dat de verdampers al waren ingebouwd en in een moeilijke hoek stonden met weinig ruimte, dat alles op maat gemaakt moest worden en dat het lassen met rvs een meer tijdrovende klus is dan lassen met koper.
Het voorgaande acht het hof een onvoldoende onderbouwing door CK van het aantal uren voor zover die acht uren te boven gaan en de noodzaak van de laswerkzaamheden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat een medewerker van CK de laswerkzaamheden heeft ingeschat op één dag. Nu daaromtrent niets anders is gesteld of gebleken neemt het hof aan dat die inschatting is gebeurd met kennis van de omstandigheden waarin het werk moest worden verricht en van de werkzaamheden die werden vereist.
3.15.4.
De in de facturen van [X.] en CK genoemde materialen zijn in het geheel niet gespecificeerd. Derhalve is de hierop betrekking hebbende vordering niet toewijsbaar.
3.15.5.
De grief slaagt voor zover meer dan acht uur aan laswerkzaamheden en materiaal is toegewezen. In zoverre zal het bestreden vonnis worden vernietigd en zal ter zake van deze factuur € 589,60 (8/39 x 2.874,30) worden toegewezen en zal de vordering voor het overige worden afgewezen.
Grief 7:ingangsdatum wettelijke handelsrente.
3.16.
AFS brengt naar voren dat over voormelde facturen ten onrechte de rente is toegewezen met ingang van veertien dagen na factuurdatum omdat zij geen opdracht heeft gegeven tot meerwerk en als er sprake zou zijn van meerwerk, omdat over de betalingstermijn geen afspraak is gemaakt tussen partijen. Volgens AFS is rente pas verschuldigd dertig dagen na ontvangst van de facturen, derhalve vanaf 10 december 2010 voor factuur 100950 en vanaf 2 september 2011 voor factuur 1100575.
CK betwist het voorgaande.
3.17.
Omtrent het meerwerk is hiervoor beslist en daarnaar wordt verwezen.
Aangezien niet door CK is gesteld dat tussen partijen een betalingstermijn van veertien dagen na factuurdatum is overeengekomen, slaagt, gelet op het bepaalde in artikel 6:119a lid 1 BW, deze grief. Gezien artikel 6:119a lid 2 aanhef en sub a BW wordt overeenkomstig het door AFS in deze grief gestelde, hetgeen overigens niet door CK is betwist, geoordeeld. In zoverre zal het bestreden vonnis worden vernietigd.
Grief 8: buitengerechtelijke kosten.
3.18.
AFS stelt zich op het standpunt dat de door CK verrichte werkzaamheden niet meer omvatten dan het versturen van een enkele standaardsommatie en het samenstellen van het dossier al dan niet tezamen met het inwinnen van eenvoudige inlichtingen. Deze werkzaamheden dienen onder de proceskostenvergoeding te worden geschaard.
CK heeft dit weersproken.
3.19.
CK heeft aangevoerd dat zij haar incasso-intermediair heeft ingeschakeld, dat deze een dossier heeft aangemaakt, informaties heeft vergaard, correspondentie heeft gevoerd en tot betaling heeft gesommeerd. Aangezien CK de buitengerechtelijke werkzaamheden niet verder dan voorgaand heeft aangeduid, heeft CK die kosten onvoldoende gespecificeerd en is de stelling van AFS, dat voormelde werkzaamheden onder de vergoeding van proceskosten vallen als bedoeld in artikel 6:96 lid 3 BW onvoldoende weersproken. Om voormelde reden zullen deze worden afgewezen.
Deze grief is derhalve terecht voorgedragen.
Grief 6: kennelijke verschrijving.
3.20.
Anders dan AFS in grief 6 stelt, is er geen sprake van een kennelijke verschrijving in de veroordeling van AFS tot betaling van € 12.993,14. Dit bedrag is namelijk een optelling van de door de rechtbank toewijsbaar geoordeelde hoofdsom van € 12.193,14 en de toegewezen buitengerechtelijke kosten van € 800,-.
Overigens heeft AFS geen belang meer bij deze grief, nu, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, een andere beslissing zal volgen.
Bewijsaanbiedingen.
3.21.
De bewijsaanbiedingen van partijen zijn, gezien hetgeen hierboven is overwogen ten aanzien van de grieven, niet ter zake dienend.
Slotsom.
3.22.
Het bestreden vonnis zal, voor zover in conventie gewezen, worden vernietigd. In hoofdsom zal € 8.994,41 worden toegewezen. Dit bedrag is als volgt tot stand gekomen: op de door de rechtbank vastgestelde hoofdsom van € 13.630,29 dienen € 1.487,50 en € 3.148,38 in mindering te worden gebracht. De eerste vermindering betreft de afwijzing van de vordering ter zake factuur 1100575. De tweede vermindering betreft de toewijsbaarheid van een bedrag van € 589,60 ter zake van factuur 100950. Aangezien het factuurbedrag € 3.737,98 beliep, dient € 3.148,38 (3.737,98 – 589,60) in mindering te worden gebracht op de hoofdsom (13.630,29 – 3.148,38).
3.23.
AFS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties worden veroordeeld.
In eerste aanleg beliep dit € 1.549,17.
In hoger beroep worden de salariskosten begroot op één punt voor de memorie van antwoord met toepassing van tarief V van € 2.632,- per punt. Dit tarief wordt toegepast vanwege de geldswaarde van de vordering van CK in appel (bekrachtiging van het bij bestreden vonnis toegewezen bedrag van € 12.993,14) en van de vordering van AFS. Wat die laatste vordering betreft heeft het hof de door AFS gevorderde schade begroot aan de hand van hetgeen AFS daarover heeft gesteld, zoals de gemiste opslag voor het servicecontract ad € 9.375,-, de reis- en verblijfkosten en werkzaamheden van € 21.853,84 en een korting van € 79.000,-.
De salariskosten belopen dus € 4.181,17 (1.549,17 + 2.632). Hierbij dienen de griffierechten van € 1.937,- te worden opgeteld, zodat de proceskosten komen op € 6.118,17.
Nakosten zullen worden toegewezen als gevorderd.
3.24.
AFS vordert terugbetaling van al hetgeen zij reeds ter voldoening aan het vonnis heeft voldaan. In geval van volledige betaling op grond van het bestreden vonnis, bestaat gelet op de veroordeling in hoger beroep de mogelijkheid dat AFS teveel heeft betaald. Nu AFS echter niet heeft aangegeven dat en hoeveel ze al aan CK heeft betaald ter uitvoering van het vonnis, wordt haar vordering afgewezen.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen;
en opnieuw rechtdoende;
veroordeelt AFS aan CK te betalen € 8.994,41, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 589,60 met ingang van 10 december 2010 en over € 8.404,81 vanaf
1 juni 2012, telkens tot de dag van betaling;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen;
veroordeelt AFS aan CK € 6.118,17 aan proceskosten te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit arrest tot de dag van betaling;
veroordeelt AFS aan CK te betalen € 131,-, te vermeerderen met € 68,- in geval van betekening van dit arrest, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit arrest tot de dag van betaling;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, O.G.H. Milar en M.J.H.A. Venner-Lijten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 september 2015.
griffier rolraadsheer