ECLI:NL:GHSHE:2015:349

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
20-001770-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gewelddadige overval op caféhouder met diefstal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De verdachte, geboren in 1983 en verblijvende in PI Limburg Zuid, was eerder vrijgesproken van een woninginbraak, maar is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor de gewelddadige overval op de 84-jarige uitbater van een café in Genhout. De overval vond plaats op 25 november 2013, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer met geweld hebben overmeesterd en hem hebben vastgebonden. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar de officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een straf van drie jaar. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de eerdere veroordeling niet kon blijven staan. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal met geweld en heeft de strafmaat verhoogd naar vier jaar gevangenisstraf, met een voorwaardelijk deel. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de overval heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft spijt betuigd, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende was om een lichtere straf op te leggen.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, de caféhouder, toegewezen tot een bedrag van € 1.650,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. De verdachte is verplicht om dit bedrag te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook bepaald dat de in beslag genomen goederen, zoals sigaretten en mutsen, verbeurd verklaard worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 februari 2015.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001770-14
Uitspraak : 5 februari 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 juni 2014 in de strafzaak met parketnummer 03-700104-14 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
thans verblijvende in PI Limburg Zuid - Gev. De Geerhorst te Sittard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van een woninginbraak in vereniging (feit 2). De verdachte is ter zake van – kort gezegd – diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld (feit 1) veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft voorts beslist over de vordering van de benadeelde partij en het beslag.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij de akte partiële intrekking hoger beroep van 21 januari 2015 heeft de advocaat-generaal het hoger beroep ingetrokken, voor zover dat zag op de vrijspraak van het onder 2. ten laste gelegde. Het hoger beroep is derhalve beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal bevestigen met uitzondering van de straf en dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2013 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een hoeveelheid geld, een doos met horloges en een hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het slaan en/of op de grond duwen van genoemde [slachtoffer] en/of het middels een verwurging vasthouden van genoemde [slachtoffer] en/of het boven op genoemde [slachtoffer] gaan liggen en/of het tegen de grond slaan van het hoofd van genoemde [slachtoffer] en/of het omwikkelen met tape van genoemde [slachtoffer] en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer] roepen dat hij zijn mond moest houden en/of waar het geld was, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 november 2013 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, een doos met horloges en een hoeveelheid sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld heeft bestaan in het slaan en op de grond duwen van genoemde [slachtoffer] en het middels een verwurging vasthouden van genoemde [slachtoffer] en het boven op genoemde [slachtoffer] gaan liggen en het tegen de grond slaan van het hoofd van genoemde [slachtoffer] en het omwikkelen met tape van genoemde [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten in het holst van de nacht schuldig gemaakt aan een brutale, gewelddadige overval op de 84-jarige uitbater van een plaatselijk café in Genhout, gemeente Beek. De uitbater had het café gesloten, opgeruimd en wilde juist nog wat eten toen verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot het pand verschaften door een deur open te breken. De verdachte heeft het slachtoffer vervolgens hardhandig aangepakt; het slachtoffer is onder meer met een wurggreep in bedwang gehouden en met tape vastgebonden. Hij heeft letsel opgelopen, bestaande uit diverse schaafwonden, zwellingen en haematomen in het gezicht, een schaafwond op de rechterelleboog en een bloeduitstorting in zijn oorschelp en is zelfs even buiten bewustzijn geraakt. De overval heeft ongeveer twintig minuten geduurd en heeft, na doorzoeking van het café en de daarboven gelegen woning van het slachtoffer, geresulteerd in een buit van wat kasgeld, sigaretten en oude horloges.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof een gevangenisstraf van vijf jaar zal opleggen. De raadsman heeft betoogd dat met een gevangenisstraf van drie jaar zou moeten worden volstaan.
Naar het oordeel van het hof kan in de onderhavige zaak niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur. Het hof heeft daarbij gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voorts laat het hof de belangen van vergelding, generale en speciale preventie zwaar wegen.
De verdachte heeft zich laten leiden door geldgebrek (een dreigende uithuiszetting vanwege een huurachterstand van zijn huisgenoot). Het hof acht de keuze voor gewelddadige criminaliteit teneinde de eigen financiële problemen dan wel die van vrienden het hoofd te bieden ronduit onaanvaardbaar. Het hof hecht eraan te benadrukken dat dergelijke criminaliteit streng bestraft moet worden.
In dit concrete geval, hebben verdachte en zijn medeverdachten het kwetsbare slachtoffer fysieke en psychische schade toegebracht. Het is niet ondenkbaar dat het slachtoffer deze traumatische gebeurtenis nooit meer te boven komt. De verklaring van verdachte, inhoudende dat het niet de verwachting of bedoeling was dat de hoogbejaarde man iets zou merken van de diefstal, overtuigt niet. [medeverdachte 1], zelf woonachtig op korte afstand van het café, had zich vermomd met een bivakmuts om te voorkomen dat hij zou worden herkend, verdachte had een verband om zijn tatoeages gedaan om identificatie te voorkomen en voorts hadden de verdachte en zijn medeverdachten duct-tape en wapens meegenomen naar het café.
Ondanks het feit dat verdachte en zijn medeverdachten op enig moment het slachtoffer hebben zien zitten in de keuken, zijn zij doorgegaan op het door hen ingeslagen pad en hebben, zoals hiervoor reeds vermeld, geweld tegen het slachtoffer gebruikt. Bij het verlaten van het pand hebben de daders het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Geen van hen heeft (desnoods anoniem) een ambulance gebeld of zich direct bij de politie gemeld.
De verdachte heeft spijt betuigd en bezworen dat hij niet opnieuw de fout in zal gaan. Een en ander wordt echter overschaduwd door het gebrek aan openheid over de gang van zaken door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, onder meer over het meenemen van wapens en het toegepaste geweld. De vraag rijst in welk perspectief de spijtbetuiging en het minimaliseren van de eigen rol door verdachte moeten worden geplaatst.
Het hof acht in onderhavige kwestie gelet op al het vorenstaande, anders dan de advocaat-generaal en de verdediging, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren gepast en geboden. Of in deze kwestie nu sprake was van een diefstal met geweld in een woning dan wel in een bedrijf acht het hof daarbij niet relevant.
In hetgeen omtrent de persoon van de verdachte aan de orde is gekomen ziet het hof evenwel aanleiding een gedeelte van voornoemde gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Uit het rapport van de reclassering d.d. 31 maart 2014 blijkt dat het in het belang van de verdachte is dat hij hulp krijgt. Hoewel door de verdediging is aangevoerd dat deze hulp reeds op korte termijn kan aanvangen, hetgeen in het belang van de verdachte is, krijgt dat belang van verdachte, wat het hof betreft, eerst aandacht nadat hij na te melden onvoorwaardelijk deel van zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten. Het hof acht het geboden een dwingend kader te scheppen voor de noodzakelijk geachte behandelingen en trainingen, zoals verwoord door de reclassering. Een bijkomend doel van het voorwaardelijke strafdeel is dat de strafoplegging dienstbaar wordt gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
De in beslag genomen pakjes sigaretten zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze door middel van het bewezen verklaarde feit zijn verkregen.
De in beslag genomen mutsen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze tot het begaan van het ten laste gelegde waren bestemd.
Het hof heeft rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 14.779,94, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.650,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. In elk geval staat vast dat verdachte en zijn medeverdachten kasgeld hebben gestolen. Uit de stukken van de zaak en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof af dat dit ten minste € 150,00 moet zijn geweest. Dat er ook immateriële schade is geleden is in een zaak als de onderhavige evident. Een vergoeding van ten minste € 1.500,00 acht het hof toewijsbaar. Het hof zal ook de gevorderde wettelijke rente toekennen.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Van de materiële schadeposten ‘duivenklok’ en ‘pendule’ staat niet zonder meer vast dat die door verdachte en zijn medeverdachten zijn ontvreemd. Andere materiële kosten hangen hoofdzakelijk samen met een minor stroke die [slachtoffer] enkele dagen na de overval heeft gehad. Het causaal verband tussen de overval en de minor stroke laat zich niet eenvoudig door het hof beoordelen, nu een medische verklaring omtrent het causaal verband ontbreekt. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering desgewenst nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jaren
  • aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of
  • geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde verplicht is zich binnen vijf werkdagen na zijn invrijheidstelling te melden bij de reclassering van Mondriaan justitiële verslavingszorg en daarna zich aldaar blijft melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich dient te houden aan de aanwijzingen van en afspraken met de reclassering;
  • dat de veroordeelde deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cursus Cognitieve Vaardigheden en een Leefstijltraining, aangeboden door GI-RN respectievelijk GI-GGZ of soortgelijke instelling;
  • dat de veroordeelde medewerking verleent aan een intake bij de Forensische polikliniek van de Mondriaan zorggroep of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en dat - indien uit deze intake een behandelaanbod naar voren komt - de veroordeelde zich aan de aanwijzingen en afspraken houdt die hem in het kader van de behandeling gegeven worden;
  • dat de veroordeelde verplicht is om, op het moment dat de proeftijd start, in Exodus of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde verplicht is om zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen te bevinden bij Exodus, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij controle plaatsvindt door de inzet van elektronische controle;
dat het de veroordeelde verboden is drugs en/of alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit nodig acht, en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd: 1. pakjes sigaretten 2. twee mutsen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.650,00 (duizend zeshonderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 1.650,00 (duizend zeshonderdvijftig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. R.R. Everaars-Katerberg en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, griffier,
en op 5 februari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.P.M.F. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.