ECLI:NL:GHSHE:2015:3610

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 september 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
F 200.172.419_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek

In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2], die sinds 24 mei 2011 onder toezicht staan van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De vader van de kinderen, die in hoger beroep is gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Limburg van 20 mei 2015, verzoekt de verlenging van de ondertoezichtstelling te vernietigen. Hij stelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn, omdat er verbeteringen zijn in de situatie van de kinderen en de omgang met de vader goed verloopt. De GI daarentegen voert aan dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, onder andere vanwege zorgen over de emotie- en agressieregulatie van de vader en het gebrek aan stabiliteit in zijn leven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 augustus 2015 zijn zowel de vader als de GI gehoord, evenals de moeder, die zich positief uitlaat over de ondertoezichtstelling. Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking en de argumenten van beide partijen. Het hof overweegt dat de kinderen, die getuige zijn geweest van huiselijk geweld, nog steeds hulp nodig hebben en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de benodigde hulpverlening te coördineren en te waarborgen.

Uiteindelijk besluit het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het belang van de kinderen en de noodzaak van ondersteuning voor de moeder in het kader van de ondertoezichtstelling zwaarwegend zijn. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 17 september 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 17 september 2015
Zaaknummer : F 200.172.419/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/203924/JE RK 15-643+15-644
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.K. de Blieck-Willemsen,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te Roermond en mede kantoorhoudende te Sittard,
verweerster,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbende kan worden aangemerkt:
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 20 mei 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met daarbij gevoegd het procesdossier in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 30 juni 2015, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de hierna nader te noemen minderjarigen, alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 juli 2015, heeft de GI verweer gevoerd.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. De Blieck-Willemsen;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de stichting 1] en
mevrouw [vertegenwoordiger van de stichting 2] ;
- mr. G.M.M. van Tilborg, namens de moeder.
2.3.1.
De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 mei 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] ), op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ), op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] .
3.2.
[kind 1] en [kind 2] staan sinds 24 mei 2011 onder toezicht van de stichting.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd tot 24 november 2015.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - het volgende aan.
Onvoldoende is onderzocht of de gronden die tot de ondertoezichtstelling hebben geleid nog steeds aanwezig zijn. Eind 2012 heeft de vader uit eigen beweging de echtelijke woning verlaten. De (slechts) drie keer dat er omgang is geweest tussen de vader en de kinderen zijn, onder begeleiding van Anacare, goed verlopen. Er hebben geen incidenten meer plaatsgevonden. Met [kind 1] en [kind 2] gaat het goed, ook op school.
Er is ambulante hulp vanuit Xonar in het gezin; in maart 2015 is gestart met sociale netwerkstrategieën. Tevens wordt familienetwerkberaad ingezet. Door de langdurige verbeteringen en de inzet van een grote hoeveelheid aan (vrijwillige) hulp, is de huidige situatie bestendig genoeg om de ondertoezichtstelling te kunnen beëindigen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling heeft geen meerwaarde. Vanuit de GI is geen begeleiding c.q. hulpverlening gekomen voor [kind 1] en [kind 2] en de moeder heeft slechts sporadisch contact met de GI. De GI werkt de contacten van de vader met de kinderen tegen. Juist de inmenging van de gezinsvoogd geeft strubbelingen.
3.6.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - het volgende aan.
De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn nog steeds aanwezig. Begeleiding en hulpverlening zijn mede niet van de grond gekomen door tegenwerking van de vader. De vader is nog niet stabiel. Er bestaan zorgen over de emotie- en agressieregulatie van de vader. Weliswaar is er verbetering in die zin dat er geen fysieke agressie heeft plaatsgevonden richting de moeder en/of de kinderen, maar er is wel sprake geweest van dreigingen van de vader tegenover derden en van agressie in de eigen woning. De vader beschermt zichzelf en zijn omgeving door zich door de politie te laten ophalen als hij bang is dat hij zichzelf niet meer onder controle heeft. De tweede begeleide omgang van de vader met de kinderen d.d. 9 juli 2015 is eerder gestopt omdat de vader boosheid en frustratie ervoer vanwege afspraken die volgens hem niet kloppen. De vader blijkt niet in staat om de volledige 90 minuten met zijn kinderen positief en op hen gericht door te brengen. Momenteel is er geen behandeling voor de vader.
3.7.
Mr. Van Tilborg voert ter zitting namens de moeder het volgende aan.
De moeder staat thans positief ten aanzien van de ondertoezichtstelling vanwege de houding en het handelen van de vader tijdens de omgang met de kinderen en het feit dat de kinderen na het contact met de vader probleemgedrag - [kind 1] slaapt niet meer door en [kind 2] heeft weer woedeaanvallen - laten zien. Als werkende moeder van vier kinderen met problemen heeft zij het zwaar. Zij verzoekt de ondertoezichtstelling te handhaven en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.3.
Het hof is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW en overweegt daartoe het volgende. [kind 2] en [kind 1] zijn jonge kinderen, getraumatiseerd omdat zij jarenlang getuige zijn geweest van het huiselijk geweld van de vader. [kind 2] en [kind 1] laten in hun gedrag enorme angsten zien, evenals hun halfbroers [halfbroer 1] en [halfbroer 2] die eveneens deel uitmaken van het gezin van de moeder. Het is gebleken dat de hulpverlening om de kinderen te begeleiden bij de verwerking van hun trauma’s nog niet goed van de grond is gekomen. Het hof acht het van belang dat in het kader van de ondertoezichtstelling de noodzakelijk geachte hulpverlening voor de kinderen en de moeder wordt gecoördineerd en gewaarborgd.
Voorts acht het hof het van belang dat in het kader van de ondertoezichtstelling zicht wordt gehouden op de (gevolgen van) de uitkomst van de thans nog aanhangige gezag- en omgangsprocedure. Het hof neemt daarbij in overweging dat de moeder thans via haar advocaat ook duidelijk aangeeft behoefte te hebben aan ondersteuning in het kader van de ondertoezichtstelling, omdat zij is geschrokken van de houding en het handelen van de vader tijdens de omgang met de kinderen en de grote weerslag die deze omgang, naar haar ervaring, op de kinderen heeft.
3.8.4.
Nu de man ter terechtzitting van het hof is gehoord, is het door hem gedane bewijsaanbod ter zake gehonoreerd en behoeft dit derhalve geen verdere bespreking meer.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 20 mei 2015;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, H. van Winkel en J.U.M. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2015.