Het gaat in deze zaak om het volgende.
[appellant] is gehuwd geweest met de dochter van [geïntimeerden c.s.] (hierna: de dochter). Dat huwelijk is gesloten op 3 juli 1992; zij waren gehuwd op huwelijkse voorwaarden, onder meer inhoudende een uitsluiting van elke gemeenschap van goederen.
Tijdens het huwelijk hebben [appellant] en de dochter geld geleend van [geïntimeerden c.s.]
Op 4 april 2008 is door [geïntimeerden c.s.] als schuldeiser en [appellant] als schuldenaar een overeenkomst van geldlening getekend met onder meer de volgende inhoud:
De schuldenaar en de schuldeiser hebben een overeenkomst van geldlening gesloten op grond waarvan de schuldenaar wegens ter leen te ontvangen per 23 maart 2008 schuldig is aan schuldeiser een bedrag vantwintig duizend vijfhonderdveertig euro (€ 20.540,00), hierna ook aan te duiden als “de hoofdsom”, zulks onder onderstaande en eventueel nader overeen te komen
Bepalingen en bedingen
1. Schuldenaar verbindt zich, over het niet afgeloste gedeelte van de geldlening
een rente te betalen vanvijf procent (5%)per jaar, in jaarlijkse termijnen
bij achteraf betaling te voldoen, telkens op de laatste dag van ieder jaar.(…)
5. De hoofdsom of het restant daarvan zal steeds terstond en zonder
voorafgaande waarschuwing geheel opeisbaar zijn:
(…)
c. ingeval het huwelijk van de schuldenaar met mevrouw [de dochter]
, voornoemd, eindigt door ontbinding van dit huwelijk door
echtscheiding en bij scheiding van tafel en bed;
(...)
Op 31 maart 2009 is door [geïntimeerden c.s.] als schuldeisers enerzijds en [appellant] en de dochter als schuldenaren anderzijds een overeenkomst getekend met onder meer de volgende inhoud:
Schuldenaren zijn op 4 mei 1994 een leningsovereenkomst aangegaan met schuldeisers. De gelden zijn toen ook ingevolge de leningsovereenkomst ter beschikking gesteld. Uit dien hoofde hebben schuldenaren een schuld aan schuldeisers van in hoofdsom € 20.540,--..
Schuldenaren hebben ook nog gelden bijgeleend en zijn uit dien hoofde dus per heden aan schuldeisers verschuldigd (voormelde lening plus de bijgeleende gelden) totaal in hoofdsom € 22.450,--. Schuldeisers hebben geen enkele zekerheid voor terugbetalingen en partijen hebben daar overleg over gehad en zijn het navolgende overeengekomen.
(…)
1. Schuldenaren geven per heden aan schuldeisers in pand, en schuldeisers aanvaarden dat, de gehele bij hen aanwezige inventaris en de auto, partijen voldoende bekend, zulks als zekerheid voor de terugbetalingsverplichting van schuldenaren ingevolge voormelde leningen.
(…)
Het huwelijk tussen [appellant] en de dochter is op 22 april 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking d.d. 2 april 2010.
Voorafgaand aan de echtscheiding hebben [appellant] en de dochter (op 26 januari 2010) een echtscheidingsconvenant getekend, waarin (in artikel 3.2) is bepaald:
Partijen hebben gemeenschappelijk een schuld aan de ouders van de vrouw, ter hoogte van € 22.450,-, waarover zij 5% rente verschuldigd zijn. Partijen zijn gehouden ieder voor de helft zorg te dragen voor de aflossing van deze schuld en tot betaling van de daarbij komende renteverplichtingen. Zij zullen trachten deze schuld in overleg met de ouders van de vrouw te splitsen in twee gelijke delen.
[geïntimeerden c.s.] stellen zich op het standpunt dat een deel van de voormelde schuld door de dochter is voldaan en dat [appellant] het restant, groot € 10.540,- met rente aan hen moet betalen. Zij vorderen in de onderhavige procedure dat [appellant] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 12.572,13, zijnde het bedrag van voormelde hoofdsom van € 10.540,-, vermeerderd met rente tot en met oktober 2011. Zij hebben in eerste aanleg ook een bedrag aan incassokosten gevorderd.
De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de vordering van [geïntimeerden c.s.] toegewezen in die zin dat [appellant] is veroordeeld om aan [geïntimeerden c.s.] een bedrag te betalen van € 12.572,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.540,- vanaf 1 november 2011 tot de dag van betaling. De vordering inzake incassokosten is door de kantonrechter afgewezen. [appellant] is in de proceskosten veroordeeld.
[appellant] kan zich met het vonnis van de kantonrechter niet verenigen en heeft daartegen in hoger beroep drie grieven aangevoerd.
[geïntimeerden c.s.] hebben in incidenteel appel één grief aangevoerd.